Go to content Go to navigation Go to search

Anabasis boek 2 · 5095 dagen geleden by Ad van den Ende

Anabasis, boek II, hoofdstuk I

Boek II
Hoofdstuk I
‘De νοlgende dαg bereikt het bericht ναn Kyros’ dοοd en de νlucht ναn Ariaeus het griekse kamp. Klearchos stuuτt Cheirisophos en Meno nααr Ariaeus, wiens νerblijfplααts bekend is, οm hem te winnen αls kαndίdααt νοοr het Perzische kοningschαp, op grond ναn de behααlde overwinning. Intussen zien de Grieken zich gedwongen om hun eigen runderen te brαden op een νuur, dαt met de pijlen der νele overlopers wordt gestοοkt.’ (Ten Veldhuys)

[1.7] καὶ ἤδη τε ἦν περὶ πλήθουσαν ἀγορὰν
En het was reeds rond (de tijd dat) de markt vol was
καὶ ἔρχονται παρὰ βασιλέως καὶ Τισσαφέρνους κήρυκες
en er komen gezanten van de koning en Tissafernes,
οἱ μὲν ἄλλοι βάρβαροι,
de anderen waren Perzen,
ἦν δ᾽ αὐτῶν Φαλῖνος εἷς Ἕλλην,
onder hen was er één Griek, Falinos,
ὃς ἐτύγχανε παρὰ Τισσαφέρνει ὢν
die toevallig bij Tissafernes was
καὶ ἐντίμως ἔχων:
en in hoog aanzien stond;
καὶ γὰρ προσεποιεῖτο
want hij deed het voorkomen
ἐπιστήμων εἶναι
op de hoogte te zijn
τῶν ἀμφὶ τάξεις
van alles rond slagordes
τε καὶ ὁπλομαχίαν.
en het strijden in wapenrusting.

[1.8] οὗτοι δὲ προσελθόντες
Toen zij dichterbij waren gekomen
καὶ καλέσαντες τοὺς τῶν Ἑλλήνων ἄρχοντας
en de aanvoerders van de Grieken geroeopen hadden
λέγουσιν ὅτι βασιλεὺς κελεύει τοὺς Ἕλληνας,
zeiden ze dat de koning de Grieken beval
ἐπεὶ νικῶν τυγχάνει
omdat hij nu eenmaal gewonnen had
καὶ Κῦρον ἀπέκτονε,
en Kyros gedood had,
παραδόντας τὰ ὅπλα
de wapens in te leveren,
ἰόντας ἐπὶ βασιλέως θύρας
naar het hoofdkwartier van de koning te gaan
εὑρίσκεσθαι
om uit te vinden
ἄν τι δύνωνται ἀγαθόν.
of ze iets goeds konden bereiken.

[1.9] ταῦτα μὲν εἶπον οἱ βασιλέως κήρυκες:
Dat zeiden de gezanten van de koning;
οἱ δὲ Ἕλληνες βαρέως μὲν ἤκουσαν,
de Grieken hoorden het met verontwaardiging;
ὅμως δὲ Κλέαρχος τοσοῦτον εἶπεν,
toch zei Klearchos slechts het volgende:
ὅτι οὐ τῶν νικώντων εἴη
dat het niet aan overwinnaars was
τὰ ὅπλα παραδιδόναι:
om de wapens in te leveren.

[1.20]παρ᾽ ἡμῶν δὲ ἀπάγγελλε τάδε,
Neem van ons dit antwoord mee,
ὅτι ἡμεῖς οἰόμεθα,
dat wij van mening zijn dat,
εἰ μὲν δέοι
als het er op aankomt
βασιλεῖ φίλους εἶναι,
met de koning bevriend te zijn
πλείονος ἂν ἄξιοι εἶναι
het zinvoller is
φίλοι ἔχοντες τὰ ὅπλα
als vrienden de wapens te hebben
ἢ παραδόντες ἄλλῳ,
dan ze aan een ander af te geven;
εἰ δὲ δέοι πολεμεῖν,
en als we vijanden moeten zijn
ἄμεινον ἂν πολεμεῖν
dat het dan beter is te vechten
ἔχοντες τὰ ὅπλα
met behoud van de wapens
ἢ ἄλλῳ παραδόντες.
dan ze aan een ander te geven.

[1.21] ὁ δὲ Φαλῖνος εἶπε:
Falinos antwoordde:
—ταῦτα μὲν δὴ ἀπαγγελοῦμεν:
‘Dat zullen wij berichten;
ἀλλὰ καὶ τάδε ὑμῖν εἰπεῖν ἐκέλευσε βασιλεύς,
Maar ook dit beval de koning u te zeggen,
ὅτι μένουσι μὲν ὑμῖν αὐτοῦ,
dat wanneer u hier blijft
σπονδαὶ εἴησαν
er een wapenstilstand met u zal zijn;
προϊοῦσι
maar wanneer u vooruit
δὲ καὶ ἀπιοῦσι πόλεμος.
of achteruit marcheert: oorlog.
εἴπατε οὖν καὶ περὶ τούτου
Zeg dus daarover
πότερα μενεῖτε καὶ σπονδαί εἰσιν
of u blijft en er wapenstilstand zal zijn,
ἢ ὡς πολέμου ὄντος
of dat ik er van uit dien te gaan dat er oorlog is
παρ᾽ ὑμῶν ἀπαγγελῶ.
en dat namens u moet meedelen.

[1.22] Κλέαρχος δ ἔλεξεν:
Klearchos zei:
—ἀπάγγελλε τοίνυν καὶ περὶ τούτου
‘Rapporteert u ook daar maar over
ὅτι καὶ ἡμῖν ταὐτὰ δοκεῖ
dat wij daarover precies zo denken
ἅπερ καὶ βασιλεῖ.
als de koning.’

- τί οὖν ταῦτά ἐστιν; ἔφη ὁ Φαλῖνος.
‘Wat betekent dat dus?’ vroeg Falinos.
ἀπεκρίνατο Κλέαρχος:
Klearchos antwoordde:
—ἢν μὲν μένωμεν, σπονδαί,
Áls we blijven, een wapenstilstand,
ἀπιοῦσι δὲ καὶ προϊοῦσι πόλεμος.
als we voor- of achteruit gaan: oorlog.’

