Go to content Go to navigation Go to search

Consoles langs de Oudegracht, oneven nummers · 6489 dagen geleden by Ad van den Ende

Het Wapen van Zoudenbalch en Lockhorst-Groeneveld. Oudegracht 99
Groeneveld

Koning David. Oudegracht 105
Bürgi
Aan de Oudegracht 122 stond vroeger het huis dat ‘De koning David’ heette. David wordt hier afgebeeld terwijl hij voor Bathséba, de vrouw van de Hethiet Uria op de harp speelt. Hij heeft haar verleid en Uria op zo’n plaats laten opstellen dat hij wel moest omkomen in de strijd. Geen wonder dat David de toeschouwer niet recht in de ogen kijkt. Ook Bathséba kijkt niet echt vrolijk.

Ridder Frese. Oudegracht 107
Bürgi

Cleyn Vreesenberch. Oudegracht 111
Bürgi
Tussen de Bakkerstraat en de Drieharingstraat verheffen zich de gevels van de huizen ‘Fresenborch’ en ‘Klein Fresenborch’. ‘Fresenborch’ is een van de oudste versterkte huizen van Utrecht; het is een symbool van de macht van de familie Frese. Lambrecht Frese was mogelijk de stichter van het huis.
Het huis wordt gedragen door twee zeemeerminnen. Een van hen kijkt in een spiegel; ze vindt zichzelf zo mooi dat ze niemand naast zich duldt. Ook Lambrecht Frese duldde niemand naast zich, zeker zijn rivaal Jacob van Lichtenberch niet. De ruzie liep, in het begin van de 14e eeuw, zo hoog op dat de een werd verbannen en de ander terechtgesteld.

Het Wapen van George III. Oudegracht 113
Bürgi

Het Paradijs. Oudegracht 119
Bürgi
Joost van den Vondel noemde Utrecht een ‘paradijs van weelde’. Adam en Eva worden hier voorgesteld op het ogenblik dat de weelde van het paradijs hun begint te ontglippen. Eva staat toe dat de duivelse slang zich om haar arm windt en de fatale appel aantrekkelijk voorstelt. Zij en Adam kijken er niet vrolijk bij; voelen zij al aan wat er gaat gebeuren?

Groot Blanckenburch. Oudegracht 121
Bürgi
In de huizen Groot en Klein Blankenburch, ten zuiden van de Drieharingsteeg, woonden mensen die nogal eens met elkaar overhoop lagen. Een van de heren heeft in de achtergevel van zijn huis een raam laten aanbrengen, waardoor hij in de tuin van zijn buurman kan kijken. Deze dient daarover een protest in, dat uiteindelijk zelfs bij de graaf van Holland terecht komt.

De Deegtrapper. Oudegracht 137
Groeneveld
Bij de ‘Bakkerbrug’. Mogelijk woonde hier ooit een ‘warme bakker’.
De beeldhouwer heeft een oud alledaags tafereel met veel gevoel voor sfeer uitgebeeld. Links houdt de deegtrapper zich in evenwicht met behulp van ringen. Rechts schuift de bakker deeg in de oven.

De Maagdenroof. Oudegracht 139
Esenkbrink
Een Spaanse officier werd verliefd op een mooie bakkersdochter. Hij ontvoerde haar en hield haar een jaar lang, in het geheim, gevangen in de keldergewelven van ford Vredenburg. Zij wist hem al die tijd te weerstaan. Dan hoort een soldaat haar; hij laat een touw in de kelder zakken om haar te bevrijden. Op dat moment grijpt haar ontvoerder haar vast, en samen verdwijnen ze in een waterput. Iedere avond hoorden de bakker en zijn vrouw haar hulpgeroep. Kwamen ze bij de put op het St. Catharijneveld dan werd alles weer stil. Aldus de legende.

Heks op bezem. Oudegracht 151
Groeneveld
Dit steenreliëf is te vinden bij de noordwesthoek van de Bezembrug. De heks vliegt op haar bezemsteel door de lucht. Ook hier is zij voorgesteld als een lelijke vrouw, op weg om problemen te gaan veroorzaken. De maan kijkt toe.

Het land van belofte. Oudegracht 175
Bürgi

De Climmende Bock. Oudegracht 179
Bürgi

De Basilisk. Oudegracht 211
Groeneveld
De basilisk was een monster uit de onderwereld dat dood en ander onheil bracht.
Het monster is een haan met de snavel van een arend, de tong van een slang, de vleugels van een draak en de staart van een eekhoorn. Ieder die hem in de ogen keek verbrandde, zo fel keek hij. Een dappere jongen drong, geblinddoekt, zijn hol binnen, met een plankje. Toen het monster op hem afkwam draaide hij het plankje om; daarop zat een spiegel. In deze spiegel zag het monster recht in zijn vurige ogen, met als gevolg dat hij zelf verbrandde. Dit verhaal doet sterk denken aan de Medusa-mythe!

