Go to content Go to navigation Go to search

OVERZICHT · 2930 dagen geleden by Ad van den Ende

over de geschiedenis van de tekenkunst.

Onder tekening versta ik hier een afbeelding op papier. Daar horen hier dus ook gravures en etsen bij.

De gebroeders Van Limburg
Een misleidende idylle
De Lage Landen in de vijftiende eeuw
Italië

DE ZESTIENDE EEUW

Lucas van Leyden

Hendrick Goltzius 1558 – 1617
Prenten en tekeningen 1575 – 1585
De invloed van Spranger
Op reis naar Italië
Voor en na de Italië-reis
Landschappen en natuurstudies

Italië: Florence en Rome
Venetië, Parma en Duitsland

DE ZEVENTIENDE EEUW

Italië en Frankrijk
De zuidelijke Nederlanden

De Gouden Eeuw: tekeningen en prenten
Het Nieuwe Landschap 1600 - 1630
Het uiterlijk van de dingen 1600 - 1650
Experimenten van Segers
Rembrandt 1606 - 1669
Verlokkingen van Italië 1620 – 1680
Stad en land 1630 – 1680
De genres leven voort 1650 – 1700

DE ACHTTIENDE EEUW

Frankrijk
Venetië en Spanje

DE NEGENTIENDE EEUW

Frankrijk

Vincent van Gogh 1853 -1890
Etten en Den Haag
Drenthe en Nuenen
Antwerpen en Parijs
Arles
St.Rémy en Auvers-sur-Oise

DE TWINTIGSTE EEUW

De jeugd van Masereel 1889 – 1911
Jeugdherinneringen
Masereel: de wereld in
Masereel: Het ontluiken van de houtgravure
Masereel: Romans in beelden
Masereel: Evolutie

De gebroeders Van Limburg (ca 1380 – 1416) · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Bronnen

Buser, Thomas, History of Drawing

Gnann, Achim en Plomp, M.C., Rafaël en zijn school

Gombrich, E.H, Eeuwige schoonheid

Heugten, Sjraar van, Vincent van Gogh, Tekenaar

Hlaváček, Luboš, Albrecht Dűrer, Zeichnungen

Leeflang, Huigen en Luyten, Ger, Hendrick Goltzius

Runia, Epco, De glorie van de Gouden eeuw – Tekeningen en prenten

Luijten, Ger, Meij, A.W.F.M., Van Pisannello tot Cézanne, Tekeningen in het Museum Boymans-Van Beuningen

Wikipedia

Lucas van Leyden en de Renaissance

De gebroeders Van Limburg (ca 1380 – 1416)

In de Middeleeuwen was men begonnen de gebedenboeken van adellijke personen te versieren met illustraties van de bezigheden van elke maand: zaaien, jagen, slachten, oogsten. Voor hertog Jan van Berry, een oom van de Franse koning , hadden de gebroeders Paul, Herman en Jan van Limburg uit Nijmegen een schitterend exemplaar gemaakt: “Les très riches heures du duc de Berry”, het “Zeer rijke getijdenboek van de hertog van Berry”.

In paginavullende miniaturen zien we de vorst en zijn gasten aan een rijk gevulde tafel

:

om in een volgend miniatuur (februari )het harde leven van de boer te zien in een winters landschap.

Op de volgende afbeeldingen zien we op de voorgrond een seizoenstafereel, en op de achtergrond een van de kastelen van de hertog.
In maart ploegt een boer,

:

in april plukken adellijke dames bloemen.

:

In mei maakt de adel een uitstapje op het platteland, begeleid door muzikanten.

:

In juni maaien de boeren en harken vrouwen het gemaaide gras.

:

In juli scheren de boeren hun schapen.

:

In augustus gaat de adel op valkenjacht.

:

In september plukt men druiven.

:

in oktober zaaien en eggen de boeren.

:

In november verzamelen de boeren eikels voor de varkens,

:

en in december gaat de adel op zwijnenjacht.

:

We zien hovelingen in zeer kleurige kledij door de velden rijden. Door de grote aandacht voor het detail is het alsof wij de werkelijkheid voor ons zien. De bomen zijn echter geen echte geschilderde bomen, maar geschilderd volgens een herhaald procédé. Ook de mensengezichten zijn heel schetsmatig. Wel verschilt het doel van deze schilders sterk van het ideaal uit de vroege middeleeuwen. Toen ging het er om een verhaal uit de Bijbel en de heiligenlevens zo aanschouwelijk en indrukwekkend mogelijk uit te beelden, nu is het de kunst de wereld om hen heen in alle details weer te geven.

De Italiaanse architectuur die in verschillende landelijke taferelen wordt afgebeeld maakt het waarschijnlijk dat de gebroeders van Limburg zijn beïnvloed door Florentijnse en Siënese meesters uit de veertiende eeuw. Minstens twee illustraties zijn rechtstreeks gebaseerd op Italiaanse voorbeelden. Mogelijk kenden zij dit uit kopieën. Waarschijnlijk heeft Paul rond 1412 een reis gemaakt naar Italië, en in het Palazzo Publico van Siëna de beroemde fresco’s van Ambrogio Lorenzetti
gezien, getiteld Het goede bestuur op het platteland (1338). Een van deze fresco’s is het eerste realistische landschap uit de Italiaanse kunst, en tegelijk ook – voor lange tijd – het laatste.

Een misleidende idylle · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Bron: “Schilderijen uit de 15e eeuw”
van Rose-Marie en Rainer Hagen Taschen 2001

Februari opnieuw onder de loep

De werkelijkheid was vaak wreder dan het vreedzame tafereel dat we hier onder ogen hebben: plunderende soldaten, angst voor wolven in strenge winters, mislukte oogsten, honger en plagen waren alle gemeenschappelijke kenmerken van het boerenleven in Frankrijk.

De miniaturen, door de drie Limburg broers geschilderd, behoren tot de belangrijkste schilderkunstige verslagen van het leven in de middeleeuwen die we hebben.
Een golvend sneeuwlandschap onder een lage bewolkte lucht. Op de achtergrond een dorp met een kerktoren, op de voorgrond een boerderij. Een man drijft een beladen ezel naar het dorp, een ander velt een boom.
Het huis op de voorgrond is open en laat drie mensen zien die aan de haard zitten. Ze hebben hun kleren opgetild om zich aan het vuur te warmen. De voorstelling van het Franse boerenleven in het februari miniatuur van de Très Riches Heures du Duc de Berry toont een wereld van vrede en harmonie. Alles is goed, lijkt het.
Maar de echte wereld van de 15e eeuw zag er heel anders uit dan die van ons, en eigentijdse toeschouwers zouden de illustratie waarschijnlijk niet zo idyllisch gevonden hebben als wij tegenwoordig.
Sneeuw, ijs en koude waren een bedreiging voor het overleven. Tijdens een strenge winter kwamen er wolven uit het bos en vielen het vee aan; brandhout zou schaars zijn. Als een late vorst het zaad tijdens het voorjaar in de kiem smoorde en de oogst mager was maakte honger de mensen meer kwetsbaar voor epidemieën. Verschillende strenge winters achter elkaar konden de bevolking decimeren.

De meeste bladzijden in de Très Riches Heures du Duc de Berry werden tussen 1408 en 1416 geschilderd,en tijdens deze periode waren minstens twee winters extreem. Eigentijdse kroniekschrijvers vermelden ook herhaalde overstromingen en droogtes, evenals hordes soldaten, schermutselingen en gevechten op grote schaal.Sinds 1337 was Frankrijk in oorlog geweest met Engeland; koningen van dat land legden een claim op de Franse troon.

Oorlog met een buitenlandse vijand werd verergerd door binnenlandse schermutselingen. De Franse koning, Karel VI, was in 1392 krankzinnig geworden en liet de machtigen van het land het onderling uitvechten waarbij zij, vaak genoeg, de Engelsen te hulp riepen om hun te helpen om hun rivalen te verslaan.
Frankrijk was dus in de greep van de chaos; de bewoners waren blootgesteld aan voortdurende bedreigingen. Enige bescherming vond men in kastelen, of achter stadsmuren, maar zij die op het land leefden waren aan de genade of ongenade van plunderende soldaten overgeleverd. Als de mensen konden vluchtten zij de bossen in. Om hen voor naderend gevaar te waarschuwen vertrouwden zij op wachten die uitkijkkposten op kerktorens bemanden en de komst van vijandelijke troepen signaleerden door de klokken te luiden of op hoorns te blazen. In die dagen waren kerktorens er niet alleen voor om tot gebed op te roepen.
In die tijd werden de kronieken geschreven in opdracht van machtige heren. Daardoor bevatten ze weinig of niets over het leven van de boeren. Als ze er al in voorkwamen werden ze verbannen naar versieringen in de kantlijn of naar ingewikkeld versierde initialen. Kalender-miniaturen werden ook geschilderd voor de rijken en machtigen.