[1.23] ὁ δὲ πάλιν ἠρώτησε:
Hij vroeg opnieuw:
—σπονδὰς
‘Zal ik dus een wapenstilstand
ἢ πόλεμον ἀπαγγελῶ;
of een oorlog berichten?’

Κλέαρχος δὲ ταὐτὰ πάλιν ἀπεκρίνατο:
Maar Klearchos antwoordde hetzelfde opnieuw:
—σπονδαὶ μὲν μένουσιν,
‘Een wapenstilstand voor ons als we blijven,
ἀπιοῦσι
voor ons als we voor-
δὲ καὶ προϊοῦσι πόλεμος.
of achteruutgaan: oorlog.’
ὅ τι δὲ ποιήσοι
Maar wat hij doen zou
οὐ διεσήμηνε.
gaf hij niet duidelijk te kennen.

Hoofdstuk II
‘Het leger ααnνααrdt stilzwijgend de leiding van Klearchos. Αls de νerbinding met Αriαeus tot stαnd is gekοmen, zweren de beide pαrtijen elkααr trοuw. Men is het er over eens, dαt het trekken door een streek, wααr ονerνlοed van leνensmiddelen is, en het νermijden ναn de kοning de grοndslαg mοeten νοrmen νοοr de te νοlgen route. Να een grοte bοcht door west nααr nοοrd-οοst te hebben gemααkt krijgen ze echter bijnα weer contact met de νijαnd; de trοepen van Kyros gααn in οp een ααnbοd tot οnderhαndelingen met αfgezαnten van de kοning, die νerklαren, hun νοedselgebieden te zullen wijzen, mits ze een wαpenstilstαndsνerdrαg ααnνααrden. Dit geschiedt en de gezαnten gααn hun νοοr. Men bereikt weldrα kαnαlen, die νοοr de tijd van het jααr rijkelijk νοl zijn, zοdαt de Grieken twijfelen, οf die wel νοοr beνlοeiing dienen. De ονertοcht νindt plααts met behulp van een sοοrt pοntοns, uit pαlmhοut νerνααrdigd.’ (Ten Veldhuys)

Boek 2, hoofdstuk 3

[3.14] πορευόμενοι δὲ ἀφίκοντο εἰς κώμας
Terwijl ze voorttrokken kwamen ze in dorpen
ὅθεν ἀπέδειξαν οἱ ἡγεμόνες
vanwaar gidsen hen wezen
λαμβάνειν τὰ ἐπιτήδεια.
de levensmiddelen te nemen.
ἐνῆν δὲ σῖτος πολὺς καὶ οἶνος φοινίκων
Er was veel graan en palmwijn
καὶ ὄξος ἑψητὸν ἀπὸ τῶν αὐτῶν.
en wijnazijn, bereid uit dezelfde (palmen).

[3.15] αὐταὶ δὲ αἱ βάλανοι τῶν φοινίκων
Die dadels van de palmen
οἵας μὲν ἐν τοῖς Ἕλλησιν ἔστιν ἰδεῖν
die er zoals die in Griekenland uitzien
τοῖς οἰκέταις ἀπέκειντο,
worden voor de ondergeschikten opzij gelegd,
αἱ δὲ τοῖς δεσπόταις
maar die welke voor de voorname heren
ἀποκείμεναι ἦσαν ἀπόλεκτοι,
opzij werden gelegd waren uitgezocht,
θαυμάσιαι τοῦ κάλλους καὶ μεγέθους,
bewonderenswaardig in schoonheid en grootte,
ἡ δὲ ὄψις ἠλέκτρου οὐδὲν διέφερεν:
hun aanblik verschilde in niets van barnsteen.

τὰς δέ τινας ξηραίνοντες
Sommigen droogden ze
τραγήματα ἀπετίθεσαν.
en legden ze opzij als lekkernijen.
καὶ ἦν καὶ παρὰ πότον,
En er was ook een drank van,
ἡδὺ μέν κεφαλαλγὲς δέ.
wel lekker, maar ook hoofdpijn verwekkend.

[3.16] ἐνταῦθα καὶ
Daar aten de soldaten ook
τὸν ἐγκέφαλον τοῦ φοίνικος
de merg van de palmboom
πρῶτον ἔφαγον οἱ στρατιῶται,
voor het eerst,
καὶ οἱ πολλοὶ ἐθαύμασαν
en velen van hen verbaasden zich
τό τε εἶδος καὶ τὴν ἰδιότητα τῆς ἡδονῆς.
over het uiterlijk en het bijzondere van de smaak.
ἦν δὲ σφόδρα καὶ τοῦτο κεφαλαλγές.
Maar ook dat was zeer hoofdpijnverwekkend.

ὁ δὲ φοῖνιξ ὅθεν ἐξαιρεθείη ὁ ἐγκέφαλος
De palmboom, waaruit het merg getrokken werd,
ὅλος ήξὐαίνετο.
verdorde geheel.

[3.17] ἐνταῦθα ἔμειναν ἡμέρας τρεῖς:
Daar bleven ze drie dagen;
καὶ παρὰ μεγάλου βασιλέως ἧκε Τισσαφέρνης
En van de kant van de grote koning kwam(en) Tissafernes
καὶ ὁ τῆς βασιλέως γυναικὸς ἀδελφὸς
en de broer van de vrouw van de koning
καὶ ἄλλοι Πέρσαι τρεῖς:
en drie andere Perzen;
δοῦλοι δὲ πολλοὶ εἵποντο.
veel slaven volgden hen.

ἐπεὶ δὲ ἀπήντησαν αὐτοῖς
Toen ze hen ontmoetten,
οἱ τῶν Ἑλλήνων στρατηγοί,
de aanvoerders van de Grieken,
ἔλεγε πρῶτος Τισσαφέρνης
sprak als eerste Tissafernes
δι᾽ ἑρμηνέως τοιάδε.
door middel van een tolk het volgende.

[3.18] —ἐγώ, ὦ ἄνδρες Ἕλληνες,
‘Ik, mannen Hellenen,
γείτων οἰκῶ τῇ Ἑλλάδι,
woon als nabuur van Hellas,
καὶ ἐπεὶ ὑμᾶς εἶδον
en omdat ik zag dat u
εἰς πολλὰ καὶ ἀμήχανα πεπτωκότας,
in vele onoplosbare situaties geraakte
εὕρημα ἐποιησάμην
beschouwde ik het als een groot geluk
εἴ πως δυναίμην
als het mij zou lukken
παρὰ βασιλέως αἰτήσασθαι
van de koning te vragen
δοῦναι ἐμοὶ
het aan mij te geven
ἀποσῶσαι ὑμᾶς εἰς τὴν Ἑλλάδα.
u behouden terug te brengen naar Hellas.

