Go to content Go to navigation Go to search

Het tijdperk van de grote stenen (megalieten) · 5168 dagen geleden by Ad van den Ende

‘Dit gebied, dat tijdens de beschavingsgeschiedenis in het Paleolithicum een vooraanstaande plaats innam, verloor in het Neolithicum zijn leidende rol.’ Het was niet langer een centrum van expansie, maar werd een gebied waar men doorheen trok. Tegen het vierde millennium vC vond de ‘Neolithische revolutie’ plaats: productiemethoden en sociale organisatie veranderden, evenals de riten en de kleding. ‘Alles veranderde in die tijd, en de mensheid, zoals we die vandaag de dag kennen, kwam er aan.’ Men ging aan landbouw doen, vee fokken en potten bakken.

Alleen in Frankrijk werden waarschijnlijk al ongeveer vierduizend dolmen opgericht.
Het was een waar meesterwerk om deze geweldige blokken uit te hakken en op zijn plaats te krijgen. Er waren honderden, misschien wel duizenden mannen voor nodig om de greppels te graven en de stenen te verplaatsen. Dit waren werkelijk ‘publieke werken’, die een geweldige organisatie vereisten. (Men kan er over twisten of de uitvinding van de landbouw hieraan voorafging als een noodzakelijke voorwaarde om de mannen vrij te maken voor deze ‘publieke werken’, of dat de oprichting van deze graven aan de ontdekking van de landbouw voorafging: om dit mogelijk te maken moest er meer efficiënt –en meer door vrouwen- voedsel gegenereerd worden.)
Het is mogelijk dat de stammen, die hiermee begonnen, zijn verdwenen, en dat het oprichten van deze dolmen toch is doorgegaan.


Deze graven bevatten veel schatten; voor de archeologie zijn deze van zeer grote waarde.

Bretagne telt veel menhirs in allerlei vormen. Het was geen achtergebleven gebied. Integendeel, het was een centrum van de beschaving die de Britse eilanden en de Franse Atlantische kust omvatte. Uit de ‘koolstof 14’ methode blijkt dat het tijdperk van de menhirs en dolmen liep van het Ve tot het IIe millennium vC. Er waren perioden dat er veel contact was met de Britse eilanden en met Spanje.

Deze geweldige stenen hebben altijd de fantasie van boeren en herders geprikkeld. Men gaf er een bijzondere betekenis aan. Het leek er op of ze uit de hemel gevallen waren.
In het einde van de XIe eeuw werd een menhir ingebouwd in de kathedraal van Le Mans.
Deze grote stenen markeren het begin van de architectuur.

Mogelijk werkten ze soms ook inspirerend. Men zou ze in verband kunnen brengen met de kerkhof-lantaarns, “oneindig veel talrijker in Limousin, Poitou en Saintonge dan overal elders’ (…) Bijna allemaal stammen ze uit de XIe en XIIe eeuw.” ‘Elk decoratief motief op staande stenen, werktuigen of andere voorwerpen die ermee verband houden, zoals spiralen, rosetten, ringen, knoopwerk, “zonnekruisen”, enzovoorts, geen enkel daarvan is verdwenen in de latere repertoires.’

Frankrijk was toen een land met veel bossen, die door dalen werden onderbroken. Deze dalen – en de rivieren daarin – waren goed toegankelijk. Men heeft kunnen vaststellen dat zich daar op veel plaatsen groepen min of meer blijvend vestigden. Op oude vestigingsplaatsen werden vaak kastelen of andere versterkingen gebouwd. Dikwijls leidden mondelinge overleveringen, folklore en plaatsnamen archeologen naar oude woonplaatsen. ‘Stratigrafische analyse onthult het blijvende karakter van een groot aantal vindplaatsen. Het lijkt er op dat de ‘zenuwcentra’ van het land in het tijdperk van de Nieuwe Steentijd werden gevormd.

Terug

reageer