Klearchos wordt gevangen genomen · 5294 dagen geleden by Ad van den Ende
Boek 2, hoofdstuk 5
[5.24] ταῦτα εἰπὼν ἔδοξε τῷ Κλεάρχῳ ἀληθῆ λέγειν˙
Toen hij dat zei leek het Klearchos dat hij de waarheid sprak,
καὶ εἶπεν: —οὐκοῦν, ἔφη, οἵτινες
en hij zei: ‘Is het niet zo dat degenen,
τοιούτων ἡμῖν εἰς φιλίαν ὑπαρχόντων
terwijl er voor ons voor vriendschap zulke belangrijke redenen bestaan,
πειρῶνται διαβάλλοντες ποιῆσαι πολεμίους ἡμᾶς
die proberen door te lasteren ons tot vijanden te maken,
ἄξιοί εἰσι τὰ ἔσχατα παθεῖν;
waard zijn het allerergste te ondergaan?’
[5.25] —καὶ ἐγὼ μέν γε, ἔφη ὁ Τισσαφέρνης,
‘Ja zeker!’ zei Tissafernes,
εἰ βούλεσθέ μοι οἵ τε στρατηγοὶ καὶ οἱ λοχαγοὶ ἐλθεῖν,
‘als jullie, generaals en kapiteins, bij mij willen komen,
ἐν τῷ ἐμφανεῖ λέξω τοὺς πρὸς ἐμὲ λέγοντας
zal ik openlijk noemen degenen die tegen mij zeggen
ὡς σὺ ἐμοὶ ἐπιβουλεύεις καὶ τῇ σὺν ἐμοὶ στρατιᾷ.
dat jij het op mij gemunt hebt en op mijn leger.’
[5.26] —ἐγὼ δέ, ἔφη ὁ Κλέαρχος, ἄξω πάντας,
‘Ik zal allen meebrengen’, antwoordde Klearchos,
καὶ σοὶ αὖ δηλώσω
en ik zal u van mijn kant duidelijk maken
ὅθεν ἐγὼ περὶ σοῦ ἀκούω.
van wie ik (lastertaal) tegen u hoor.’
[5.27] ἐκ τούτων δὴ τῶν λόγων
Na deze woorden
ὁ Τισσαφέρνης φιλοφρονούμενος
verzocht Tissafernes hem, terwijl hij hem voorkomend behandelde,
τότε μὲν μένειν τε αὐτὸν ἐκέλευε
met aandrang om toen nog te blijven
καὶ σύνδειπνον ἐποιήσατο.
en hij maakte hem tot disgenoot.
τῇ δὲ ὑστεραίᾳ ὁ Κλέαρχος ἐλθὼν ἐπὶ τὸ στρατόπεδον
Toen Klearchos de volgende dag naar de legerplaats kwam
δῆλός τ᾽ ἦν πάνυ φιλικῶς οἰόμενος
was het duidelijk dat hij van mening was in een heel goed blaadje
διακεῖσθαι τῷ Τισσαφέρνει
te staan bij Tissafernes.
καὶ ἃ ἔλεγεν ἐκεῖνος ἀπήγγελλεν,
En wat die gezegd had deelde hij mee.
ἔφη τε χρῆναι ἰέναι παρὰ Τισσαφέρνην
Hij zei dat het nodig was dat zij zouden gaan naar Tissafernes
οὓς ἐκέλευεν,
die hij opgeroepen had,
καὶ οἳ ἂν ἐλεγχθῶσι διαβάλλοντες τῶν Ἑλλήνων,
en dat die Grieken waarvan bewezen zou worden dat zij lasterden
ὡς προδότας αὐτοὺς καὶ κακόνους τοῖς Ἕλλησιν ὄντας τιμωρηθῆναι.
als verraders en vijanden van de Grieken gestraft zouden worden.
[5.28] ὑπώπτευε δὲ εἶναι τὸν διαβάλλοντα Μένωνα,
Hij vermoedde dat Menoon de lasteraar was,
εἰδὼς αὐτὸν καὶ
wetend dat hij immers ook
συγγεγενημένον Τισσαφέρνει
een ontmoeting had gehad met Tissafernes,
μετ᾽ Ἀριαίου καὶ στασιάζοντα αὐτῷ
samen met Ariaos, en dat hij ruzie met hem zocht
καὶ ἐπιβουλεύοντα, ὅπως τὸ στράτευμα ἅπαν
en het er op aanlegde dat hij, het hele leger
πρὸς αὑτὸν λαβὼν φίλος ᾖ Τισσαφέρνει.
voor zich in nemend, bevriend zou worden met Tissafernes.