καὶ περὶ μὲν τούτων ὑπέσχετό μοι
En over die dingen beloofde hij mij
βουλεύσεσθαι:
zich te beraden.
[3.20] ἐρέσθαι δέ με ὑμᾶς ἐκέλευεν
Hij beval me ook u te vragen
ἐλθόντα τίνος ἕνεκεν
waarom u kwam naar hem
ἐστρατεύσατε ἐπ αὐτόν.
en tegen hem te velde trok.
καὶ συμβουλεύω ὑμῖν
En ik raad u aan
μετρίως ἀποκρίνασθαι,
op gematigde toon te antwoorden,
ἵνα μοι εὐπρακτότερον ᾖ
opdat ik meer kans van slagen heb
ἐάν τι δύνωμαι ἀγαθὸν ὑμῖν
zo mogelijk iets goeds voor u
παρ᾽ αὐτοῦ διαπράξασθαι.
bij hem te bereiken.’

[3.21] πρὸς ταῦτα μεταστάντες οἱ Ἕλληνες
Daarop verwijderden de Grieken zich
ἐβουλεύοντο: καὶ ἀπεκρίναντο,
en beraadslaagden ze; en ze gaven dit antwoord:
Κλέαρχος δ ἔλεγεν:
Klearchos zei:
—ἡμεῖς οὔτε συνήλθομεν
‘Wij kwamen niet bij elkaar
ὡς βασιλεῖ πολεμήσοντες
om de koning te beoorlogen,
οὔτε ἐπορευόμεθα ἐπὶ βασιλέα,
en wij trokken ook niet op tegen de koning,
ἀλλὰ πολλὰς προφάσεις Κῦρος ηὕρισκεν,
maar veel voorwendsels vond Kyros
ὡς καὶ σὺ εὖ οἶσθα,
zoals ook u goed weet,
ἵνα ὑμᾶς τε ἀπαρασκεύους λάβοι
om u onvoorbereid te overvallen
καὶ ἡμᾶς ἐνθάδε ἀγάγοι.
en ons hierheen te brengen.

[3.22] ἐπεὶ μέντοι ἤδη αὐτὸν ἑωρῶμεν
Toen wij hem echter eenmaal
ἐν δεινῷ ὄντα,
in gevaar zagen
ᾐσχύνθημεν καὶ θεοὺς
schaamden wij ons tegenover de goden
καὶ ἀνθρώπους προδοῦναι αὐτόν,
én de mensen hem te verraden
ἐν τῷ πρόσθεν χρόνῳ παρέχοντες
(die wij) in het verleden gelegenheid gaven
ἡμᾶς αὐτοὺς εὖ ποιεῖν.
ons goed te behandelen.

[3.23] ἐπεὶ δὲ Κῦρος τέθνηκεν,
Maar nu Kyros eenmaal gestorven is
οὔτε βασιλεῖ ἀντιποιούμεθα τῆς ἀρχῆς
betwisten wij de koning zijn heerschappij niet,
οὔτ᾽ ἔστιν ὅτου ἕνεκα βουλοίμεθα
en is er geen reden waarom wij van plan zijn
ἂν τὴν βασιλέως χώραν κακῶς ποιεῖν,
het land van de koning kwaad te doen,
οὐδ᾽ αὐτὸν ἀποκτεῖναι ἂν ἐθέλοιμεν,
noch zouden wij hem willen doden;
πορευοίμεθα δ᾽ ἂν οἴκαδε,
wij zouden naar huis willen trekken,
εἴ τις ἡμᾶς μὴ λυποίη:
als iemand ons niet hindert.

ἀδικοῦντα μέντοι
Wie ons echter onrecht aandoet,
πειρασόμεθα
hem zullen wij proberen
σὺν τοῖς θεοῖς ἀμύνασθαι:
met de hulp van de goden af te weren;
ἐὰν μέντοι τις ἡμᾶς καὶ εὖ ποιῶν ὑπάρχῃ,
wanneer echter iemand begint ons goed te doen,
καὶ τούτου
dan zullen ook wij voor hem,
εἴς γε δύναμιν
voor zover het in ons vermogen ligt,
οὐχ ἡττησόμεθα εὖ ποιοῦντες.
niet onderdoen in het goed doen.’

[3.24] ὁ μὲν οὕτως εἶπεν:
Zo sprak hij.
ἀκούσας δὲ ὁ Τισσαφέρνης,
Toen Tissafernes dit gehoord had, zei hij:
—ταῦτα, ἔφη, ἐγὼ ἀπαγγελῶ βασιλεῖ
‘Dat zal ik aan de koning berichten,
καὶ ὑμῖν πάλιν τὰ παρ᾽ ἐκείνου:
en aan u zal ik weer het antwoord van hem (berichten).
μέχρι δ᾽ ἂν ἐγὼ ἥκω
tot ik terugkom
αἱ σπονδαὶ μενόντων:
(geldt) de wapenstilstand voor degenen die blijven.
ἀγορὰν δὲ ἡμεῖς παρέξομεν.
wij zullen gelegenheid geven om levensmiddelen te kopen.’

[3.25] καὶ εἰς μὲν τὴν ὑστεραίαν οὐχ ἧκεν:
En de volgende dag kwam hij niet,
ὥσθ᾽ οἱ Ἕλληνες ἐφρόντιζον:
zodat de Grieken zich zorgen gingen maken.
τῇ δὲ τρίτῃ ἥκων ἔλεγεν
Toen hij de derde dag kwam, zei hij
ὅτι διαπεπραγμένος ἥκοι
dat hij kwam nu hij gedaan had gekregen
παρὰ βασιλέως δοθῆναι αὐτῷ
van de koning dat hem gegeven werd
σωζειν τοὺς Ἕλληνας,
de Hellenen te redden,
καίπερ πάνυ πολλῶν ἀντιλεγόντων
ook al brachten zeer velen er tegen in
ὡς οὐκ ἄξιον εἴη βασιλεῖ
dat het onwaardig was voor een koning
ἀφεῖναι
hen te laten gaan
τοὺς ἐφ᾽ ἑαυτὸν στρατευσαμένους.
die tegen hem te velde waren getrokken.