Het was echter de levenswijze van de boeren die het best hielp het verstrijken van de seizoenen weer te geven. Op die manier vond de laagste klasse zijn weg naar de Europese schilderkunst. Door de tijd werden bepaalde motieven traditioneel met elke maand verbonden. Sommige werden ontleend aan de hoofse wereld van de edelen, maar de meeste toonden landelijke taferelen. In februari warmen zij zich aan het haardvuur; in maart bewerken zij de grond; in juni halen zij het hooi binnen.
Er is nooit een bevredigende verklaring gevonden waarom het getijdenboek, dat bedoeld was voor particuliere devotie, twaalf kalender-bladzijden moest bevatten die aan de religieuze teksten vooraf gingen. Was het een herinnering aan de vergankelijkheid van alle aardse dingen? Was het de bedoeling de wil van God te illustreren, die duidelijk werd in de veranderende jaargetijden? Misschien wilden de heersers van het land gewoon afbeeldingen zien van hun tijdgenoten, hun eigen omgeving, naast de meer conventionele bijbelse figuren. Een voorkeur voor toespelingen op mythologie en astrologie kan ook een rol gespeeld hebben. Het enige dat we zeker weten is dat kalender-illustraties tot de belangrijkste historische getuigenissen horen van de levenswijze van de boeren in de middeleeuwen, vooral die van de Limburg broers Herman, Jan en Paul. Geboren in Nijmegen werkten zij vanaf ongeveer 1405 voor de hertog van Berry. Rond 1416 waren zij alle drie dood, waarschijnlijk slachtoffers van een epidemie.

Het valt moeilijk uit te maken wat de lading van de ezel is, maar waarschijnlijk is het hout. Voor het koken en verwarmen werden door de dorpelingen alleen takken en sprokkelhout verbrand. Boomstammen waren gereserveerd voor de eigen haard van de hertog of werden gebruikt voor het bouwen van huizen.

De man die de ezel voortdrijft draagt een grove kiel, in die tijd de gebruikelijke kleding voor boeren en arbeiders. Hij heeft waarschijnlijk een zak over zijn hoofd getrokken om zich tegen de kou te beschermen. In tegenstelling tot de burgers en edelen was het hem niet toegestaan om bont te dragen; want ook al zou hij zich dit kunnen veroorloven dan zou hij handelen in strijd met de weelde-voorschriften die de kleding regelden. “De boer werkt hard om de koning purper te verschaffen,” vertelde een eigentijds episch vers, “maar zijn eigen lichaam wordt geschramd door een hennepen kiel.”
De feodale samenleving was in de middeleeuwen verdeeld in drie ordes: de adel, de geestelijkheid en de boeren: zij die vochten en als beloning voor hun diensten land kregen; zij die baden en preekten; en zij die voor iedereen voedsel produceerden. Ongeveer 90 procent van de bevolking bestond uit boeren en landarbeiders, de laagste klasse, die – net zoals de ezel de boer diende – als lastdieren de heersende klassen dienden. `Jacques Bonhomme` was de neerbuigende benaming voor een boer, iets als ´Brave Kerel´, waar ´braaf´ zowel ´goedaardig´ betekent als ´simpel van geest´. Maar ´Jacques´ was niet altijd goedaardig. De eerste boerenopstand vond plaats in 1358, en werd hardvochtig neergeslagen.
De opstand was niet gericht tegen de feodale orde zelf, omdat deze werd beschouwd als een goddelijk recht: ‘De landman is geboren voor de zeef en de melkemmer,’ zoals het boven geciteerde epische vers stelt, ‘terwijl de koning een keuzemenu krijgt, en peper, vlees en wijn.’ De reden voor de opstand was de zware belasting, opgelegd door een door oorlog uitgeputte aristocratie.
In de meeste gebieden van Frankrijk bestond de slavernij niet meer. De boeren hadden toestemming het land, dat zij bewerkten, te bezitten, maar waren niettemin verplicht belastingen te betalen aan hun verschillende meesters: aan edele landeigenaren, aan de geestelijkheid en aan de koning.
In tijden van oorlog, als hun uitgaven toenamen, persten de edelen en de koning de boeren niet alleen meer geld af, maar namen ze ook graan, vlees en gevogelte.

´Als de arme man zijn belastingen betaald heeft,´ komen de belastinggaarders terug `om zijn potten en zijn stro weg te nemen.`De arme man zal gauw geen korst brood meer te eten hebben.`

Het was wel zo dat niet alle dorpelingen even arm waren. Onderzoek in een dorp in Picardië toont aan dat van de tien boeren met land in eigendom er twee een betrekkelijk goede levensstandaard hadden, terwijl vier anderen genoeg te eten hadden. De overblijvende vier leden een mager bestaan, en werden – net als de arbeiders zonder bezit (die daarom meestal niet getrouwd waren) voortdurend door honger bedreigd.

De verwarring van de honderdjarige oorlog maakte hun ellende nog groter. De Franse wapengezant pochte in een twistgesprek met zijn Engelse tegenspeler: “ Wij hebben veel dingen die jullie niet hebben … bovenal, we hebben wijn … zo veel, dat onze plattelanders geen bier drinken, ze drinken wijn!”
Maar in dezelfde tijd schreef een Engelse generaal, die met zijn leger het Franse platteland plunderde: “De boeren drinken alleen maar water.”

Een ander traditioneel februari-motief, naast boeren die zich bij het haardvuur warmen, was de man die hout hakte. Maar het ronde, grijze gebouw rechts op het schilderij, een duiventil, was minder gebruikelijk.
Duiven waren er niet om gegeten te worden, tenminste niet op de eerste plaats. Ook hadden ze geen bijzondere betekenis als boodschappers. In die tijd was hun belangrijkste functie: mest produceren. Druivenpoep, gebruikt om kruidentuinen te bemesten, had een grotere waarde dan mest, geproduceerd door schapen, varkens of koeien. Het was ook essentieel om hennep te zaaien. Duivenmest hield in Europa zijn betekenis tot het verschijnen van kunstmest.

Duiventillen waren daardoor kleine mestfabrieken, gebouwd volgens economische principes. De binnenmuren bevatten nissen voor de nesten. De nesten begonnen op een bepaalde hoogte boven de grond. waar de uitwerpselen vielen, en eindigden op een bepaalde afstand van de vliegopeningen, want duiven zitten niet graag bij regelmatig bezochte uitgangs-openingen. Duiven houden van rustige plaatsen, die niet al te winderig zijn; duiventillen werden daarom buiten het centrum van het boerenerf gebouwd, zo mogelijk in de laan van een bos – zoals die op het schilderij.
De kunstenaars hebben zelfs de typische, kroonlijstachtige ringen rond de muren getekend. Deze waren niet decoratief, maar dienden om de duiven te beschermen door de toegang tot de duiventil af te schermen voor ratten, wezels en marters.

De Lage Landen · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Van de kunstenaars van de Lage landen zijn in de vijftiende eeuw slechts ongeveer 600 tekeningen bewaard gebleven; dat zijn er veel minder dan de tekeningen die van Italiaanse kunstenaars in de vijftiende eeuw bewaard zijn gebleven. Met name van de grote kunstenaars zijn weinig tekeningen bewaard gebleven.
Een paar tekeningen worden toegeschreven aan Rogier van der Weyden, Petrus Christus en Hugo van der Goes. De eerste grote kunstenaars die het nageslacht een aanzienlijk getekend oeuvre hebben nagelaten zijn Jeroen Bosch en Gerard David. Zij werkten in het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw.

Een van de twee tekeningen die van Jan van Eyck bewaard zijn gebleven is het portret van een onbekende man ca. 1435-40.
Dit was mogelijk een voorstudie van het schilderij van kardinaal
Niccolò Albergati

Jan van Eyck streefde er naar met een reeks van lijnen de juiste contouren van de kin en de kraag vast te leggen. Langs de onderkant en rechts tekende hij rechte lijnen om de verhoudingen van de compositie aan te passen aan die van het schilderij. Het gezicht tekende hij nauwkeurig, de rest schetste hij ruwweg. Links maakte hij aantekeningen over de te gebruiken kleuren. Tenslotte bracht hij in het gezicht subtiele veranderingen van licht en donker aan door een dicht systeem van diagonale arceringen. Deze tekenstijl bleek moeilijk na te volgen.

In Italië was gekleurd papier erg geliefd, in het Vlaanderen van de vijftiende eeuw niet. Deze kunstenaars prefereerden metaalpunt op wit of roomkleurig wit papier. Vóór Jeroen Bosch waren de meeste Nederlandse tekeningen gehele of gedeeltelijke kopieën van andere kunstwerken. Men zag tekenen als een middel om exact te reproduceren. Tekeningen waren bijna nooit bedoeld om een artistiek probleem op te lossen.

Het portret van een vrouw wordt toegeschreven aan Rogier van der Weyden. Zijn kunst wordt gekenmerkt door nauwkeurigheid en elegantie. Hij bereikte het gladde van het gezicht door lagen kruis-arcering, waarvan sommige de ronding van het gezicht volgen.

Deze tekening dateert ongeveer uit dezelfde tijd als het ‘portret van een man’ van Jan van Eyck. Die tekening toont een schilderachtig licht-donker. Dit was moeilijk na te volgen. In het ‘portret van een vrouw’ zien we sterke lijnen. Deze stijl werd wel populair; hij kon gemakkelijk worden vertaald in lijnen die door een burijn gegraveerd werden.

Italië · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Italië in de vijftiende eeuw

De figuren en veel andere afbeeldingen zijn ontleend aan de website History of drawing van Thomas Buser.

