Go to content Go to navigation Go to search

Opmars door de woestijn · 5606 dagen geleden by Ad van den Ende

[1.5.1] ἐντεῦθεν ἐξελαύνει διὰ τῆς Ἀραβίας
Vandaar trok hij door Syrië
τὸν Εὐφράτην ποταμὸν ἐν δεξιᾷ ἔχων
met de rivier de Eufraat aan de rechterhand,
σταθμοὺς ἐρήμους πέντε
vijf dagmarsen door de woestijn,
παρασάγγας τριάκοντα καὶ πέντε.
vijf en dertig uren gaans.

ἐν τούτῳ δὲ τῷ τόπῳ ἦν μὲν ἡ γῆ πεδίον ἅπαν
In die streek was de grond, over de hele vlakte,
ὁμαλὲς ὥσπερ θάλαττα, ἀψινθίου δὲ πλῆρες·
effen als de zee, en vol alsem.
εἰ δέ τι καὶ ἄλλο ἐνῆν ὕλης ἢ καλάμου,
Als er al iets anders groeide, hout of riet,
ἅπαντα ἦσαν εὐώδη ὥσπερ ἀρώματα·
alles was welriekend als specerijen.

[1.5.2] δένδρον δ᾽ οὐδὲν ἐνῆν,
Er was daar geen enkele boom,
θηρία δὲ παντοῖα, πλεῖστοι
maar er waren allerlei wilde dieren, voor het merendeel
ὄνοι ἄγριοι, πολλαὶ δὲ στρουθοὶ αἱ μεγάλαι·
wilde ezels en veel struisvogels
ἐνῆσαν δὲ καὶ ὠτίδες καὶ δορκάδες·
en er waren ook trapganzen en gazellen.

ταῦτα δὲ τὰ θηρία οἱ ἱππεῖς ἐνίοτε ἐδίωκον.
Op die wilde dieren maakten de ruiters soms jacht.
καὶ οἱ μὲν ὄνοι, ἐπεί τις διώκοι,
En de ezels (als iemand ze achtervolgde)
προδραμόντες 1 ἕστασαν·
renden eerst weg en bleven dan staan.
πολὺ γὰρ τῶν ἵππων ἔτρεχον θᾶττον·
Want ze liepen veel harder dan de paarden.

1. προτρεχω = snel vooruit lopen

καὶ πάλιν, ἐπεὶ πλησιάζοιεν 1 οἱ ἵπποι,
En opnieuw – wanneer de ruiters dichterbij kwamen – ταὐτὸν ἐποίουν,
deden ze hetzelfde,
καὶ οὐκ ἦν λαβεῖν,
en het was niet (mogelijk) ze te vangen
εἰ μὴ διαστάντες οἱ ἱππεῖς
tenzij de ruiters onderling op afstand bleven
θηρῷεν διαδεχόμενοι. 2
en de jacht van elkaar overnamen.
τὰ δὲ κρέα τῶν ἁλισκομένων 3 ἦν παραπλήσια
Het vlees van de gevangen (ezels) leek veel op dat
τοῖς ἐλαφείοις, ἁπαλώτερα δέ.
van herten, maar was malser.

1. πλησιάζω = dichterbij komen, naderen
2. διαδεχόμαι = overnemen, opvolgen
3. ἁλισκομαι = gevangen genomen/betrapt worden

[1.5.3] στρουθὸν δὲ οὐδεὶς ἔλαβεν·
Maar een struisvogel kreeg niemand te pakken.
οἱ δὲ διώξαντες τῶν ἱππέων
Degenen die hen achtervolgden van de ruiters
ταχὺ ἐπαύοντο·
hielden daar snel mee op.
πολὺ γὰρ ἀπέσπα
Want het kreeg een grote voorsprong
φεύγουσα,
wanneer het vluchtte,
τοῖς μὲν ποσὶ δρόμῳ,
van de poten bij het rennen,
ταῖς δὲ πτέρυξιν αἴρουσα,
van de vleugels door ze op te tillen,
ὥσπερ ἱστίῳ χρωμένη.
ze als een zeil gebruikend.

τὰς δὲ ὠτίδας ἄν τις ταχὺ ἀνιστῇ ἔστι λαμβάνειν·
De trapganzen kan je vangen als je ze snel opjaagt.
πέτονται γὰρ βραχὺ ὥσπερ πέρδικες
Want ze vliegen maar kort, net als patrijzen,
καὶ ταχὺ ἀπαγορεύουσι. 1
en worden snel moe.
[1.5.4] τὰ δὲ κρέα αὐτῶν ἥδιστα ἦν.
Maar hun vlees is allerlekkerst.