[5.29] τῶν δὲ στρατιωτῶν ἀντέλεγόν τινες αὐτῷ
Van de soldaten zeiden sommigen, protesterend, hem ten antwoord,
μὴ ἰέναι πάντας τοὺς λοχαγοὺς καὶ στρατηγοὺς
dat niet alle kapiteins en generaals moesten gaan,
μηδὲ πιστεύειν Τισσαφέρνει.
en dat men Tissafernes niet moest vertrouwen.
[5.30] ὁ δὲ Κλέαρχος ἰσχυρῶς κατέτεινεν,
Maar Klearchos hield stug vol,
ἔστε διεπράξατο πέντε μὲν στρατηγοὺς ἰέναι,
tot hij gedaan kreeg dat er vijf generaals zouden gaan,
εἴκοσι δὲ λοχαγούς˙
en twintig kapiteins.
[5.31] ἐπεὶ δὲ ἦσαν ἐπὶ θύραις ταῖς Τισσαφέρνους,
Toen ze waren bij de veldheerstent van Tissafernes
οἱ μὲν στρατηγοὶ παρεκλήθησαν εἴσω,
werden de generaals binnen geroepen,
Πρόξενος Βοιώτιος, Μένων Θετταλός,
Proxenos de Boeotiër, Menoon de Thessaliër,
Ἀγίας Ἀρκάς, Κλέαρχος Λάκων, Σωκράτης Ἀχαιός˙
Agias de Akadiër, Klearchos de Spartaan, Sokrates de Acheër,
οἱ δὲ λοχαγοὶ ἐπὶ ταῖς θύραις ἔμενον.
maar de kapiteins bleven bij de ingang.
[5.32] οὐ πολλῷ δὲ ὕστερον ἀπὸ τοῦ αὐτοῦ σημείου
Niet veel later, op hetzelfde teken,
οἵ τ ἔνδον ξυνελαμβάνοντο
werden die binnen waren gevangen genomen,
καὶ οἱ ἔξω κατεκόπησαν.
en die buiten waren werden neergehouwen.
μετὰ δὲ ταῦτα τῶν βαρβάρων τινὲς ἱππέων
Daarna reden enige ruiters van de Perzen
διὰ τοῦ πεδίου ἐλαύνοντες ᾧτινι ἐντυγχάνοιεν Ἕλληνι
door de vlakte en welke Griek ze ook maar tegen kwamen,
ἢ δούλῳ ἢ ἐλευθέρῳ πάντας ἔκτεινον.
of het een slaaf was of een vrij man, allen doodden ze.
[5.33] οἱ δὲ Ἕλληνες τήν τε ἱππασίαν ἐθαύμαζον
De Grieken verwonderden zich over die ruiterbewegingen,
ἐκ τοῦ στρατοπέδου ὁρῶντες
die ze vanuit de legerplaats zagen,
καὶ ὅ τι ἐποίουν ἠμφεγνόουν,
en ze wisten niet goed wat te doen,
πρὶν Νίκαρχος Ἀρκὰς ἧκε φεύγων
tot Nikarchos de Arkadiër aankwam, vluchtend,
τετρωμένος εἰς τὴν γαστέρα
gewond in zijn buik
καὶ τὰ ἔντερα ἐν ταῖς χερσὶν ἔχων,
en de ingewanden in zijn handen houdend,
καὶ εἶπε πάντα τὰ γεγενημένα.
en hij vertelde alles wat er gebeurd was.
‘Het gevolg is dat de Grieken te wapen lopen, omdat zij een aanval op hun kamp verwachten. Slechts driehonderd Perzen verschijnen echter; onder hen bevindt zich Ariaios, die meedeelt dat Klearchos ‘verraad’ heeft gepleegd, waarna hij de eis van het uitleveren der wapens herhaalt. Nadat Kleanor, de oudste der aanwezige strategen, deze eis minachtend van de hand heeft gewezen, vraagt Xenophon, die het onderhoud bijwoont, waarom Proxenos en Menoon dan niet terugkeren. Zonder hierop te antwoorden gaan de barbaren heen.’ (Ten Veldhuys)