Papier

In de middeleeuwen werden de tekeningen op perkament gemaakt. Perkament is duurzaam, maar ook duur. De Chinezen hadden papier al tweeduizend jaar geleden uitgevonden. Deze uitvinding bereikte, via de Islamitische wereld, rond 1100 Spanje. Halverwege de dertiende eeuw werden in Italië papiermolens gebouwd, maar papier bleef duur. In de jaren 1450 ontwikkelde de Duitse drukker Gutenberg het druksysteem met behulp van losse letters. Dit was een revolutie in de druktechniek. Boeken werden nu snel en in grote oplagen gedrukt. Er ontstond een grote vraag naar papier. Papiermolens rezen als paddenstoelen uit de grond, en papier werd goedkoop. Tekeningen werden vanaf die tijd bij voorkeur op papier gemaakt. Dat betekende ook voor de tekenkunst een revolutie.

Boeken met tekenvoorbeelden

Werkplaatsen gingen voorbeeld-boeken ontwikkelen. Deze bevatten voorbeelden om na te tekenen. De portfolio met tekeningen van Villard de Honnecourt was in feite al zo’n voorbeeld-boek. Vanaf het einde van de 14e eeuw werden in Italië veel van zulke boeken gemaakt. Een goed voorbeeld is het voorbeeld-boek dat de naam draagt van de Lombardische kunstenaar Giovannino de ’Grassi.
Zie reebok, haas, wolf en luipaard .
Waarschijnlijk hebben er meer kunstenaars aan meegewerkt. Dit soort verzamelingen bevatte tekeningen van dieren, kostuumstudies, mensenhoofden en soms ook decoratieve motieven. Leerlingen kopiëerden de tekenvoorbeelden. Deze waren bijna altijd in profiel.
Voorbeeldboeken werden soms opgevolgd door schetsboeken: boeken met tekeningen van afzonderlijke kunstenaars.
In Giovanino’s voorbeeldboek waren de tekeningen zorgvuldig ingekleurd met gekleurde wassingen, waarschijnlijk om indruk te maken op mogelijke klanten.
De dieren zijn harmonieus geplaatst op het blad, afwisselend naar rechts en naar links gericht.

Tekenen betekende in die tijd het natekenen van voorbeelden. In zijn “Boek over kunst” beveelt Cennino Cennini de jonge kunstenaar aan te beginnen met een jaar lang te tekenen. Één keer schrijft hij dat de natuur ‘alle andere voorbeelden te boven gaat’, alle andere keren spoort hij de student aan de beste dingen, die door de hand van grote meesters gedaan zijn, te kopiëren. Voor hem is tekenen een oefening in kopiëren.

Pisanello (Antonio Pisano) (ca 1395 – 1455/56)

In de vroege vijftiende eeuw vallen twee kunstenaars op door de hoeveelheid en de kwaliteit van hun werk: Jacopo Bellini en Pisanello.
Pisanello had belangstelling voor dieren, mensen, kostuums en oudheden.
In de eerste helft van de vijftiende eeuw groeide het belang van tekenen in de werkplaatsen. In Pisanello zien we voor het eerst de meester die uitsteekt boven de andere leden van de werkplaats.

Men kan zeggen dat Pisanello de tekenkunst in de Westerse wereld heeft uitgevonden. Hij doorbrak het middeleeuwse vertrouwen in het natekenen van voorbeelden. Hij was de eerste die ging tekenen naar de natuur. Een voorbeeld is zijn tekening van een haas . Hier concentreerde hij zich vooral op de textuur van de huid.
“Hierna werd alles een onderwerp voor artistieke verkenning. Een tekening zoals deze trainde niet alleen Pisanello’s hand en oog om de natuur nauwkeurig waar te nemen, het opende ook nieuwe wegen voor de kunstenaar.” (Buser)
Pisanello was een van de eerste tekenaars van de Renaissance die plezier had in de wereld om hem heen.

“Pisanello verkende en vergrootte de mogelijkheden van het tekenen meer dan een andere kunstenaar vóór Leonardo da Vinci.” (Francis Ames-Lewis) Door zijn intense natuurstudie en creatieve manier van tekenen werd hij de voorloper van Leonardo. Deze bezat veel tekeningen van Pisanello.

Zie ook via Google/afbeeldingen tekeningen Deze tekeningen zijn echter niet allemaal van Pisanello.

Pisanello was in staat snelle, spontane schetsen op papier te tekenen.
Hij tekende het hoofd van een paard met korte penlijnen die lijken aan te geven hoe de haren liggen en hoe ze rond het hoofd krommen.

De twee afbeeldingen van het hoofd van een edelvrouw waren zeker ‘naar het leven’ getekend.

Jacopo Bellini (ca. 1400-1470)

Zijn tekeningen dateren waarschijnlijk van rond 1450. Ze zijn gebonden in de twee beroemdste tekenboeken van de vijftiende eeuw. De meeste tekeningen in deze twee boeken zijn van zijn hand.
De tekeningen in het eerste boek zijn gemaakt op perkament, die in het tweede boek op papier.
In de onthoofding van Johannes de Doper zien we het verhaal getekend in verschillen delen. De onthoofding zelf zien we achter op het plein, naast de trap. Salome draagt het hoofd de trap op. Onder de pergola op het tweede niveau viert Herodes zijn feest.
De paarden links en het aapje rechts zijn ontleend aan Pisanello. Het belangrijkste onderwerp was de architectuur. Bellini was er vooral op uit de figuren goed in de ruimte te plaatsen.

Bellini tekende het paleis vanuit een één punts perspectief. We zien verschillende stijlen: de traditionele Venetiaanse façade met torens; de balustrade en de fontein met vier verdiepingen. Het onderwerp is godsdienstig, maar het geheel ademt een feestelijke sfeer. Het loopt vooruit op de
architectonische capriccios van de latere Venetiaanse kunst.

Zie afbeldingen
Niet al deze afbeeldingen zijn van Jacopo Bellini.

Midden-Italië
In Florence waren er in het midden van de 15e eeuw geen kunstenaars die een vergelijkbaar aantal tekeningen nalieten als de Noord-Italiaanse kunstenaars Pisanello en Jacopo Bellini. Tegen het einde van deze eeuw lieten Filippino Lippi, Domenicho Ghirlandaio en Leonardo da Vinci wel een groot aantal tekeningen na. Er kwam wel een belangrijke verandering in de praktijk van het tekenen.
Vasari merkte op dat Paolo Ucello talrijke “geschilderde afbeeldingen maakte van vogels, katten, honden en elk soort vreemd dier waarvan hij tekeningen kon krijgen”.
Rond 1460 maakte Gozzoli’s werkplaats een tekenboek vergelijkbaar met dat van Pissanello. Het boek bevat dieren, architectuur-details, lichaamsdelen en vooral menselijke figuren, zowel naakt als gekleed. Zie
Figuur 2-14 .

De poses van de modellen waren er waarschijnlijk vooral op gericht de jonge kunstenaars te oefenen in anatomie, proporties en perspectief. Figuur 2-14 ziet er nog enigszins middeleeuws uit, hij heeft geen nek en de benen sluiten niet goed aan bij de heup..
In de werkplaatsen van Florence in het midden van de 15e eeuw was de studie vooral gericht op het maken van naakt-tekeningen. Men maakte gebruik van klassieke kunst voor lessen in anatomie, pose en beweging.
Mogelijke tekeningen van Masaccio en Donatello zijn alle verdwenen.
Later in de 15e eeuw maakten de kunstenaars steeds meer naakt-tekeningen: dit vooral gericht op het hoofd-onderwerp van de Renaissance-kunst: het maken van historie-schilderijen.

In “Over schilderkunst” raadt Leon Battista Alberti de schilders aan ‘de gehele historie en elk van de onderdelen uit te werken door het maken van schets-modellen op papier”. Hij is zich bewust dat een historie vraagt om figuren waarvan de poses, gebaren, bewegingen en reacties betekenis hebben voor de toeschouwer, en daarvoor is kennis van het naakt nodig. Tekenen helpt daarbij.

In figuur 2-15 zien we een tekening van Parri Spinelli uit het Toscaanse Arezzo van rond 1435. We zien de figuur van boven; het linkerbeen, hoofd en de armen zijn verkort weergegeven. Hij modelleerde hem in een netwerk van kruis-arceringen. Dit is misschien het vroegste voorbeeld van kruis-arceringen.

Rond 1440 maakte Domenico Veneziano in Florence een aantal penseel-tekeningen, gemodelleerd in wit op blauw gekleurd papier. Zie figuur 2-16 Dit soort tekeningen werden vooral populair onder Venetiaanse kunstenaars van de late 15e en de 16e eeuw. Zijn tekeningen deden in Florence de passie ontwaken om naakten te tekenen, niet alleen in rust maar ook in beweging.

Ook Antonio Pollaiuolo’s tekening Naakte man, gezien van voren, opzij en in de rug werd een model dat men navolgde.

Pollaiuolo was in de eerste plaats beeldhouwer. De systematische analyse van een figuur van voren, opzij en van achteren hing ongetwijfeld samen met zijn praktijk om een was- of klei-figuur, die hij gebruikte voor zijn bronzen beelden, te roteren, .
Zijn naakt, gezien van verschillende kanten heeft een nieuw en nog zelden vertoond driedimensionaal karakter. Zijn dikke en dunne penlijnen geven de spierstruktuur aan, en spanning en ontspanning.