1. ἀπαγορεύω = verbieden; moe worden, het opgeven

ἐντεῦθεν ἐξελαύνει σταθμοὺς ἐρήμους τρισκαίδεκα
Vandaar trok hij dertien dagmarsen door de woestijn,
παρασάγγας ἐνενήκοντα
negentig uren gaans,
τὸν Εὐφράτην ποταμὸν ἐν δεξιᾷ ἔχων,
de rivier de Eufraat aan de rechterhand houdend,
καὶ ἀφικνεῖται 1 ἐπὶ Πύλας.
en hij komt in Pylai aan.

1. ἀφικνεομαι = aankomen; bereiken

ἐν τούτοις τοῖς σταθμοῖς πολλὰ τῶν ὑποζυγίων
Tijdens die dagmarsen kwamen veel lastdieren
ἀπώλετο 1 ὑπὸ λιμοῦ·
om van de honger.
οὐ γὰρ ἦν χόρτος οὐδὲ ἄλλο οὐδὲν δένδρον,
Want er was geen gras en ook niets anders, geen boom,
ἀλλὰ ψιλὴ ἦν ἅπασα ἡ χώρα·
maar kaal was de hele streek.

1. ἀπολλυμι = ten gronde richten; verliezen

οἱ δὲ ἐνοικοῦντες
De inwoners,
ὄνους ἀλέτας παρὰ τὸν ποταμὸν ὀρύττοντες 1
molenstenen langs de rivier opgravend,
καὶ ποιοῦντες εἰς Βαβυλῶνα ἦγον
en bewerkend, brachten die naar Babylon,
καὶ ἐπώλουν 2
verkochten ze
καὶ ἀνταγοράζοντες 3 σῖτον ἔζων.
en er tarwe voor kopend leefden ze (daarvan).

1. ὀρύττω = (op)graven, tevoorschijn graven
2. πώλεω = verkopen
3. ἀνταγοράζω = tegen iets inkopen

[1.5.6] τὸ δὲ στράτευμα ὁ σῖτος ἐπέλιπε, 1
Maar het leger kreeg tekort aan tarwe
καὶ πρίασθαι οὐκ ἦν
en kopen was niet mogelijk,
εἰ μὴ ἐν τῇ Λυδίᾳ ἀγορᾷ
behalve op de Lydische markt,
ἐν τῷ Κύρου βαρβαρικῷ,
in het Perzische (legerkamp) van Kyros.

τὴν καπίθην ἀλεύρων ἢ ἀλφίτων
Per kapithe tarwemeel of gerstemeel
τεττάρων σίγλων.
(betaalde men) vier siglen. 2
ὁ δὲ σίγλος δύναται
De siglos heeft een waarde van
ἑπτὰ ὀβολοὺς καὶ ἡμιωβέλιον Ἀττικούς·
zeven en halve Attische obool;
ἡ δὲ καπίθη δύο χοίνικας Ἀττικὰς ἐχώρει.
de kapithe kon twee Attische choinix bevatten.
κρέα οὖν ἐσθίοντες
Dus door vlees te eten
οἱ στρατιῶται διεγίγνοντο.
sloegen de soldaten zich er doorheen.

1. ἐπιλειπει = er komt een tekort
2. Ongeveer veertig maal zo duur als in Griekenland

[1.5.7] ἦν δὲ τούτων τῶν σταθμῶν
Er waren van die dagmarsen
οὓς πάνυ μακροὺς ἤλαυνεν,
waarop hij zeer lang voorttrok,
ὁπότε ἢ πρὸς ὕδωρ
telkens als hij naar water
βούλοιτο διατελέσαι ἢ πρὸς χιλόν.
wilde voortmarcheren of naar weiden.