[3.26] τέλος δὲ εἶπε:
Tenslotte zei hij:
—καὶ νῦν ἔξεστιν ὑμῖν
‘En nu is het u mogelijk
πιστὰ λαβεῖν παρ᾽ ἡμῶν
de plechtige belofte te krijgen van ons
ἦ μὴν φιλίαν παρέξειν ὑμῖν τὴν χώραν
dat wij u waarachtig bevriend gebied zullen verschaffen
καὶ ἀδόλως ἀπάξειν εἰς τὴν Ἑλλάδα
en u zonder bedrog terug zullen voeren naar Hellas,
ἀγορὰν παρέχοντας:
u gelegenheid gevend om inkopen te doen;
ὅπου δ᾽ ἂν μὴ ᾖ πρίασθαι,
waar het niet mogelijk zou zijn om te kopen,
λαμβάνειν ὑμᾶς ἐκ τῆς χώρας ἐάσομεν
zullen wij u toestaan te nemen
τὰ ἐπιτήδεια.
wat u nodig hebt.

[3.27] ὑμᾶς δὲ αὖ ἡμῖν δεήσει ὀμόσαι
U van uw kant moet ons zweren
ἦ μὴν πορεύσεσθαι
waarachtig op te trekken
ὡς διὰ φιλίας
als door bevriende gebieden
ἀσινῶς σῖτα καὶ ποτὰ λαμβάνοντας
zonder schade te doen eten en drinken te nemen
ὁπόταν μὴ ἀγορὰν παρέχωμεν,
wanneer wij geen gelegenheid geven inkopen te doen;
ἐὰν δὲ παρέχωμεν ἀγοράν,
maar wanneer wij gelegenheid geven om inkopen te doen,
ὠνουμένους ἕξειν τὰ ἐπιτήδεια
door te kopen de levensmiddelen verkrijgt.’

[3.28] ταῦτα ἔδοξε,
Dat werd besloten,
καὶ ὤμοσαν
en zij zwoeren een eed
καὶ δεξιὰς ἔδοσαν Τισσαφέρνης
en gaven de rechterhand, Tissafernes
καὶ ὁ τῆς βασιλέως γυναικὸς ἀδελφὸς
en de broer van de vrouw van de koning,
τοῖς τῶν Ἑλλήνων στρατηγοῖς καὶ λοχαγοῖς
aan de aanvoerders en onderaanvoerders van de Hellenen,
καὶ ἔλαβον παρὰ τῶν Ἑλλήνων.
en ze kregen die van de Hellenen.

[3.29] μετὰ δὲ ταῦτα Τισσαφέρνης εἶπε:
Daarna sprak Tissafernes:
—νῦν μὲν δὴ ἄπειμι ὡς βασιλέα:
‘Nu vertrek ik naar de koning;
ἐπειδὰν δὲ διαπράξωμαι ἃ δέομαι,
wanneer ik afgehandeld heb wat nodig is,
ἥξω συσκευασάμενος
zal ik komen, met gepakte bagage,
ὡς ἀπάξων ὑμᾶς εἰς τὴν Ἑλλάδα
om u weg te voeren naar Hellas,
καὶ αὐτὸς ἀπιὼν ἐπὶ τὴν ἐμαυτοῦ ἀρχήν.
en zelf te vertrekken naar mijn eigen provincie.’

Boek 2, hoofdstuk 4

De weifelende houding van Ariaios maakt de Grieken achterdochtig ten aanzien van de bedoelingen van de koning. Klearchos wijst hun er echter op dat het verdrag hen verplicht te blijven, en dat veilig weggaan bovendien onmogelijk is. (Ten Veldhuys)

[4.8] ἐν δὲ τούτῳ ἧκε Τισσαφέρνης
Ondertussen kwam Tissafernes,
ἔχων τὴν ἑαυτοῦ δύναμιν
met zijn eigen legermacht,
ὡς εἰς οἶκον ἀπιὼν
als om naar huis te gaan,
καὶ Ὀρόντας τὴν ἑαυτοῦ δύναμιν:
en Orontas (met) zijn leger.
ἦγε δὲ καὶ τὴν θυγατέρα τὴν βασιλέως
Deze voerde ook de dochter van de koning met zich mee
ἐπὶ γάμῳ.
om er mee te trouwen.

[4.9] ἐντεῦθεν δὲ ἤδη
Vandaar trokken ze nu op
Τισσαφέρνους ἡγουμένου
terwijl Tissafernes hen leidde
καὶ ἀγορὰν παρέχοντος ἐπορεύοντο:
en gelegenheid gaf om inkopen te doen.
ἐπορεύετο δὲ καὶ Ἀριαῖος
Ook Ariaios trok op,
τὸ Κύρου βαρβαρικὸν ἔχων στράτευμα
het Perzische leger van Kyros commanderend,
ἅμα Τισσαφέρνει καὶ Ὀρόντᾳ
tegelijk met Tissafernes en Orontas,
καὶ ξυνεστρατοπεδεύετο σὺν ἐκείνοις.
en hij sloeg bij hen zijn legerplaats op.

[4.10] οἱ δὲ Ἕλληνες ὑφορῶντες τούτους
De Hellenen, die hen wantrouwden,
αὐτοὶ ἐφ᾽ ἑαυτῶν ἐχώρουν ἡγεμόνας ἔχοντες.
trokken afzonderlijk op, met (eigen) gidsen;
ἐστρατοπεδεύοντο δὲ ἑκάστοτε
zij sloegen hun legerplaats op, telkens
ἀπέχοντες ἀλλήλων παρασάγγην καὶ πλέον:
van elkaar verwijderd over een parasang of meer:
ἐφυλάττοντο δὲ ἀμφότεροι
beiden hielden elkaar in het oog
ὥσπερ πολεμίους ἀλλήλους,
zoals wederzijdse vijanden,
καὶ εὐθὺς τοῦτο ὑποψίαν παρεῖχεν.
en terstond gaf dat wantrouwen.

[4.11] ἐνίοτε δὲ καὶ ξυλιζόμενοι
Soms ook, wanneer ze hout sprokkelden
ἐκ τοῦ αὐτοῦ
in hetzelfde (gebied)
καὶ χόρτον καὶ ἄλλα τοιαῦτα ξυλλέγοντες
en veevoer en andere dergelijke dingen verzamelden
πληγὰς ἐνέτεινον ἀλλήλοις:
gaven ze elkaar klappen
ὥστε καὶ τοῦτο ἔχθραν παρεῖχε.
zodat ook dat vijandigheid met zich mee bracht.