De beeldhouwer Andrea Verrocchio tekende een ander soort naaktstudie, in een poging beweging weer te geven. Zie figuur 2-18. We zien peuters die staan, rennen, liggen en zitten. Hij werkte spontaan en snel, tekende de ene figuur na de andere in de ruimte die toevallig beschikbaar was. De gebogen en onderbroken lijnen geven de levendigheid van de kinderen weer. Soms tekende hij de boog van een arm of de cirkelvorm van een hoofd voor hij de uiteindelijke contour tekende. Het vloeibare van een pen stelde hem in staat om te schetsen en zijn fantasie de vrije loop te laten. De tekening was geen voorbereiding voor een bepaald schilderij of beeld, maar het is wel zo dat verschillende kinderen door hem en zijn volgelingen daarin werden toegepast. De tekening is verbonden met studies van kinderen door zijn leerling Leonardo da Vinci.

Filippino Lippi (ca. 1457-1504) begon het naakt te bestuderen in tekeningen als Vier mannelijke naakten. Zie figuur 2-19 . Hij schijnt verschillende schetsboeken te hebben samengesteld. Hij paste deze schetsen toe in zijn werk.
Deze studies zijn vroeg werk van Filippino Lippi, gemaakt kort na zijn periode van leerling bij Botticelli.
De witte verhogingen helpen zijn figuren te modelleren; zij geven ook het idee van plotselinge beweging.

Op Leonardo da Vinci na zijn er van Filippino Lippi meer tekeningen bewaard in de late 15e eeuw dan van iemand anders; van hem zijn ongeveer 150 tekeningen vastgesteld.
In het begin tekende Filippino vooral met de metaalpunt. In 1488 ging hij naar Rome. Vanaf toen tekende hij vooral met de pen.

Op latere leeftijd maakte Filippino ook complete compositie-studies, zoals De triomf van St. Thomas van Aquino; zie figuur 2-20 . Dit was een studie voor een fresco dat Filippino in Rome schilderde voor kardinaal Carafa.
De figuren bewegen zich door de ruimte, vormen een driehoek, en verhouden zich op een heel natuurlijke manier tot elkaar; dit heeft het niveau van de Hoge Renaissance.
De architectuur van Bellini , die we eerder zagen, was middeleeuws. Deze archtectuur is die van Bramante. De toepassing van lichte wassingen tillen de vlakken van de architectuur op naar de derde dimensie.

Filippino schetste Twee converserende vrouwen in een heel andere stijl: de figuren keren zich naar elkaar; snel getekende lijnen, korte lijnen, waarvan sommige dik zijn, andere dun, en sommige een hoek met elkaar maken.
De tekening weerspiegelt de grote vrijheid en flexibiliteit in het hanteren van de pen die zich tegen het einde van de 15e eeuw in Florence hadden ontwikkeld.

Afbeeldingen
Niet al deze afbeeldingen zijn van Filippino Lippi.

Noord-Italië

Andrea Mantegna (ca. 1430 ‑ 1506)
Hij werkte eerst in Padua en daarna vijftig jaar lang aan het Gonzaga hof in Mantua.
In de eerste jaren maakte hij ruwe schetsen, zoals Christus aan het kruis . Hij was zich bewust van Pisanello’s ontdekking dat je tekenen kon gebruiken om te verkennen en een goede compositie te vinden.

Hij gebruikte normaal lange diagonale arceerlijnen, maar in deze snelle schets had hij daar geen tijd voor. Hij zocht naar de goede lijn en daarvoor herhaalde hij elke contourlijn twee of drie keer, waardoor de contouren lijken te vibreren.
De Christus van Mantegna is een grote, gespierde figuur die is gebaseerd op de klassieke beeldhouwkunst.

Andrea Mantegna maakte ook nauwkeurig uitgewerkte tekeningen, ofwel zorgvuldig weergegeven modelli, die nauwkeurig werden gekopieerd in een schilderij, óf presentatie-tekeningen voor verzamelaars. Bij beide soorten wordt alles nauwkeurig weergegeven. Het waren als het ware schilderijen zonder kleur. Zijn leerlingen en andere kunstenaars verzamelden deze modelli.

De ongewoon grote tekening Judith (1491)was waarschijnlijk een presentatie-tekening. Judith heeft het hoofd van Holofernes afgehakt: hij was de aanvoerder van het vijandelijke leger. Zij doet dit hoofd in een zak. Mantegna heeft een dramatische actie omgezet in een standbeeld-achtige pose. Judith rijst vanaf de lage hoek rechts omhoog. De dienstmeid staat achter haar op een kleine verhoging, en kijkt haar aan. We zien Judith van achteren, haar heup is sterk naar links gedraaud, in overdreven contraposto. ‘Contrapposto is een term uit de beeldende kunst die een bepaalde houding van een geschilderde of gebeeldhouwde figuur beschrijft.
Het rechterbeen draagt het volle gewicht, het linkerbeen is ontspannen. De scheve houding die ontstaat — de rechterheup is hoger dan de linker — wordt in evenwicht gebracht door de schouders en armen (de linkerschouder is hoger dan de rechter). De ontspanning van het linkerbeen keert terug in de rechterarm. Daartegenover staan een gespannen rechterbeen en linkerarm. Het resultaat is een levendige figuur, die in beweging lijkt te zijn.’ (Wikipedia)
Van Judiths hoofd spiraalt een lint omlaag. De krommingen in het lint komen overeen met andere kreukels die we zien. Donkerbruine was rechts van elke figuur zorgt voor contrast. Hierop aansluitend plaatste hij een paar witte ophogingen.

DE ZESTIENDE EEUW · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Tekenkunst in de zestiende eeuw

Lucas van Leyden · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Bronnnen

1.’Lucas van Leyden en de Renaissance’ door Christiaan Vogelaar, Jan Piet Filedt Kok, Huigen Leeflang, Ilja M Veldman en anderen, Leiden, 2011
2. ‘Nederlandse kunst in het Rijksmuseum 1400 – 1600’ door Henk van Os, Jan Piet Filedt Kok, Ger Luijten, Frits Scholten e.a., Waanders Uitgevers, Zwolle 2000
3. ‘Eeuwige Schoonheid’, E.H.Gombrich, Weesp, 1984
4. ´Geschiedenis van de Middeleeuwen´, H.P.H.Jansen, Het Spectrum, 1978

Zijn leven

Lucas van Leyden was een Noord-Nederlands schilder, tekenaar, (koper)graveur, etser en maker van houtsneden. Hij was een van de grootste graveurs uit de kunstgeschiedenis.

De kunstenaarsbiograaf Karel van Mander schrijft in zijn Schilderboeck uit 1604 over hem:
‘Onder de vele begaafde, subtiele geesten van onze schilderkunst, die al vanaf hun prille jeugd uitgeblonken hebben, ken ik er geen een die de gelijke was van de met talent gezegende Lucas van Leyden die wel met penseel en burijn in de hand , en als volleerd in schilder- en tekenkunst, geboren lijkt te zijn.’

Lucas van Leyden was een zoon van de schilder Huygh Jacobsz. en diens vrouw Marie Hendriksdr. Volgens Karel van Mander werd hij geboren in mei of juni 1494. Later werd dit jaartal in twijfel getrokken, sommigen vermoeden dat Van Leyden in 1489 werd geboren, maar 1494 wordt officieel aangehouden.

Hij werd eerst opgeleid door zijn vader. Lucas was een vroegrijp talent. Op 9-jarige leeftijd zou hij, volgens Van Mander, zijn eerste gravures gemaakt hebben De kwaliteit daarvan was uitzonderlijk hoog, vooral gezien het feit dat er op dat gebied in Holland in het geheel geen traditie bestond. Lucas was op dat gebied kennelijk een autodidact. Hij heeft waarschijnlijk veel geleerd van het werk van Albrecht Dürer.

Zijn eerste schilderij zou hij op 12-jarige leeftijd verkocht hebben, en wel aan de heer van Lockhorst. Waarschijnlijk was dit Gerrit van Lockhorst, die lid was van het stadsbestuur van Leiden. Zo’n prestigieuze opdracht opende de weg naar een grootse carrière.

Zijn tweede leermester was de schilder Cornelis Engebrechtsz. Van hem leerde hij de schilderkunst.

Lucas van Leyden en Albrecht Dürer ontmoetten elkaar in 1521 in Antwerpen. Bij de gelegenheid wisselden zij prenten. Dürer had grote bewondering voor het werk van Van Leyden.

Lucas was zeer perfectionistisch waar het de drukkwaliteit van zijn prenten betrof.

Lucas was op de eerste plaats een grafisch kunstenaar. Er zijn bijna 170 gravures van hem bewaard gebleven.
Hij maakte ook ontwerpen voor glasruitjes en boekillustraties; er zijn ook tekeningen van hem bewaard gebleven.

