Go to content Go to navigation Go to search

Korte gedichten · 6289 dagen geleden by Ad van den Ende

Voor het poesie-album van mijn dochtertje

Ik wou dat het zomer was,
met witte wolkjes in het blauw,
dan zong ik voor jou een leuk liedje,
waar je wel om lachen zou.

Ik wou dat het najaar was,
dan bouwde ik voor jou
een hutje van bruine bladeren,
waar je fijn in spelen zou.

Ik wou dat het winter was,
dan maakte ik in de kou
een sneeuwpop, met pretogen
zo blij als die van jou!

Maar nu is het voorjaar,
met lammetjes in de wei,
en schrijf ik voor jou dit gedichtje.
Ben je hiermee ook wel blij?

Nu mijn dochter het huis verlaat

Mijn dochter vroeg me laatst
of ik wel eens ‘n gedicht had geschreven.
Ik moest tot mijn schande bekennen
dat het bij dat ene is gebleven.

Dat gedichtje voor haar toen ze klein was,
over lammetjes in de wei,
en een sneeuwpop met pretogen.
Daarmee was ze inderdaad heel blij.

Ik zie nog voor me hoe het was
toen ik het langzaam voor haar las.
Ik zie nóg de spanning op haar gezicht.

Soms vrees ik dat er niets zal blijven,
van al die jaren niets zal blijven
dan dat gedicht.

Onmacht

De vogel hipte over straat,
heel zorgeloos,
mooi in de voorjaarszon.

De eerste auto kwam hij nog
half levend onder uit,
met veel gekrijs,
en hulpeloos gefladder.

De tweede auto plette hem
en trok een spoor,
rood in de voorjaarszon.

En trillend stond mijn dochter daar,
geheel ontdaan,
en hulpeloos bedroefd.

Voor haar verhaal
vond ik geen troost.

Ruim zeventig jaar

Ruim zeventig jaar
heb ik mee mogen cirkelen
op dit ruimteschip aarde;

En dat in een tijd
dat we ons steeds meer bewust worden
van de grenzeloosheid van het heelal
en onze eigen kleinheid.

Toch zijn wij het
die deze onmetelijke ruimte
betekenis geven.

Want in ons
komt dit hele heelal
tot bewustzijn.

Daarom ben ik dankbaar
dat ik ruim zeventig jaar
mee heb ik mee mogen cirkelen
met dit ruimteschip aarde;

Ad van den Ende

Licht van mijn leven

(De laatste strofen)

Nu, zoveel jaar later,
loop ik nog even door de straten
van datzelfde Amsterdam,
tot in een knipperend ogenblik
het leven me loslaten zal.

Laat me dan,
dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk,
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark,
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval,
me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht,
en word meegenomen
met de glimlach en de dromen
van het meisje dat ik eens
op een tramhalte zag.

Remco Campert

‘O, als ik dood zal, dood zal zijn

‘O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleke ogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.

En ik zal niet verwonderd zijn;
in deze liefde zal de dood
alleen een slapen, slapen gerust
een wachten op u, een wachten zijn.’

J.H. Leopold
In: Verzen, 1912.

Middeleeuws Maria-lied

Heel schoon en heel alleen
En als uit sneeuw gesneden,
Zo staat ge, een lelie, neen,
Een beeld geworden bede
Voor ogen mij, Maria!

En weet ik wie gij zijt,
Hoe zal ik u verhalen,
Daar licht en zuiverheid,
Al wat gij zijt, mij falen,
Mij, arme dwaas, Maria.

Zo tot den avondstond,
Laat mij, en vele malen,
Met ogen, hart en mond,
Dit klein gebed herhalen:
Ik groet u zeer, Maria!

Terug