17 DE KYKLOOP POLYFEMOS · 6281 dagen geleden by Ad van den Ende
17A In de grot
Plotseling horen we een groot lawaai. De Kykloop komt er aan.
We weten dat de Kykloop vreeswekkend is;
want hij is reusachtig groot en heeft één oog in het midden
van zijn voorhoofd. De Kykloop drijft eerst
zijn schapen naar de grot, vervolgens
wentelt hij een grote steen voor de ingang van de grot.
Dan merkt hij ons op en zegt: ‘Vreemdelingen, wie zijn jullie
en waar komen jullie vandaan?’ Ik weet dat de Kykloop
woest en goddeloos is, toch zeg ik: ‘Wij zijn Grieken
en varen van Troje naar huis. Maar een sterke wind
voert ons hierheen. Maar heb medelijden met ons; want wij zijn smekelingen.’
De Kykloop zegt niets, maar grijpt onmiddellijk twee
makkers en gooit hen met groot geweld tegen de grond;
de hersenen stromen er uit en maken de aarde nat.
Vervolgens eet hij hen op en laat niets over!
Nu grijpt een grote vrees ons aan; maar het is onmogelijk
om weg te vluchten uit de grot.
17B De list
De volgende dag eet de Kykloop weer twee makkers
als ontbijt. Vervolgens drijft hij de schapen
uit de grot en sluit hij de toegang af
met de grote steen. Ik denk na
en zeg bij mezelf: ‘Nu komt het er op aan dat je een slimme list
bedenkt, listige Odysseus!’
’s Avonds komt de Kykloop naar de grot en eet opnieuw
twee makkers. Dan zeg ik: ‘Kykloop,
je moet drinken bij je maaltijd. Daarom geef ik je zeer zoete wijn
als geschenk.’ De Kykloop drinkt de wijn en
schijnt de wijn erg lekker te vinden. Want hij vraagt: ‘Geef me nog
(meer) wijn en zeg me je naam.’ Ik schenk opnieuw wijn in
en zeg: ‘’Mijn naam is “Niemand”.
Want mijn moeder en mijn vader en mijn vrienden noemen mij “Niemand”’.
De Kykloop drinkt de wijn en zegt dan:
‘Als dank voor de wijn zal ik “Niemand” het laatst opeten,
na je makkers. Dat is voor jou mijn gastgeschenk!’
17C Gered
Nu komt het er op aan dat ik enig risico neem. En ik doe als volgt;
eerst zoek ik een scherpe en grote stok in de grot,
daarna beveel ik mijn makkers de stok in het vuur
te verhitten. Dan nemen we de stok en
met grote kracht stoten we het in zijn oog;
zo maken we de Kykloop blind. Terstond stoot de Kykloop een geweldig
gehuil uit en hij roept de andere Kyklopen.
Die wonen dichtbij in grotten.
Zij komen dus toegesneld en zeggen buiten de grot tegen hem:
‘Waarom huil je toch, Polyfemus? Wie doet je kwaad?’
Polyfemus roept van uit de grot: ‘Niemand doet me kwaad!’
De andere Kyklopen denken dat Polyfemus gek geworden is:
‘Als niemand je kwaad doet, Polyfemus, dan ben je ziek en
moet je je vader, de god Poseidon, roepen.’
Dan gaan ze weg en laten ze Polyfemus blind
achter. Ik verheug me zeer; want mijn naam
blijkt een uitstekende list te zijn! Ik vind
dat de mensen me terecht ‘listige Odysseus’ noemen!