Zijn onderwerpen

In de 15e eeuw begon kunst zijn weg te vinden naar de woonhuizen van gewone burgers. Dit werd gestimuleerd door de Moderne Devotie. Daarvan was Geert Grote de geestelijke vader. Beschilderde panelen konden alleen de rijke burgers zich veroorloven. De anderen waren aangewezen op houtsnedes of gravures.
‘Lucas van Leyden veroorzaakte een breuk met de traditie door zijn verfijnde graveertechniek en originele vormgeving voor devotieprenten. Door hun hoge artistieke kwaliteit waren zij ook een gewild object voor verzamelaars. (…) De kern van het christelijk geloof bestaat uit hoop op verlossing door Christus’ offer aan het kruis. Meditatie en gebed richtten zich dan ook met name op voorstellingen van de passie.’ (Ilja M.Veldman)

Veel houtsnedes en gravures waren afbeeldingen van heiligen, de grote voorbeelden voor de gelovigen.
Een van de meest geliefde heiligen was Christoffel. Hij zou het christuskind over een gevaarlijk stromende rivier hebben gedragen. Hij was de beschermheilige van reizigers.

Albrecht Dürer had vóór Lucas een gravure van Christoffel gemaakt

De heilige Christoffel draagt het Christuskind

Na hem maakte Lucas een gravure van Christoffel; bij hem staat Christoffel wat steviger in de snelle stroom:
0532 De heilige Christoffel

Ook Maria Magdalena was populair. Op een van de eerste houtsnedes van Lucas zien we haar in de woestijn, boetend voor haar zonden. Hij had toen kennelijk nog moeite met de anatomie van het vrouwenlichaam. Magdalena is nogal plomp uitgevallen, maar juist daardoor maakt ze een aandoenlijke indruk.

0330 Maria Magdalena in de woestijn

Ook Maria Magdalena van vóór de tijd dat ze boete deed prikkelde de fantasie. Bij kerkelijke feestdagen werden door rederijkers en ambachtsgilden passiespelen opgevoerd, maar ook verhalen gespeeld van gebeurtenissen die niet in de bijbel staan. Zo´n spel was ´Het wereldse even van Maria Magdalena´.

0630 De dans van Maria Magdalena

Dit is een van de mooiste gravures van Lucas. Er staan veel figuren op, maar het geheel is toch goed te overzien. Maria Magdalena wordt hier voorgesteld zoals ze zich vóór haar bekering aan wereldse genoegens overgaf. Overal zien we vrijende paartjes. Achter haar staan een trommelaar en een fluitist. Van achter een boom links komt een nar tevoorschijn. Hij waarschuwt met opgeheven hand voor de gevaren van overgave aan wereldse genoegens. Hij herinnert er aan dat Maria Magdalena daar later geweldig veel spijt over kreeg.

De rederijkers voerden ook spelen op over mythologische onderwerpen. Een zo´n onderwerp was ´Venus en Mars´. De liefdesgodin Venus was getrouwd met Vulcanus. De oorlogsgod Mars was een broer van Vulcanus. Hier zien we Venus en Mars tezamen. Vulcanus zou hun overspel ontdekken, en op een bijzondere manier wraak nemen: hij was smid, en smeedde een ijzeren hek dat hij boven het bed hing waarin zij de liefde bedreven. Zij konden daar niet uit. De goden kwamen kijken, dat wil zeggen: de mannelijke goden; de vrouwelijke geneerden zich hiervoor.

1050 Mars, Venus en Cupido

Rond 1500 had de Brusselse rederijker Jan Smeeken over dit onderwerp een spel geschreven: ‘Hoe Mars en Venus samen overspel pleegden.’
De kans is groot dat dit voor Lucas een bron van inspiratie is geweest.

Dit is een van de late gravures van Lucas. De figuren vullen bijna het hele beeldvlak. Venus zit wat vermoeid naar haar minnaar te staren. Haar zoon Cupido reikt naar haar tepel om haar lust op te wekken. Mars heeft zijn wapenrusting neergelegd en zit klaar om in actie te komen. In het spel wordt er door vrouwen over geklaagd dat mannen zo ‘wanckelbaer’ zijn, omdat ze steeds maar aan seks denken.

Gedrukte getijdenboeken

Als kind werd Lucas zeer waarschijnlijk ook visueel gevormd door de getijdenboeken. Gedrukte getijdenboeken kwamen in zeer grote oplagen op de markt. Deze bevatten veel afbeeldingen. Op veel daarvan zien we toeschouwers die commentaar leveren op de uitgebeelde scène. Daardoor wordt het voor de gelovigen gemakkelijker zich met de uitbeelding te identificeren.

Dat heeft Lucas overgenomen. Dat zien we bijvoorbeeld in
0390 David speelt harp voor Saul
en in
0483 De vrouw van Potifar beschuldigt Jozef van aanranding.

Het Oude Testament

Een verklaring voor de vele voorstellingen uit het Oude Testament is gelegen in de middeleeuwse opvatting dat veel gebeurtenissen uit het Oude Testament een voorafbeelding waren van gebeurtenissen in het Nieuwe Testament.
Tegen het einde van de 15e eeuw werden ook steeds vaker voorstellingen in beeld gebracht die geen voorspellende functie hadden. Dit geldt bijvoorbeeld voor
Abraham stuurt Hagar weg

Sara, de vrouw van Abraham, kon eerst geen kinderen krijgen, en had daarom haar slavin Hagar aan Abrahem ter beschikking gesteld. Hager kreeg een zoon, Ismaël. Toen Sara op latere leeftijd toch nog een zoon kreeg, Isaäk, eiste zij van Abraham dat hij Hagar en Ismaël weg zou sturen. Zij wilde niet dat Ismaël later ook in de erfenis zou delen. Abraham doet dit met kennelijke tegenzin. Hagar wist de tranen uit haar ogen; Ismaël kijkt vol vertrouwen op tegen zijn vader. Zelfs de hond treurt, en laat zijn kop hangen. Kennelijk voelde Lucas zich zeer betrokken bij dit thema.

De dans om het gouden kalf

Bij hun tocht door de woestijn kwamen de Israëlieten langs de berg Sinaï. Hun leider Mozes beklom de berg om in contact te komen met God. Daar zou hij de Stenen Tafelen met de tien geboden ontvangen. Daar ging echter veel tijd overheen. Het volk onder aan de berg werd ongerust, en richtte tenslotte een gouden kalf op. Dat was kennelijk en van hun vroegere goden. Ze begonnen er om heen te dansen en feest te vieren.

1160 De dans om het gouden kalf
ca 1530

We zien hier, boven het gouden kalf, het moment dat Mozes met een bediende de berg afdaalt en het feestende volk ziet. Uit woede gooit hij de Stenen Tafelen stuk op de grond.

Van Mander beschrijft het als volgt: “In dit feestvieren ziet men heel levensecht uitgebeeld de losbandige aard van het volk en de lage lust die uit de ogen straalt.”

“Het landschap waarin de beweeglijke figuren zijn opgenomen geeft een overtuigend verloop via de diepte van het middenplan met de donkergroene bomen naar een lichtgroen en blauw voor de bergen. (…) Het bijzonder goed bewaarde drieluik toont de schilder Lucas van Leyden op zijn allerbest.” (Nederlandse kunst 1400 – 1600, p.135)

Lucas legt hier niet de nadruk op de dans om het gouden kalf (dat zien we op de achtergrond) maar op het feestvierende volk op de voorgrond. Daar zien we etende, drinkende en vrijende mensen.

Lucas van Leyden was een van de eersten die oudtestamentische verhalen zelfstandig uitbeeldden. Mozes, de leider en wetgever van zijn volk, gold als een voorafbeelding van Christus. Het drieluik was een waarschuwing tegen losbandigheid en een aansporing om volgens Gods geboden te leven. Lucas heeft dit kennelijk wel met plezier geschilderd!

Leerzame voorbeelden uit het Oude Testament

Al eeuwen lang werden verhalen uit het Oude Testament verwerkt tot voorbeelden hoe het wel of niet moest. Zo’n verhaal was het apocriefe verhaal van de mooie Suzanna en de ouderlingen.

0380 Suzanna en de ouderlingen (1508)

We zien links op de voorgrond twee oudsten van het volk, die als rechters waren aangesteld. Zij bespieden Susanna die een bad neemt. Zij zullen naar haar toegaan en proberen haar te verleiden. Als ze daar niet op ingaat bedreigen ze haar. Ook daar gaat ze niet op in.

De twee oudsten sleuren haar dan voor de rechter en verklaren dat ze gezien hebben dat zij overspel pleegde met een jonge man. Op dat vergrijp stond de doodstraf. Dan komt de jonge Daniël naar voren. Hij laat de ouderlingen apart ondervragen: ‘Onder welke boom heb je hen overspel zien plegen?” Als ze daar een verschillend antwoord op geven is het duidelijk dat zij gelogen hebben, en worden zij ter dood veroordeeld.

De moraal van het verhaal is: de deugdzaamheid van Susanna wint het ven de schurkachtigheid van de ouderlingen.