[4.12] διελθόντες δὲ τρεῖς σταθμοὺς
Na drie dagmarsen verder te zijn getrokken
ἀφίκοντο πρὸς τὸ Μηδίας καλούμενον τεῖχος,
kwamen ze bij de zogenaamde Medische Muur,
καὶ παρῆλθον εἴσω αὐτοῦ.
en gingen ze er doorheen.

ἦν δὲ ᾠκοδομημένον πλίνθοις ὀπταῖς
Deze was gebouwd van bakstenen
ἐν ἀσφάλτῳ κειμέναις,
die men in asfalt had gelegd,
εὖρος εἴκοσι ποδῶν, ὕψος δὲ ἑκατόν:
twintig voet breed, honderd hoog.
μῆκος δ᾽ ἐλέγετο
Wat lengte betreft zegt men
εἶναι εἴκοσι παρασάγγαι:
dat hij twintig parasangen is;
ἀπέχει δὲ Βαβυλῶνος οὐ πολύ.
Hij is niet ver van Babylon verwijderd.

[4.13] ἐντεῦθεν δ᾽ ἐπορεύθησαν
Vandaar legden ze
σταθμοὺς δύο παρασάγγας ὀκτώ:
in twee dagmarsen acht parasangen af.
καὶ διέβησαν διώρυχας δύο,
En ze staken twee kanalen over,
τὴν μὲν ἐπὶ γεφύρας,
de een via een vaste brug,
τὴν δὲ ἐζευγμένην πλοίοις ἑπτά:
de ander via zeven verbonden boten.

αὗται δ᾽ ἦσαν ἀπὸ τοῦ Τίγρητος ποταμοῦ:
Deze (kanalen) kwamen uit de rivier de Tigris;
κατετέτμηντο δὲ ἐξ αὐτῶν
vanuit die (kanalen) hadden ze
καὶ τάφροι ἐπὶ τὴν χώραν,
ook sloten gegraven het land in,
αἱ μὲν πρῶται μεγάλαι,
de eerste breed,
ἔπειτα δὲ ἐλάττους:
daarna smallere;
τέλος δὲ καὶ μικροὶ ὀχετοί,
tenslotte ook kleine greppels,
ὥσπερ ἐν τῇ Ἑλλάδι ἐπὶ τὰς μελίνας:
zoals in Hellas naar de gierstvelden.

καὶ ἀφικνοῦνται ἐπὶ τὸν Τίγρητα ποταμόν:
En ze komen aan bij de rivier de Tigris;
πρὸς ᾧ πόλις ἦν μεγάλη καὶ πολυάνθρωπος
hierbij lag een grote en volkrijke stad,
ᾗ ὄνομα Σιττάκη,
met de naam Sittaka,
ἀπέχουσα τοῦ ποταμοῦ σταδίους πεντεκαίδεκα.
die vijftien stadiën van de rivier af ligt.

[4.14] οἱ μὲν οὖν Ἕλληνες παρ᾽ αὐτὴν ἐσκήνησαν
De Hellenen sloegen bij haar hun tenten op,
ἐγγὺς παραδείσου μεγάλου καὶ καλοῦ
dicht bij een grote en mooie tuin,
καὶ δασέος παντοίων δένδρων,
dcht begroeid met allerlei bomen;
οἱ δὲ βάρβαροι διαβεβηκότες τὸν Τίγρητα:
De Perzen (waren) de Tigris overgestoken,
οὐ μέντοι καταφανεῖς ἦσαν.
maar ze waren niet te zien.

[4.15] μετὰ δὲ τὸ δεῖπνον
Na de avondmaaltijd
ἔτυχον ἐν περιπάτῳ ὄντες πρὸ τῶν ὅπλων
waren ze voor de legerplaats aan het wandelen,
Πρόξενος καὶ Ξενοφῶν:
Proxenos en Xenophon.
καὶ προσελθὼν ἄνθρωπός τις
En een man, die dichterbij kwam,
ἠρώτησε τοὺς προφύλακας
vroeg de wachters
ποῦ ἂν ἴδοι Πρόξενον ἢ Κλέαρχον:
waar hij Proxenos of Klearchos kon ontmoeten;
Μένωνα δὲ οὐκ ἐζήτει,
Menon zocht hij echter niet
καὶ ταῦτα παρ᾽ Ἀριαίου ὢν
en dat terwijl hij van Ariaios kwam,
τοῦ Μένωνος ξένου.
de gastvriend van Menoon.

[4.16] ἐπεὶ δὲ Πρόξενος εἶπεν
Toen Proxenos zei:
ὅτι αὐτός εἰμι ὃν ζητεῖς,
‘Ik ben degene die u zoekt’,
εἶπεν ὁ ἄνθρωπος τάδε.
zei de man hetvolgende:
—ἔπεμψέ με Ἀριαῖος καὶ Ἀρτάοζος,
‘Hij zond me, Ariaios en Artaozos,
πιστοὶ ὄντες Κύρῳ καὶ ὑμῖν εὖνοι,
vertrouwelingen van Kyros en u goedgezind,
καὶ κελεύουσι φυλάττεσθαι
en ze raden u sterk aan op uw hoede te zijn
ὴ ὑμῖν ἐπιθῶνται τῆς νυκτὸς οἱ βάρβαροι:
of de Perzen u overvallen deze nacht;
ἔστι δὲ στράτευμα πολὺ ἐν τῷ πλησίον παραδείσῳ.
er is een groot leger in de nabije tuin.

[4.17] καὶ παρὰ τὴν γέφυραν
En ze raden sterk aan naar de brug
τοῦ Τίγρητος ποταμοῦ
over de rivier de Tigris
πέμψαι κελεύουσι φυλακήν,
een wacht te sturen,
ὡς διανοεῖται αὐτὴν λῦσαι Τισσαφέρνης
omdat Tissafernes van plan is haar af te breken
τῆς νυκτός, ἐὰν δύνηται, ὡς μὴ διαβῆτε
vannacht, als hij kan, opdat jullie er niet over gaan
ἀλλ᾽ ἐν μέσῳ ἀποληφθῆτε
maar in het midden opgesloten worden
τοῦ ποταμοῦ καὶ τῆς διώρυχος.
tussen de rivier en het kanaal.