De Swaan. Oudegracht 225
Roverso

De Man met de Raven. Oudegracht 227
Bürgi
De beeldhouwer Bürgi komt uit Zwitserland. Hij had de opdracht een reliëf te maken voor een huis met de naam ‘De Man’, met daaronder aan de werf een kroegje dat ‘De Raaf’ heette.
Bürgi kende de sage van de monnik en de raven. In de negende eeuw woonde in het Finsterwald bij Einsiedeln een jonge monnik, Meinrad. Na daar 18 jaar als kluizenaar geleefd te hebben werd hij door twee rovers vermoord. Zij dachten dat hij in het bezit was van een grote familieschat. Dat bleek niet waar te zijn. Teleurgesteld trokken zij op Zürich aan. Zij werden echter achtervolgd door twee raven, die bij de kluizenaar hoorden. De man probeert de raven af te weren. De omwonenden wisten dat de raven bij de monnik hoorden, en begrepen dat de rovers de monnik gedood hadden. Zij grepen de rovers, en lieten hen terechtstellen.

De Witte Roos. Oudegracht 243
Bürgi

Het Weeshuis Oudegracht 249
Bürgi
Aan de tafel zitten links de jongens, rechts de meisjes. Een van hen wordt gevoerd, de anderen wachten braaf hun beurt af.
De voedseluitdeling vindt plaats onder het teken van het geloof (het kruis, links) en van het gezag (de roede, rechts).

De Witte Lelie Oudegracht 251
Esenbrink

De Snoek Oudegracht 263
Reinhard

Paus Adriaan Oudegracht 265
Groeneveld

De Kikker Oudegracht 267
Reinhard
De steenhouwer, Paulus Reinhard, hield er van om dieren uit te beelden. Bij de school aan de Lanslaan staat een forse stenen kikker van hem. Hij heeft ook in een console een snoek uitgebeeld. Het lijkt of hij er tegen protesteert dat snoek en kikker zich in de Utrechtse wateren niet meer thuis voelen.

De Eykel Oudegracht 273
Bürgi

De Gulde Bijl. Oudegracht 275
Bürgi

Het Rooster (St. Laurens) Oudegracht 279
Bürgi

De Kleine Waag Oudegracht 281
Bürgi

In de Burcht Oudegracht

Het Schuytgen Oudegracht 297
Bürgi

Leeuwenbergh Oudegracht 303
Bürgi

St. Eloy Oudegracht 309
Groendeveld
Eligius werkte bij een smid die zichzelf zo goed vond dat hij boven de ingang van zijn smederij het bord had laten plaatsen: ‘Meester boven de Meesters’. Op een dag komt iemand zijn paard laten beslaan, maar dit is zo wild dat niemand er raad mee weet. Dan komt Eligius er bij, snijdt het been er af, beslaat dat, en bevestigt het been dan weer aan de romp. Er is niets van een wond te zien.
De smid is jaloers op Eligius, en ontslaat hem. Wanneer er weer een wild paard bij hem gebracht wordt denkt hij het kunststukje van Eligius te kennen herhalen. Maar wanneer hij een been van het paard afsnijdt begint dat geweldig te bloeden. Niets helpt, tot Egidius komt. Hij zegt het been te kunnen genezen als de smid zijn bord ‘Meester boven de Meesters’ weghaalt. Als deze dat doet geneest Eligius het been van het paard.
Sint Eligius was de patroonheidlige van de smeden.

De Hoop Oudegracht 313
Bürgi

De drie Regenbogen Oudegracht 317
Bürgi
Noach heeft een duif uitgezonden. De duif keert terug, omdat de hele aarde nog met water bedekt is. Zeven dagen later laat hij de duif opnieuw uitvliegen; dan komt ze met een olijftak terug: het water is gezakt.

Job Oudegracht 327
Bürgi

Wie de schoen past…. Oudegracht 331
Bürgi

De Ster Oudegracht 333
Esenbrink

Sint Maarten Oudegracht 343
Bürgi
De Romeinse soldaat Martinus ontmoette eens, zo vertelt de legende, een kreupele en naakte bedelaar. In plaats van hem een aalmoes te geven sneedt Martinus zijn mantel in twee stukken, en gaf een van de stukken aan de bedelaar.
Martinus werd bisschop van de Franse stad Tours. Hij werd de grote beschermheilige van Frankrijk. Tot 1528 was Sint Maarten te zien in de stadsbanier van Utrecht. Op veel plaatsen in Nederland werden kerken aan hem gewijd. In de vaderlandse folklore kreeg hij een belangrijke plaats.

De Oude Keyser Oudegracht 351
Bürgi
De keizer is dodelijk vermoeid. Zijn ‘sterke arm’ symboliseert de macht die hij vroeger had. Zijn scepter gaat half schuil achter de luit van de dood; de kroon imponeert niet meer. De ogen van de keizer zijn gesloten: hij is bereid zich over te geven.

De Wintmolen Oudegracht 355
Bürgi

De Doodkist, De drie Zeissen, De Benaauwde Wereld
Oudegracht 357
Bürgi
‘De dood waart rond, zoekend wie hij kan verslinden.’ De stervende richt zich nog één keer in zijn lijkwade op, als in een machteloos gebaar.

Terug