Ook hier blijkt de wijze van uitbeelding van Lucas verrassend. Het was gebruikelijk om het moment weer te geven dat de ouderlingen de naakte Susanna bedreigden. Lucas kiest voor het moment dat aan deze gebeurtenis voorafgaat. “Centraal staan de twee schurken, wier gezichten, gebaren en uitdrukkingen hun wellustige en achterbakse bedoelingen uitdrukken. (…) Door het gebruik van de tegenstelling van licht en donker in de voorgrondfiguren en de ijle achtergrond is een overtuigende dieptewerking bereikt.” (Nederlandse kunst 1400 – 1600 p. 130)

Andere prenten over het Oude Testament

1021b Het eerste verbod (1529)
0990 De zondeval
De zondeval
Verdrijving uithet paradijs
Adam en Eva na de verdrijving uit het paradijs
1020 Adam en Eva treuren over de dode Abel
0360 Simson en Delila (ca 1507)
0520 Abraham en Isaäk
Abraham en de drie engelen
1040 Lot en zijn dochters
0482 Jozef ontvlucht de vrouw van Potifar
Jozef verklaart de dromen van de Farao
1160 De dans om het gouden kalf
ca 1530
Jaël doodt Sisera

Prenten over het Nieuwe Testament

Rust op de vlucht naar Egypte
Maria met kind en de heilige Anna
0871 De heilige familie (In landschap)
Maria met kind en twee engelen
0734 Salomé met het hoofd van Johannes
0781a Christus op de olijfberg
Judas verraadt Christus
0780d Christus voor Annas
De grote Ecce Homo
0620 Golgotha
0782 De opstanding

Erasmus en Hiëroniymus

Erasmus van Rotterdam (AD)

De humanist Erasmus pleitte voor een theologie die voor ieder begrijpelijk zou zijn, en in het dagelijkse leven toepasselijk. Zijn grote voorbeeld was Hiëronymus, die de Bijbel uit het Hebreeuws en Grieks in het Latijn had vertaald. Albrecht Dürer heeft hem afgebeeld, zittend in zijn studeerkamer.

0813 De heilige Hiëronimus in zijn studeervertrek (AD)

Onder invloed van het humanisme krijgt men meer belangstelling voor de oorspronkelijke Bijbeltekst, en voor de zedelijke inhoud ervan. Dit zou een grote rol spelen bij het ontstaan van de Reformatie.

Natuur en erotiek

In de vroege prenten van Lucas vallen zijn idealisering van de natuur en een onschuldige vorm van erotiek op. Dat zien we bijvoorbeeld in zijn
0440 Jonge vrouw met hinde.

Het kan zijn dat Lucas hierbij dacht aan het aardse paradijs, waarin de mens, naakt, in vrede leefde met alle dieren. Het is ook mogelijk dat hij dacht aan Spreuken 5:18-21: “Verheug u over de vrouw van uw jeugd, een lieflijke hinde, een bekoorlijke ree; laat haar boezem u te allen tijde vreugdedronken maken, wees bestendig verrukt over haar liefkozingen. Waarom zoudt gij dan, mijn zoon, afdwalen naar een vreemde?”

De eerste zelfstandige uitbeelding van het boerengenre in de Nederlanden was waarschijnlijk
0460 Het melkmeisje met boer en koeien .
Rechts van de koe zien we een charmant boerinnetje met een melkemmer, links een wat nors uitziende boer. Een tweede koe kijkt ons van achter de eerste recht aan.

Mogelijk is Lucas bij deze compositie beïnvloed
door 0460 Het kleine paard
van Albrecht Dürer. Hier vult een paard, van opzij gezien, het hele beeldvlak. Lucas vervangt dit paard door een oer-hollandse melkkoe, die toen het landschap beheerste.
Van Mander noemt de prent “fraai en zorgvuldig uitgevoerd” en “een uitnemend stukje, dat zeer gezocht is”.
“Het spel van horizontale en verticale accenten, met het huis en de bomen als zijcoulissen op een toneel, maakt de compositie bijzonder solide en uitgebalanceerd.” (Ilja M.Veldman)

Hendrick Goltzius (1558-1617). · 2931 dagen geleden by Ad van den Ende

Bronnen
1. ‘Hendrick Goltzius (1558-1617). Tekeningen, Prenten en Schilderijen’ door Huigen Leeflang, Ger Luijten, Marijn Schapelhouman, Nadine M. Orenstein, Michiel C.Plomp en Lawrence W.Nichols. De parafrasen van teksten uit het Schilderboeck van Karel van Mander zijn uit dit boek overgenomen.

2. ‘Nederlandse kunst in het Rijksmuseum 1400 – 1600’ door Henk van Os, Jan Piet Filedt Kok, Ger Luijten, Frits Scholten e.a., Waanders Uitgevers, Zwolle 2000

3. ‘Eeuwige Schoonheid’, E.H.Gombrich, Weesp, 1984

Haarlem

Aan het eind van de zestiende eeuw stond Haarlem in Holland cultureel op de eerste plaats. Na de Spaanse bezetting en de grote stadsbrand van 1576 was de stad geleidelijk uit het dal omhoog geklommen. De val van Antwerpen zorgde voor een sterke instroom van vakmensen uit de Zuidelijke Nederlanden. Tussen 1580 en 1622 groeide het aantal inwoners van 18.000 tot ongeveer 40.000.

Het leven van Hendrick Goltzius (1558-1617)

I ´Hij is een man die zich in het geheel niet bezighoudt met wereldse beslommeringen en alledaags geklets, doch iemand die uit een alles overtreffende liefde voor de kunst graag met een geruste ziel stil en alleen is, omdat de kunst hem geheel voor zich opeist. Bijzonder gesteld is hij op zijn eigen vrijheid en ook op beschaafdheid en eerbaarheid. Zijn persoonlijk devies luidt: ‘Eer boven goud’, hetgeen bewijst dat hij niet zozeer naar geld streeft als wel naar eer, en hij presenteert zich dan ook veeleer bescheiden dan pronkzuchtig.´ (Parafrase Karel νan Mander, Levens)

Zelfportretten

1. Zelfportret, ca 1586-1590
Dit is het vroegst bekende zelfportret van Goltzius. Hij werkte hierbij met metaalstift op tafelet. Een tafelet is een met lijm en krijt geprepareerd en gepolijst plaatje van papier of perkament, dat aan beide kanten betekend kon worden. Zij waren meestal bijeengebonden als boekjes en konden zo gemakkelijk op wandelingen worden meegenomen.
Deze techniek heeft Goltzius zijn hele loopbaan toegepast voor studies en portretten.
Dit portret is heel gedetailleerd; het is ook het eerste portret waarin hij kleur heeft toegepast. In zijn rechterhand heeft hij een burijn, met zijn linkerhand houdt hij een koperplaat vast; hij laat zien dat hij graveur is. Met dat vak had hij voor zijn dertigste al grote roem verworven in heel Europa. De kleding laat zien dat hij van welstand is en goede smaak heeft. Hij heeft een levendige en zelfbewuste gezichtsuitdrukking.

´De jonge Hendrick Gοltzius greep iedere gelegenheid aan οm te tekenen: eerst οp de muren νan het οuderlijk huis, later als leerling ίn het atelier νan zijn vader. In plaats van iets geduldig te kopiëren, tekende hij vooral dingen νan eigen vinding en liefst grοte, zοals οlifanten en kamelen. Als kind al slaagde hij er in οm de inhoud νan hele verhalen in heldere, krachtige voorstellingen uit te beelden. Naast het glasmaken en glasschilderen probeerde hίj zichzelf etsen en graveren bij te brengen. Ondanks zijn νerminkte hand gίng hem dit zeer gοed af.
De situatie thuis νerhinderde dat hij kennis kon nemen van belangrijke kunst in andere plaatsen, dit zeer tot zijn verdriet. Hierin kwam verandering tοen hij in de leer ging bij Dirck Vοlkertsz Cοοrnhert in Xanten. Cοοrnhert bracht hem het graνeren bij en heeft hem οοk verder — naar zίjn mening — οp de beste wijze onderwezen. Zijn leermeester gaf hem opdracht οm ontwerptekeningen te maken die Gοltzius vervolgens zelf in prent bracht. Ook maakte hij een aantal zeer gοede graνures naar ontwerp νan Adriaen de Weert.
Begin 1577 keerde Cοοrnhert terug naar zijn voormalige woonplaats Haarlem. Οp zijn adνies volgde Gοltzius enige tijd later. In Haarlem maakte Goltzius gravures voor Cοοrnhert en Philips Galle. Bίjzonder geslaagd is De geschiedenis νan Lucretίa, die hij zelf heeft ontworpen en in koper gebracht.
Gοltzius heeft νan jοngsaf getracht οm in zijn werken de schοοnheid en variatie in de natuur na te volgen. Tevens is hij er οp bewonderenswaardige wijze in geslaagd de werkwijzen νan de beste kunstenaars na te bοοtsen, zοals die van Maarten νan Heemskerck, Frans Flοris, Anthοnie Blocklandt, vervolgens Federico Barocci en uiteindelijk Barthοlοmeιιs Spranger.’
(Parafrase Karel νan Mander, Levens)

Portretgravures en -tekeningen 1578 – 1590

In het begin graveerde Goltzius voor de Antwerpse uitgevers Aux 4 Vents en Philips Galle. Goltzius’ gravures kregen al snel internationale bekendheid. Na 1582 gaf hij zijn prenten zelf uit.

Portret van de vrouw van de kunstenaar

(Door rechts onderaan op het min-teken te klikken wordt een groter gedeelte van de afbeelding weergegeven.)

Hendrick Goltzius trouwde in 1579 met Margretha (Grietgen) Jansdochter, de weduwe van Adriaen Matham. Haar zoon, Jacob, werd later een leerling en medewerker van zijn stiefvader.