[4.18] ἀκούσαντες ταῦτα
Als ze dat horen
ἄγουσιν αὐτὸν παρὰ τὸν Κλέαρχον
brengen ze hem naar Klearchos
καὶ φράζουσιν ἃ λέγει.
en maken bekend wat hij zegt.
ὁ δὲ Κλέαρχος ἀκούσας
Toen Klearchos dat hoorde
ἐταράχθη σφόδρα καὶ ἐφοβεῖτο.
schrok hij erg en hij werd bang.

[4.19] νεανίσκος δέ τις
Maar een van de jongemannen
τῶν παρόντων ἐννοήσας
van de daar aanwezigen, goed nadenkend,
εἶπεν ὡς οὐκ ἀκόλουθα εἴη
zei dat het niet met elkaar samen ging,
τό τε ἐπιθήσεσθαι καὶ λύσειν τὴν γέφυραν.
de aanval te doen en de brug af te breken.

δῆλον γὰρ ὅτι ἐπιτιθεμένους
Want het was duidelijk dat de aanvallers
ἢ νικᾶν δεήσει
of zouden overwinnen
ἢ ἡττᾶσθαι.
of overwonnen zouden worden.
ἐὰν μὲν οὖν νικῶσι,
‘Als ze winnen
τί δεῖ λύειν αὐτοὺς τὴν γέφυραν;
waarom is het dan nodig dat ze de brug afbreken?
οὐδὲ γὰρ ἂν πολλαὶ γέφυραι ὦσιν,
want zelfs niet als er veel bruggen zouden zijn
ἔχοιμεν ἂν
zouden we een mogelijkheid hebben
ὅποι φυγόντες ἡμεῖς σωθῶμεν.
waarlangs wij ons vluchtend zouden redden.

[4.20] ἐὰν δὲ ἡμεῖς νικῶμεν,
Maar als wij winnen
λελυμένης τῆς γεφύρας
zullen zij, wanneer de brug is afgebroken,
οὐχ ἕξουσιν ἐκεῖνοι
geen (uitweg) hebben
ὅποι φύγωσιν:
waarlangs zij kunnen vluchten;
οὐδὲ μὴν βοηθῆσαι πολλῶν ὄντων πέραν
en ook zal echt niemand van de velen aan de overkant
οὐδεὶς αὐτοῖς δυνήσεται λελυμένης τῆς γεφύρας.
hen helpen kunnen wanneer de brug is afgebroken.’

[4.21] ἀκούσας δὲ ὁ Κλέαρχος ταῦτα
Toen Klearchos dat hoorde
ἤρετο τὸν ἄγγελον πόση τις εἴη χώρα
vroeg hij de bode hoe groot ongeveer de streek was
ἡ ἐν μέσῳ τοῦ Τίγρητος καὶ τῆς διώρυχος.
in het midden tussen de Tigris en het kanaal.
ὁ δὲ εἶπεν ὅτι πολλὴ
Deze antwoordde dat hij uitgestrekt was
καὶ κῶμαι ἔνεισι
en dat er dorpen op liggen
καὶ πόλεις πολλαὶ καὶ μεγάλαι.
en veel en grote steden.

[4.22] τότε δὴ καὶ ἐγνώσθη
Toen begreep men wel
ὅτι οἱ βάρβαροι τὸν ἄνθρωπον
dat de Perzen die man
ὑποπέμψειαν,
met een bijbedoeling gestuurd hadden,
ὀκνοῦντες μὴ οἱ Ἕλληνες
vrezend dat de Hellenen,
διελόντες τὴν γέφυραν
na de brug afgebroken te hebben
μείναιεν ἐν τῇ νήσῳ
op het eiland zouden blijven,
ἐρύματα ἔχοντες ἔνθεν μὲν τὸν Τίγρητα,
versterking hebbend: aan de ene kant de Tigris,
ἔνθεν δὲ τὴν διώρυχα:
aan de andere kant het kanaal.

τὰ δ᾽ ἐπιτήδεια ἔχοιεν
De levensmiddelen zouden ze zich verschaffen
ἐκ τῆς ἐν μέσῳ χώρας
uit de landstreek daartussen,
πολλῆς καὶ ἀγαθῆς οὔσης
die uitgestrekt en vruchtbaar was,
καὶ τῶν ἐργασομένων ἐνόντων:
en waar mensen waren die (het land) bewerkten.
εἶτα δὲ καὶ ἀποστροφὴ γένοιτο
Het zou dus ook een geschikt toevluchtsoord zijn
εἴ τις βούλοιτο βασιλέα κακῶς ποιεῖν.
als iemand de koning kwaad zou willen doen.

[4.23] μετὰ δὲ ταῦτα ἀνεπαύοντο:
Daarna rustten ze uit;
ἐπὶ μέντοι τὴν γέφυραν ὅμως φυλακὴν ἔπεμψαν:
maar naar de brug stuurden ze toch wel een wacht.
καὶ οὔτε ἐπέθετο οὐδεὶς οὐδαμόθεν
En niet viel iemand hen aan, van geen kant,
οὔτε πρὸς τὴν γέφυραν οὐδεὶς ἦλθε τῶν πολεμίων,
noch kwam er iemand van de vijanden naar de brug
ὡς οἱ φυλάττοντες ἀπήγγελλον.
zoals de wachters berichtten.

[4.24] ἐπειδὴ δὲ ἕως ἐγένετο,
Toen het dag was geworden
διέβαινον τὴν γέφυραν
gingen ze de brug over,
ἐζευγμένην πλοίοις τριάκοντα καὶ ἑπτὰ
die verbonden was door driehonderd en zeven boten,
ὡς οἷόν τε μάλιστα πεφυλαγμένως:
zo behoedzaam als maar mogelijk was;
ἐξήγγελλον γάρ τινες τῶν παρὰ Τισσαφέρνους Ἑλλήνων
want sommigen van de Hellenen bij Tissafernes berichtten
ὡς διαβαινόντων μέλλοιεν ἐπιθήσεσθαι.
dat, wanneer zij overstaken, men (hen) aan zou vallen,
ἀλλὰ ταῦτα μὲν ψευδῆ ἦν:
maar dat was een leugen.

