Het landschap in de 17e eeuw · 6511 dagen geleden by Ad van den Ende
Er waren veel kunstenaars die het landschap als onderwerp kozen. Zij werkten niet meer in opdracht, en moesten hun schilderstukken op markten en kermissen zien te verkopen. Zij hadden de grootste kans om bekend te worden wanneer zij zich op een bepaald terrein specialiseerden: rivier- en zeegezichten, weidse landschappen, maanlicht- en winterlandschappen, enzovoorts. Door eenzelfde soort schilderijen telkens te herhalen wisten ook kleine meesters vaak een hoge graad van perfectie te bereiken. Zij ontdekten dat ze, door het weergeven van de wereld om hen heen, een zeer bevredigend schilderij konden maken.
Degenen die in staat waren een schilderij te kopen zochten in de eerste plaats iets dat ze mooi vonden. Het moest een sieraad in huis zijn. Vandaar dat de landschapsvoorstellingen uit de 17e eeuw vaak een “feestelijke” indruk maken.
De schilders die zich toelegden op maanlichtlandschappen volgden het voorbeeld van Adam Elsheimer (1578 – 1610). Hij was in Frankfort geboren, dichtbij Frankenthal. Daar is hij waarschijnlijk in contact gekomen met Gillis van Coninxloo en andere Vlaamse schilders, die vanuit Antwerpen daar naar toe waren gevlucht. Van hen neemt hij de sierlijke bladbehandeling over.
Rond 1610 gaat hij naar Rome. Hier komt hij onder de indruk van Caravaggio met diens licht-donker-schilderijen. Onder Caravaggio’s invloed schildert hij De vlucht naar Egypte.
Rond 1612 kwamen zes schilders naar Haarlem die van grote betekenis zouden zijn voor de ontwikkeling van het Hollandse landschap: Willem Buytewech, Esaias van de Velde, Jan van de Velde, Pieter de Molijn, Jan van Goyen en Hercules Segers.
Willem Buytewech werd in 1591 of 1592 in Rotterdam geboren. Al jong ging hij naar Haarlem. Daar etste hij in 1616 Twee planken omheiningen. Bij het etsen tekent de kunstenaar met een fijne stift in een waslaagje, dat op een koperen plaat is aangebracht. Vervolgens worden door een zuur de lijnen in de plaat uitgebeten. Het inkt in deze lijnen wordt op het papier afgedrukt.
Deze techniek werd tot dan toe vooral gebruikt om gravures te imiteren. Bij een gravure worden de lijnen rechtstreeks met een burijn in het koper getrokken. Dit vraagt om regelmatig verlopende lijnen. Bij het etsen heeft de kunstenaar een veel grotere vrijheid. Buytewech was de eerste die hier volop gebruik van maakte. Hij maakte met de etsnaald korte, hoekige haaltjes. Hij zorgde voor een sterk contrast tussen het diepzwart van zijn lijntjes en het wit van het papier. Zo verkreeg hij een heel schilderachtig effect. Deze etsen dienden niet als notities voor latere schilderijen, maar moeten als zelfstandige kunstwerken worden beschouwd.
Zijn Weide met een herder en koeien, doet heel modern aan. Hij heeft bewust de natuur niet gekopiëerd, maar, door zijn bewogen lijnenspel, weergegeven wat hij zelf voelde. Deze “eenvoudige” etsen spreken ons nu meer aan dan een Vrolijk Gezelschap, met hoeveel liefde en “esprit” hij toch ook zo’n onderwerp wist weer te geven.