Goltzius was een echte overgangsfiguur. In het begin werkte hij in de toen heersende maniëristische stijl.

´In 1583 had de Vlaamse schilder en schrijver Karel van Mander zich ook in Haarlem gevestigd. In zijn “Schilderboeck” beschreef hij de levens van een groot aantal schilders van zijn tijd en van de generatie voor hem. Hij was een groot bewonderaar van Goltzius, vooral van diens “penwerken”. Goltzius slaagde er in met pen en inkt de zwellende en versmallende lijnen van een ets na te bootsen. (Wikipedia)

Als portretgraveur was Goltzius heel vindingrijk en hij wist zijn modellen uitstekend te karakteriseren. ‘Goltzius (…) schotelt ons een rijk scala aan gelaatsuitdrukkingen en gemoedstoestanden voor. Zijn personages zijn nu eens hautain, dan weer welwillend vriendelijk of koeltjes afwachtend. Bij hem ondergaat men de sensatie geconfronteerd te worden met mensen van vlees en bloed, hoe afgezaagd zo’n kwalificatie ook moge klinken.’ (Marijn Schapelhouman)

Portret van Jacques de la Faille

Jacques de la Faille was ´wijckmeester´ in Antwerpen, én kolonel van de burgerwacht, die door het calvinistische bewind was ingesteld. In 1584 vluchtte hij weg uit Antwerpen en vestigde hij zich als koopman in Haarlem.

Portret van Willem van Oranje

In de bovenhoeken en de linker benedenhoek zien we beschrijvingen van de uittocht van de Joden uit Egypte. ‘Jahweh ging voor hen uit: overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een vuurzuil om hun licht te zijn. Zo konden zij dag en nacht doortrekken. Nooit week de wolkkolom overdag of de vuurzuil ’s nachts van de spits van het volk.’ (Exodus 13, 21-22) Links onderaan zien we Mozes die de Tafelen der Wet ontvangt. Rechts onderaan heeft een vogel zijn nest gebouwd in de kolkende golven. Dit is een aanschouwelijke voorstelling van de lijfspreuk van de prins.
De strekking van het geheel is duidelijk: Willem van Oranje wordt geïdentificeerd met Mozes, die zijn volk wegleidt uit het vijandige Egypte.

Portret van Charlotte de Bourbon

Portret van een oude man

Metaalstift op ivoorkleurig geprepareerd tafelet; ca 1586

Blad met drie studies van een manshoofd, ca 1587

In de jaren 80 worden de tekeningen met de metaalstift geleidelijk groter van formaat; de tekenstijl wordt ook vrijer. ’Het absolute hoogte- en eindpunt van deze geleidelijke ontwikkeling is het blad met drie studies van dezelfde mannenkop. (…) Met brede, verbonden parallelle arceringen
zijn de donkere partijen aangeduid, met een voortvarendheid die men bij een stroef materiaal als de metaalstift schier voor onmogelijk zou houden.
Goltzius verkent hier de uiterste grenzen van zijn materiaal.´ (Marijn Schapelhouman)

Het portret van een jongeman

Op de keerzijde van de tafelet zien we het portret van een jongeman met weelderig krullend haar. Zijn lichaam is met dezelfde losse lijnen en parallelle arceringen getekend als de studies op de voorzijde. Zijn gezicht is echter met veel fijnere lijnen getekend.

De vaandeldrager

We zouden bij deze figuur eerder denken aan een balletdanser dan aan een krijgsman. Toch was hij wel als zodanig bedoeld.

75 jaar eerder had Lucas van Leyden al eens een vaandeldrager gegraveerd. Bij hem had het vaandel nog een redelijke omvang. ´In Goltzius´ prent is het een enorme zijden lap geworden, die meer dan de helft van het beeldvlak beslaat. Het is nauwelijks overdreven om te stellen dat die uitwaaierende lap stof het hoofdmotief van de prent is geworden. Daarop heeft de graveur het uiterste van zijn vakmanschap beproefd. Nadere beschouwing leert dat heel die in de wind klapperende massa slechts is weergegeven door middel van parallelle, aanzwellende en weer afnemende lijnen. Met De Vaandrig loopt Goltzius vooraan in de rij van grote illusionisten in de prentkunst, in gezelschap van onder meer Rembrandt met zijn Schelp en Wenzel Hollar met De Mof.´ (Marijn Schapelhouman)

‘Toen ik in 1583 in Haarlem kwam wonen, maakte ik met hem kennis en liet ik hem enige tekeningen van Spranger zien, waar hij groot belang in stelde. Eerder al had hij op bewonderenswaardige wijze het voorbeeld van grote meesters nagevolgd, en datzelfde deed hij uiteindelijk ook met Spranger, wiens levendige stijl hij zich geheel eigen maakte. Kort daarna graveerde hij dat heerlijke stuk naar Spranger, ‘Het hemelse banket’, dat overvloeit νan zoete en bevallige nectar, en dat de ontwerper en de graveur beiden even onsterfelijk maakt.
Ik zou hier veel νan zijn prenten kunnen vermelden, waaronder de Romeinse helden, die hij al vroeg maakte en die νoldoende getuigen van de heldhaftige kracht van zijn tekenkunst en het νermogen van zijn burijn, maar zal omwille van de beknoptheid νeel oνerslaan.’
(Parafrase Karel van Mander, Levens)

Prenten en tekeningen 1575-1585 · 2932 dagen geleden by Ad van den Ende

Jeugd in het Rijnland 1558 – 1577

Hendrick Goltzius is in februari 1558 geboren in Mulbracht, het huidige Bracht. Dit lag even over de Duitse grens tussen Venlo en Roermond. Hendrick was de oudste zoon van de glasschilder Jan Goltz II.
Als kind viel hij in het vuur, en verbrandde daarbij beide handjes. Door een verkeerde behandeling groeiden de pezen van zijn rechterhand aan elkaar met als gevolg dat hij deze later nooit volledig kon openen.

Hij ging al jong in de leer bij zijn vader als glazenmaker en glasschilder. Hij had een uitzonderlijke aanleg voor de tekenkunst.

Omstreeks 1574-1575 werd hij aangenomen als leerling van de graveur Dirck Volkertsz Coornhert (1522-1590). Coornhert werd vervolgd door de geuzen én door de Spanjaarden, en woonde op dat moment in Xanten, niet ver van Mulbracht. Bij hem leerde Goltzius het vak van graveur.
In 1577 werd Haarlem ontzet en keerde de humanist Coornhert uit ballingschap in Duitsland naar Holland terug. Hij vestigde zich in Haarlem. Door graveerwerk wist hij zich in zijn onderhoud te voorzien, maar hij was vóór alles schrijver. Hij schreef – in het Nederlands – over theologie, moraal, strafrecht en staatsinrichting. Met Willem van Oranje wisselde hij vaak van gedachten over zaken als religieuze verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid.

‘De mens moet zijn lusten kruisigen’, gravure uit de serie ‘De vier geestelijke jachten’ van 1577.

Gemaakt door Hendrick Goltzius (?) naar Adriaen de Weert

Coornhert was een groot bedenker van allegoriën. Het uitwerken er van in tekeningen liet hij aan anderen over. In de jaren 1568-1574, tijdens zijn ballingscap in het Rijnland, werkte hij samen met Adriaen de Weert. Deze was geboren in Brussel; hij was in Italië geweest en daarna, tijdens de beeldenstorm, was hij uitgeweken naar Keulen. Adriaen de Weert was een van Goltzius’ eerste voorbeelden. Waarschijnlijk heeft hij veel geleerd van de Rafaël-leerling Parmigianino, met name van diens houtsneden die goede voorbeelden geven van het weergeven van licht en donker. Ook de jonge Bartholomeus Spranger heeft veel van hem geleerd.

Panacea

Een van de eerste tekeningen, die van Goltzius bewaard zijn gebleven, is de vrouwefguur Panacea. Hij heeft de pentekening op blauw papier aangebracht, met penseel in blauw uitgewerkt, de lichtste partijen open gelaten en hier en daar met wit opgehoogd. Dat gaf mooie licht-donkercontrasten. Deze techniek zou Goltzius in zijn latere werk nog vaak gebruiken. Hij is hierin beïnvloed door Maarten van Heemskerk.

Coornhert en Goltzius

De belangrijkste onderwerpen, waar Coornhert over schreef, waren: verkeerde interpretaties van en vooroordelen over de Bijbel. De boodschap die door hem wordt uitgedragen ´is nauw verbonden met Coornherts onorthodoxe katholicisme, de zogenaamde leer van de volmaakbaarheid, met sterke nadruk op de vrije wil, zelfkennis en eigen verantwoordelijkheid in de keuze tussen goed en kwaad. (…) In allegorieën, bedacht door Coornhert, worden hartstochten, wellust en naakt alleen in negatieve zin ten tonele gevoerd. In Goltzius’ oeuvre gaan zinnenprikkelende naakten en erotische onderwerpen juist een centrale rol spelen.’ (Huigen Leeflang)

Bij het uitwerken van Coornherts ideeën gebruikte Goltzius zowel Nederlandse als Italiaanse voorbeelden. Steeds zou Goltzius het werk van anderen gebruiken als bron van inspiratie.