διαβαινόντων μέντοι ὁ Γλοῦς
Toen zij overstaken verscheen wel Glous
ἐπεφάνη μετ᾽ ἄλλων
samen met anderen,
σκοπῶν εἰ διαβαίνοιεν τὸν ποταμόν:
om te zien of ze de rivier overstaken;
ἐπειδὴ δὲ εἶδεν, ᾤχετο ἀπελαύνων.
toen hij dat gezien had verdween hij in galop.

Langs de linkeroever van de Tigris marcheren de legers noordwaarts langs Opis, Parysatidis, Comae en Cainae. Tijdens een verblijf van enkele dagen bij de rivier de Zapatas neemt de onderlinge argwaan weer toe, zodat Klearchos een onderhoud met Tissafernes aanvraagt, ten einde gezamenlijk na te gaan welke elementen laster verspreiden. Hierbij bidet Klearchos eigenaardigerwijze zijn vriendschap aan. Tissafernes, het type van de ijdele ‘streber’, verklaart dat hij de Grieken kan maken en breken. Daar het verdrag evenwel onder bescherming van de goden staat wil hij geen onrecht jegens hen begaan, doch eerder hun vriendschap zoeken. (Ten Veldhuys)

Boek 2, hoofdstuk 5

[5.24] ταῦτα εἰπὼν ἔδοξε τῷ Κλεάρχῳ ἀληθῆ λέγειν:
Toen hij dat zei leek het Klearchos dat hij de waarheid sprak,
καὶ εἶπεν: —οὐκοῦν, ἔφη,
en hij zei: ‘Is het niet zo
οἵτινες
dat zij die proberen,
τοιούτων ἡμῖν εἰς φιλίαν ὑπαρχόντων
terwijl er zulke belangrijke redenen bestaan voor onze vriendschap,
πειρῶνται διαβάλλοντες ποιῆσαι πολεμίους ἡμᾶς
door te lasteren ons tot vijanden te maken,
ἄξιοί εἰσι τὰ ἔσχατα παθεῖν;
verdienen het allerergste te ondergaan?’

[5.25] —καὶ ἐγὼ μέν γε, ἔφη ὁ Τισσαφέρνης,
‘Ja zeker!’ zei Tissafernes,
εἰ βούλεσθέ μοι οἵ τε στρατηγοὶ καὶ οἱ λοχαγοὶ ἐλθεῖν,
en als jullie, de veldheren en onderaanvoerders, bij mij willen komen,
ἐν τῷ ἐμφανεῖ λέξω τοὺς πρὸς ἐμὲ λέγοντας
zal ik openlijk degenen noemen die tegen mij zeggen
ὡς σὺ ἐμοὶ ἐπιβουλεύεις καὶ τῇ σὺν ἐμοὶ στρατιᾷ.
dat jij het op mij gemunt hebt en op mijn leger.’

[5.26] —ἐγὼ δέ, ἔφη ὁ Κλέαρχος, ἄξω πάντας,
‘Ik zal allen meebrengen’, antwoordde Klearchos,
καὶ σοὶ αὖ δηλώσω
en u van mijn kant duidelijk maken
ὅθεν ἐγὼ περὶ σοῦ ἀκούω.
van wie ik (lastertaal) tegen u hoor.’

[5.27] ἐκ τούτων δὴ τῶν λόγων
Na deze woorden
ὁ Τισσαφέρνης φιλοφρονούμενος
verzocht Tissafernes hem, terwijl hij hem voorkomend behandelde,
τότε μὲν μένειν τε αὐτὸν ἐκέλευε
met aandrang om nog te blijven
καὶ σύνδειπνον ἐποιήσατο.
en maakte hem tot disgenoot.

τῇ δὲ ὑστεραίᾳ ὁ Κλέαρχος ἐλθὼν ἐπὶ τὸ στρατόπεδον
Toen Klearchos de volgende dag naar de legerplaats kwam
δῆλός τ᾽ ἦν πάνυ φιλικῶς οἰόμενος
was het duidelijk dat hij van mening was in een heel goed blaadje
διακεῖσθαι τῷ Τισσαφέρνει
te staan bij Tissafernes.
καὶ ἃ ἔλεγεν ἐκεῖνος ἀπήγγελλεν,
En wat die gezegd had deelde hij mee.
ἔφη τε χρῆναι ἰέναι παρὰ Τισσαφέρνην
Hij zei dat het nodig was dat zij naar Tissafernes zouden gaan
οὓς ἐκέλευεν,
die hij daartoe opdracht gaf
καὶ οἳ ἂν ἐλεγχθῶσι διαβάλλοντες τῶν Ἑλλήνων,
en dat die Hellenen waarvan bewezen zou worden dat zij lasterden
ὡς προδότας αὐτοὺς καὶ κακόνους τοῖς Ἕλλησιν ὄντας τιμωρηθῆναι.
als verraders en vijanden van de Hellenen gestraft zouden worden.

[5.28] ὑπώπτευε δὲ εἶναι τὸν διαβάλλοντα Μένωνα,
Hij vermoedde dat Menoon de lasteraar was,
εἰδὼς αὐτὸν καὶ συγγεγενημένον Τισσαφέρνει
wetend dat hij immers ook naar Tissafernes was gegaan
μετ᾽ Ἀριαίου καὶ στασιάζοντα αὐτῷ
samen met Ariaos, en dat hij het met hem oneens was
καὶ ἐπιβουλεύοντα, ὅπως τὸ στράτευμα ἅπαν
en het er op aanlegde dat hij, het hele leger
πρὸς αὑτὸν λαβὼν φίλος ᾖ Τισσαφέρνει.
voor zich in nemend, bevriend zou worden met Tissafernes.

[5.29] τῶν δὲ στρατιωτῶν ἀντέλεγόν τινες αὐτῷ
Van de soldaten waren sommigen het niet met hem eens,
μὴ ἰέναι πάντας τοὺς λοχαγοὺς καὶ στρατηγοὺς
(zeggend dat) niet alle onderaanvoerders en aanvoerders moesten gaan,
μηδὲ πιστεύειν Τισσαφέρνει.
en dat hij Tissafernes niet moest vertrouwen.

[5.30] ὁ δὲ Κλέαρχος ἰσχυρῶς κατέτεινεν,
Maar Klearchos hield stug vol,
ἔστε διεπράξατο πέντε μὲν στρατηγοὺς ἰέναι,
tot hij gedaan kreeg dat er vijf aanvoerders zouden gaan,
εἴκοσι δὲ λοχαγούς:
en twintig onderaanvoerders.

