Judas' kus en Petrus' verloochening (Lucas 22, 47-62) · 5416 dagen geleden by Ad van den Ende
47 Ἔτι αὐτοῦ λαλοῦντος ἰδοὺ ὄχλος,
Terwijl hij nog sprak, zie, een menigte,
καὶ ὁ λεγόμενος Ἰούδας εἷς τῶν δώδεκα
en de man, genaamd Judas, één van de twaalf,
προήρχετο αὐτούς,
ging voor hen uit
καὶ ἤγγισεν τῷ Ἰησοῦ φιλῆσαι αὐτόν.
en hij naderde Jezus om hem te kussen.
48 Ἰησοῦς δὲ εἶπεν αὐτῷ,
Maar Jezus zei hem:
Ἰούδα, φιλήματι τὸν υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου παραδίδως;
‘Judas, met een kus lever je de Mensenzoon uit?’
49 ἰδόντες δὲ οἱ περὶ αὐτὸν
Toen degenen, die om hem waren, zagen,
τὸ ἐσόμενον εἶπαν,
wat er ging gebeuren, zeiden ze:
Κύριε, εἰ πατάξομεν ἐν μαχαίρῃ;
‘Heer, als we er eens op inslaan met een zwaard?’
50 καὶ ἐπάταξεν εἷς τις ἐξ αὐτῶν
En één van hen sloeg in op
τοῦ ἀρχιερέως τὸν δοῦλον
de dienaar van de hogepriester,
καὶ ἀφεῖλεν τὸ οὖς αὐτοῦ τὸ δεξιόν.
en hakte hem het rechteroor af.
51 ἀποκριθεὶς δὲ ὁ Ἰησοῦς εἶπεν,
Maar Jezus antwoordde en zei:
Ἐᾶτε ἕως τούτου·
‘Tot zo ver en niet verder!’
καὶ ἁψάμενος τοῦ ὠτίου ἰάσατο αὐτόν.
En doordat hij zijn oor aanraakte genas hij hem.
52 εἶπεν δὲ Ἰησοῦς πρὸς τοὺς παραγενομένους ἐπ᾽ αὐτὸν
Jezus zei tegen de mensen die op hem af kwamen,
ἀρχιερεῖς καὶ στρατηγοὺς τοῦ ἱεροῦ
de opperpriesters en de officieren van de tempel(wacht)
καὶ πρεσβυτέρους, Ὡς ἐπὶ λῃστὴν
en de oudsten: ‘Als tegen een misdadiger
ἐξήλθατε μετὰ μαχαιρῶν καὶ ξύλων;
rukt u uit met zwaarden en stokken?
53 καθ᾽ ἡμέραν ὄντος μου μεθ᾽ ὑμῶν ἐν τῷ ἱερῷ
Terwijl ik dagelijks bij u was in de tempel
οὐκ ἐξετείνατε τὰς χεῖρας ἐπ᾽ ἐμέ·
stak u uw handen niet naar mij uit!
ἀλλ᾽ αὕτη ἐστὶν ὑμῶν ἡ ὥρα
Maar dit is uw uur
καὶ ἡ ἐξουσία τοῦ σκότους.
en de macht van de duisternis.’
54 Συλλαβόντες δὲ αὐτὸν
Nadat ze hem gevangen hadden genomen
ἤγαγον καὶ εἰσήγαγον
voerden ze hem weg en brachten ze hem
εἰς τὴν οἰκίαν τοῦ ἀρχιερέως·
naar het huis van de hogepriester.
(Marcus 14, 51-52
51
Καὶ νεανίσκος τις
En een jongeman
συνηκολούθει αὐτῷ
volgde hem,
περιβεβλημένος
gekleed
σινδόνα ἐπὶ γυμνοῦ,
in een nachtgewaad.
καὶ κρατοῦσιν αὐτόν·
en ze grijpen hem;
52
ὁ δὲ καταλιπὼν
Maar hij, achterlatend
τὴν σινδόνα
zijn gewaad,
γυμνὸς ἔφυγεν.
vluchtte naakt weg.)
ὁ δὲ Πέτρος ἠκολούθει μακρόθεν.
Petrus volgde hem van ver.
55 περιαψάντων δὲ πῦρ
Toen (mannen) een vuur hadden aangestoken
ἐν μέσῳ τῆς αὐλῆς
in het midden van de hof
καὶ συγκαθισάντων
en er om heen waren gaan zitten
ἐκάθητο ὁ Πέτρος μέσος αὐτῶν.
ging Petrus tussen hen in zitten.
56 ἰδοῦσα δὲ αὐτὸν παιδίσκη τις
Toen een dienstmeisje hem zag,
καθήμενον πρὸς τὸ φῶς καὶ ἀτενίσασα αὐτῷ
zittend bij het vuur, en hem scherp aankeek,
εἶπεν, Καὶ οὗτος σὺν αὐτῷ ἦν·
zei ze: ‘Ook deze was met hem (Jezus)!’
57 ὁ δὲ ἠρνήσατο λέγων,
Maar hij ontkende, en zei:
Οὐκ οἶδα αὐτόν, γύναι.
‘Ik ken hem niet, vrouw!’
58 καὶ μετὰ βραχὺ ἕτερος ἰδὼν αὐτὸν ἔφη,
En na korte (tijd) zag een ander hem en zei:
Καὶ σὺ ἐξ αὐτῶν εἶ·
‘Ook jij bent (één) van hen!’
ὁ δὲ Πέτρος ἔφη, Ἄνθρωπε, οὐκ εἰμί.
Maar Petrus zei: ‘Man, dat ben ik niet!’
59 καὶ διαστάσης ὡσεὶ ὥρας μιᾶς
En na verloop van ongeveer een uur
ἄλλος τις διϊσχυρίζετο λέγων,
verzekerde een ander met de woorden:
Ἐπ᾽ ἀληθείας καὶ οὗτος μετ᾽ αὐτοῦ ἦν,
‘Waarachtig, ook deze was met hem,
καὶ γὰρ Γαλιλαῖός ἐστιν·
want hij is ook een Galileeër!’
60 εἶπεν δὲ ὁ Πέτρος, Ἄνθρωπε, οὐκ οἶδα ὃ λέγεις.
Maar Petrus zei: ‘Man, ik weet niet waar je het over hebt!’
καὶ παραχρῆμα ἔτι λαλοῦντος αὐτοῦ
En meteen, terwijl hij nog sprak,
ἐφώνησεν ἀλέκτωρ.
kraaide een haan.
61 καὶ στραφεὶς ὁ κύριος ἐνέβλεψεν τῷ Πέτρῳ,
En de Heer draaide zich om en keek Petrus aan,
καὶ ὑπεμνήσθη ὁ Πέτρος τοῦ ῥήματος τοῦ κυρίου
en Petrus herinnerde zich het woord van de Heer,
ὡς εἶπεν αὐτῷ ὅτι
namelijk dat hij hem gezegd had:
Πρὶν ἀλέκτορα φωνῆσαι σήμερον
‘Vóór de haan kraait vandaag
ἀπαρνήσῃ με τρίς·
zal je me drie keer verloochenen.’
62 καὶ ἐξελθὼν ἔξω ἔκλαυσεν πικρῶς.
En hij ging naar buiten en weende bitter.