Goltzius gaf de lichamen weer ‘door middel van welvende lijnen en kruisarceringen. Omstreeks 1585 begon hij meer variatie aan te brengen in de dikte en diepte van zijn burijnsneden en ontwikkelde hij de nieuwe graveertechniek met ‘zwellende groeven’ die zijn handelsmerk zou worden.’ (Huigen Leeflang)

In de jaren 1530-1540 waren Adriaen de Weert, Anthonie Blokland en Dirck Barendsz de meest innovatieve Nederlandse kunstenaars.Zij waren in de periode 1575 – 1585 Goltzius’ belangrijkste voorbeelden. Alle drie waren ze in Italië geweest en waren ze er in geslaagd de Italiaanse voorbeelden te verwerken ‘tot een eigenzinnige noordelijke stijl’. Door hen leerde Goltzius de Italiaanse stijlmiddelen kennen.

In het begin graveerde hij voor Antwerpse uitgeverijen. In 1582 gaf hij de eerste gravures uit met het opschrift ‘gedruckt tot Haerlem’

Goltzius had zoveel succes dat hij op de duur niet meer afhankelijk was van opdrachtgevers. Hij maakte alleen nog prenten naar eigen ontwerp of naar ontwerp van kunstenaars die hij bewonderde. Hij heeft er steeds naar gestreefd werk van hoge kwaliteit te produceren voor een internationaal publiek.

Er bestond al een lange traditie om begrippen uit te beelden door personificaties. Ook Goltzius speelt een rol in deze traditie.

Arbeid en Vlijt

In Goltzius´Arbeid en Vlijt´ gaat het om een verbintenis tussen de mannelijke arbeid en de vrouwelijke vlijt. De Latijnse tekst in de marge luidt: “Wanneer Arbeid gepaard gaat met Vlijt brengt ook de Kunst ingenieuze vondsten voort.”

Hij maakte ook een personificatie van de ‘Eendracht’.

Eendracht

Bij dit alles zal Coornhert wel eens zijn wijze hoofd geschud hebben.

De invloed van Spranger · 2932 dagen geleden by Ad van den Ende

Venus en Adonis

Een werk van Bartholomeus Spranger, ca 1585 – 1590

Venus, de godin van de liefde, wil haar minnaar Adonis niet op jacht laten gaan. Ze is bang dat hem iets zal overkomen. Haar angst komt uit: een everzwijn doodt Adonis. De lange slanke figuren met kleine hoofden zijn kenmerkend voor Sprangers elegante maniëristische stijl. Het landschap is merkwaardig ouderwets: het is gekopieerd naar een vroeg-16de-eeuws schilderij. (Tekst Rijksmuseum)

Bruiloft van Cupido en Psyche

Spranger

De bruiloft van Cupido en Psyche

Hendrick Goltzius 1587

´De bruiloft van Cupido en Psyche is de uitkomst van een van de subliemste samenwerkingen tussen een ontwerper en een graveur in de geschiedenis van de prentkunst. (…) Goltzius (…) ontwikkelde een graveerstijl die zich in virtuositeit en complexiteit met Sprangers compositie kon meten. In die zin was de spectaculaire tekening van Spranger een belangrijke katalysator in de ontwikkeling van Goltzius, die met het graveren ervan begon aan een nieuwe en krachtige stilistische periode. (…)
Terecht is dit werk wel het manifest van het maniërisme genoemd. De compositie omvat het complete spectrum van Sprangers figuurtypen, van vrouwen in gedraaide, overdreven poses tot de zwaar gespierde, heroïsche mannen die door Goltzius en zijn tijdgenoten zo gretig werden nagevolgd.’ (Nadine M. Orenstein)

Calpurnius

Vertaling van de Latijnse tekst in de marge:
‘Nadat Atilius door de moedige Calpurnius uit een gevaarlijke streek was gered, behaalde hij als vrij man een vreugdevolle zege. Dit is de hoogste lof die mannen kunnen krijgen, hiermee verdienen ze hemelhoge roem: de ondergang van het vaderland te voorkomen door hun eigen ondergang.’

De serie ‘Romeinse helden’ uit 1586 had Goltzius opgedragen aan keizer Rudolf II in Praag. Rudolf werd voorgesteld als een nazaat van de oude Romeinen, en dus als een terechte keizer van het Heilige Roomse Rijk.

‘In de loop van de jaren tachtig van de zestiende eeuw ontwikkelde Hendrick Goltzius een stijl van graveren en een figuurideaal waar de beeldende kunst van zijn tijd verregaand door zou worden beïnvloed. Er waren leerlingen en navolgers tot ver buiten de landsgrenzen die trachtten zich het zwellen der lijnen eigen te maken en die zijn zeer effectvolle arceerwoijze imiteerden’. (Nederlandse kunst 1400 -1600 p. 217)

Apollo

´Met vlammende haardos schrijdt de zonnegod Apollo voort over een kolkende wolkenmassa. Op de achtergrond raast hij in zijn wagen door het wolkendecor. De Apollo is een van de sterkste voorbeelden van Goltzius´eigen inventies in de stijl van Spranger. Het hele tafereel is een staalkaart van ronde vormen ….’ (Nadine M. Orenstein)

Rond zijn dertigste was Goltzius een volleerd kunstenaar. In 1587 tekende hij de Vaandeldrager. Dit was een hoogstandje op het gebied van stofuitdrukking. Een jaar later tekenden hij Apollo. Hier staat de uitdrukking van geïdealiseerde anatomie centraal.

Mars en Venus

Venus, de vrouw van Vulcanus, pleegt overspel met Mars. Op de achtergrond raast Apollo over de wolken. Hij ziet het, en gaat het aan de andere goden vertellen.
In deze jaren verandert de graveerstijl van Goltzius. Hij maakt met zijn burijn bredere lijnen. De lijnrasters volgen nu de vormen van de lichamen en geven ze een grotere ruimtelijkheid.

Icarus

Icarus en zijn vader Daedalus worden door koning Minos gevangen gehouden op het eiland Kreta, Daedalus bedenkt een list om te ontsnappen: hij bouwt vleugels van een houten raamwerk, bezet met veren vastgezet met was. Omdat de was kan smelten, waarschuwt Daedalus Icarus om niet te hoog en te dicht bij de zon te vliegen. In zijn enthousiasme wordt Icarus echter roekeloos; hij vliegt te hoog zodat de was toch smelt en hij neerstort in de Egeïsche Zee.

Pluto

Pluto, de god van de onderwereld, werd verliefd op de beeldschone Proserpina, de dochter van de godin van de aarde Ceres. Pluto ontvoerde haar naar de onderwereld en maakte haar tot zijn vrouw. Uit wanhoop over het lot van haar dochter liet Ceres de aarde vruchteloos worden. Jupiter stuurde de god Mercurius naar Pluto met het bevel Proserpina naar haar moeder terug te sturen. Pluto gehoorzaamde, maar haalde wel een list uit: voordat Proserpina mocht vertrekken, liet Pluto haar zes zaden van een granaatappel uit de onderwereld eten. Hierdoor werd Proserpina voor zes maanden van ieder jaar gebonden aan Pluto en moest zij tot in de eeuwigheid ieder half jaar met hem doorbrengen in de onderwereld. In deze tijd rouwt Ceres in haar eenzaamheid en laat zij de aarde afkoelen (eerst in de herfst, daarna in de winter).

Hier zien we Pluto op de rug; hij kijkt uit over zijn rijk.

Grote Hercules

Hij was een Griekse mythische held, en werd beroemd om de twaalf moeilijke werken die hij uitvoerde in opdracht van koning Eurystheus. Hercules kon door de combinatie van enorme kracht en een flinke dosis slimheid machtige daden verrichten.

‘Deze bijzondere gravure belichaamt het zelfbewustzijn van Goltzius’ werk aan het einde van de jaren 80. De diep gesneden, zwellende en dan weer spits toelopende lijnen getuigen van bravoure. (…) De gravure toont een triomfantelijk voortschrijdende Hercules. Achter hem zijn twee van zijn werken zichtbaar: links zijn worsteling met de riviergod Achiloüs in de gedaante van een stier, en rechts zijn gevecht met de reus Antaeus.’ (Nadine M. Orenstein)

Midas

Midas was een legendarische koning van Frygië.
Hij was een groot vereerder van Pan. Maar door de zijde van Pan te kiezen, beledigde hij Apollo, de god van de muziek.
Pan had er plezier in om eenvoudige deuntjes op zijn rietfluit te spelen. Hij daagde Apollo uit tot een wedstrijd, waarbij de berggod Tmolos een oordeel moest geven. Tmolos verkleedde zichzelf als rechter, een krans van eikeloof op zijn haar, en trosjes eikels hangend langs zijn gezicht, en luisterde naar de muziek. Pan begon; daarna pakte Apollon zijn lier. Tmolos gaf de prijs aan Apollo. Midas protesteerde en zei dat hij Pan beter vond.
Op dat moment kon Apollo zijn boosheid niet meer beheersen en zei: “Als je je oren op deze manier gebruikt, ben je het niet waard de oren van een mens te hebben”. Hij gaf Midas ezelsoren.

Rechts zien we Midas met ezelsoren; links naast hem zit de berggod Tmolos.

Previous