[5.31] ἐπεὶ δὲ ἦσαν ἐπὶ θύραις ταῖς Τισσαφέρνους,
Toen ze bij de veldheerstent van Tissafernes waren
οἱ μὲν στρατηγοὶ παρεκλήθησαν εἴσω,
werden de aanvoerders binnen geroepen,
Πρόξενος Βοιώτιος, Μένων Θετταλός,
Proxenos de Boeotiër, Menoon de Thessaliër,
Ἀγίας Ἀρκάς, Κλέαρχος Λάκων, Σωκράτης Ἀχαιός:
Agias de Akadiër, Klearchos de Spartaan, Sokrates de Acheër,
οἱ δὲ λοχαγοὶ ἐπὶ ταῖς θύραις ἔμενον.
maar de onderaanvoerders bleven bij de ingang.

[5.32] οὐ πολλῷ δὲ ὕστερον ἀπὸ τοῦ αὐτοῦ σημείου
Niet veel later, op hetzelfde teken,
οἵ τ ἔνδον ξυνελαμβάνοντο
werden die binnen waren gevangen genomen,
καὶ οἱ ἔξω κατεκόπησαν.
en die buiten waren werden neergehouwen.
μετὰ δὲ ταῦτα τῶν βαρβάρων τινὲς ἱππέων
Daarna reden enige ruiters van de Perzen
διὰ τοῦ πεδίου ἐλαύνοντες ᾧτινι ἐντυγχάνοιεν Ἕλληνι
door de vlakte en welke Helleen ze ook maar tegen kwamen,
ἢ δούλῳ ἢ ἐλευθέρῳ πάντας ἔκτεινον.
of het een slaaf was of een vrij man, allen doodden ze.

[5.33] οἱ δὲ Ἕλληνες τήν τε ἱππασίαν ἐθαύμαζον
De Hellenen verwonderden zich over dat gerij,
ἐκ τοῦ στρατοπέδου ὁρῶντες
dat ze vanuit de legerplaats zagen,
καὶ ὅ τι ἐποίουν ἠμφεγνόουν,
en ze twijfelden wat te doen,
πρὶν Νίκαρχος Ἀρκὰς ἧκε φεύγων
tot Nikarchos de Arkadiër aankwam, vluchtend,
τετρωμένος εἰς τὴν γαστέρα
gewond in zijn buik
καὶ τὰ ἔντερα ἐν ταῖς χερσὶν ἔχων,
en de ingewanden in zijn handen houdend,
καὶ εἶπε πάντα τὰ γεγενημένα.
en alles vertelde wat er gebeurd was.

‘Het gevolg is dat de Grieken te wapen lopen, omdat zij een aanval op hun kamp verwachten. Slechts driehonderd Perzen verschijnenn echter; onder hen bevindt zich Ariaios, die meedeelt dat Klearchos ‘verraad’ heeft gepleegd, waarna hij de eis van het uitleveren der wapens herhaalt. Nadat Kleanor, de oudste der aanwezige strategen, deze eis minachtend van de hand heeft gewezen, vraagt Xenophon, die het onderhoud bijwoont, waarom Proxenos en Menoon dan niet terugkeren. Zonder hierop te antwoorden gaan de barbaren heen.’ (Ten Veldhuys)

Boek 2, hoofdstuk 6

[6.1] οἱ μὲν δὴ στρατηγοὶ οὕτω ληφθέντες
Nadat de generaals op deze manier gevangen waren genomen
ἀνήχθησαν ὡς βασιλέα
werden ze voor de koning geleid,
καὶ ἀποτμηθέντες τὰς κεφαλὰς ἐτελεύτησαν,
en door onthoofding stierven zij.
εἷς μὲν αὐτῶν Κλέαρχος
Een van hen (was) Klearchos;
ὁμολογουμένως ἐκ πάντων
algemeen wordt erkend door allen
τῶν ἐμπείρως αὐτοῦ ἐχόντων
die hem bij ervaring kenden
δόξας γενέσθαι ἀνὴρ
dat hij de indruk wekte een man te zijn
καὶ πολεμικὸς
zowel kundig in de oorlogsvoering
καὶ φιλοπόλεμος ἐσχάτως.
als oorlogszuchtig in de hoogste mate.

‘Het bezit van deze eigenschappen blijkt uit zijn loopbaan als veldheer. Daarbij eiste hij van zijn soldaten een volstrekte gehoorzaamheid en wist hij hen te doordringen van het besef dat hij alleen het bevel voerde (…).
Hierna volgt de necrologie van de Boeotiër Proxenos, die als een rechtschapen en bescheiden man wordt getekend. Een scherpe tegenstelling hiermee vormt het karakter van Menoon.’(Ten Veldhuys)
Hij hield van gevaar, en hield in hachelijke situaties het hoofd koel. Ook was hij een meester in het bedenken van mogelijkheden om zijn leger aan levensmiddelen te helpen.
Hij strafte streng; dit deed hij uit principe: hij was van mening dat met een ongedisciplineerd leger niets te beginnen valt. In gevaarlijke situaties wilden de soldaten hem het liefst, maar als het gevaar geweken was namen ze, als de gelegenheid zich voordeed, liever dienst bij een andere commandant.
Toen hij stierf was hij ongeveer vijftig jaar oud.
Proxenos de Boiotiër had een heel ander karakter. Hij had lessen gevolgd bij Gorgias, en was van mening dat hij daardoor wel geschikt was om een leidende positie te bekleden. De soldaten hadden voor hem echter minder ontzag dan voor Klearchos. Soldaten die zich onderscheidden prees hij; de anderen prees hij niet. De fatsoenlijke mensen uit zijn omgeving vonden hem sympathiek; de anderen intrigeerden tegen hem. Toen hij stierf was hij ongeveer dertig jaar oud.
Menoon, de Thessaliër, wilde maar één ding: rijk worden. Om dat te bereiken schrok hij niet terug voor meineeed en bedrog. Hij beroofde vrienden, omdat die daar niet op vrdacht waren. Hij werd niet onthoofd zoals Klearchos en de andere generals. Kyros liet hem martelen; hij kwam als een misdadiger aan zijn eind.

Volgende
Terug

reageer