καὶ δή ποτε στενοχωρίας
Op een keer, toen zich een bergengte
καὶ πηλοῦ φανέντος
en drassige grond voordeden,
ταῖς ἁμάξαις δυσπορεύτου
die voor de wagens onbegaanbaar waren,
ἐπέστη ὁ Κῦρος
bleef Kyros staan,
σὺν τοῖς περὶ αὐτὸν ἀρίστοις
met om zich de voornaamste
καὶ εὐδαιμονεστάτοις
en rijkste (Perzen),
καὶ ἔταξε Γλοῦν καὶ Πίγρητα
en beval Glous en Pigres,
λαβόντας τοῦ βαρβαρικοῦ στρατοῦ
met inzet van (soldaten) van het Perzische leger,
συνεκβιβάζειν 1 τὰς ἁμάξας.
de wagens er uit te trekken

1. βιβάζω = doen gaan

[1.5.8] ἐπεὶ δ᾽ ἐδόκουν αὐτῷ
Toen zij op hem de indruk wekten
σχολαίως ποιεῖν,
het kalm aan te doen,
ὥσπερ ὀργῇ ἐκέλευσε
beval hij, kennelijk kwaad,
τοὺς περὶ αὐτὸν Πέρσας τοὺς κρατίστους
de voornaamste Perzen om hem heen
συνεπισπεῦσαι τὰς ἁμάξας.
vlug mee te helpen met de wagens.
ἔνθα δὴ μέρος τι τῆς εὐταξίας ἦν θεάσασθαι.
Toen was er een staaltje van discipline te zien.

ῥίψαντες γὰρ τοὺς πορφυροῦς κάνδυς
Want na het wegwerpen van hun purperen gewaden
ὅπου ἔτυχεν ἕκαστος ἑστηκώς,
waar ieder toevallig stond,
ἵεντο ὥσπερ ἂν δράμοι τις ἐπὶ νίκῃ
renden ze als in een wedloop om de overwinning
καὶ μάλα κατὰ πρανοῦς γηλόφου,
de zeer steile helling af,
ἔχοντες τούτους τε τοὺς πολυτελεῖς χιτῶνας
allen gekleed in de kostbare onderkleren
καὶ τὰς ποικίλας ἀναξυρίδας,
en de bontgekleurde broeken;
ἔνιοι δὲ καὶ στρεπτοὺς περὶ τοῖς τραχήλοις
sommigen hadden ook kettingen om hun hals
καὶ ψέλια περὶ ταῖς χερσίν·
en armbanden rond hun polsen.

εὐθὺς δὲ σὺν τούτοις εἰσπηδήσαντες εἰς τὸν πηλὸν
Terstond, met dat alles aan, sprongen ze in de modder,
θᾶττον ἢ ὥς τις ἂν ᾤετο
en sneller dan je zou denken
μετεώρους ἐξεκόμισαν τὰς ἁμάξας.
trokken ze de wagens omhoog.

1. ἵεμαι = zich laten gaan, snellen

[1.5.10] πέραν δὲ τοῦ Εὐφράτου ποταμοῦ
Aan de overzijde van de Eufraat,
κατὰ τοὺς ἐρήμους σταθμοὺς
tijdens een van de dagmarsen door verlaten gebied,
ἦν πόλις εὐδαίμων καὶ μεγάλη,
was er een welvarende en grote stad,
ὄνομα δὲ Χαρμάνδη·
met de naam Charmande.
ἐκ ταύτης οἱ στρατιῶται ἠγόραζον τὰ ἐπιτήδεια,
Daar kochten de soldaten hun levensmiddelen;
σχεδίαις διαβαίνοντες ὧδε.
met vlotten overstekend, als volgt.

διφθέρας ἃς εἶχον στεγάσματα
de huiden die ze hadden als dekkleden
ἐπίμπλασαν χόρτου κούφου,
vulden ze met licht hooi;
εἶτα συνῆγον
vervolgens brachten zij (de uiteinden) naar elkaar toe
καὶ συνέσπων,
en bonden die dicht,
ὡς μὴ ἅπτεσθαι τῆς κάρφης τὸ ὕδωρ·
zodat het water niet het hooi aan zou raken.

ἐπὶ τούτων διέβαινον ,
Daarop staken ze over,
καὶ ἐλάμβανον τὰ ἐπιτήδεια
en ze kochten de levensmiddelen,
οἶνόν τε ἐκ τῆς βαλάνου πεποιημένον
wijn die uit de dadel bereid wordt
τῆς ἀπὸ τοῦ φοίνικος καὶ σῖτον μελίνης·
die aan de palm (groeit), en gierstmeel.
τοῦτο γὰρ ἦν ἐν τῇ χώρᾳ πλεῖστον.
Want dat was er in die streek het meest.

Volgende
Terug