Inleiding · 5453 dagen geleden by Ad van den Ende
Het feodale stelsel raakt langzaam in verval; de steden beginnen op te komen. Bedevaartgangers, kruisridders en handelaren komen met andere volken in contact; hun blik verruimt zich.
Op filosofisch en theologisch gebied vindt er een grote omslag plaats. Tot dan toe had Plato de meeste invloed. Voor hem was het lichaam de kerker van de ziel. De mens moest zich zo veel mogelijk van het aardse los maken, en zich bezig houden met de wereld van de eeuwige ideeën: voor hem de enige werkelijke wereld.
Mede door de Arabieren worden de boeken van Aristoteles in Europa bekend. Aristoteles heeft een heel andere opvatting over de werkelijkheid. Voor hem is de wereld een kosmos, een geordend geheel, die waarde op zich heeft. De grootste filosoof van de middeleeuwen, Thomas van Aquino (1225-1274), slaagt er in deze filosofie in de christelijke theologie te integreren. Voor hem is de wereld, als schepping van God, op zich goed en een afspiegeling van de almacht en goedheid van God.
Ook St. Franciscus van Assisi (1181-1226) had in de middeleeuwen grote invloed. Hij slaagde er in van de christelijke kerk een echte volkskerk te maken. Hij had vooral aandacht voor Christus als mens. Onder zijn invloed worden thema’s als Christus kindertijd en lijden in de kunst belangrijker. Men neemt aan dat hij de kertstal heeft ingevoerd.
Giotto heeft het leven van Christus én dat van Franciscus in reeksen fresco’s op een indrukwekkende manier weergegeven. Met name bij Holbein en Grünewald zien we in de schilderijen veel aandacht voor het lijden en sterven van Christus.