Go to content Go to navigation Go to search

Etten, april-december 1881 · Jan 25, 12:03 AM by Ad van den Ende

De afbeeldingen met J zijn zo genummerd door Jan Hulsker; F geeft de nummering weer van De la Faille.

In het begin tekende Vincent met potlood en pen: met potlood voor de grote lijnen, met pen voor de detaillering.

Vincent tekende naar houtsnedes van Millet, en naar voorbeelden van Bargue. Daarnaast tekende hij op de hei. Met Van Rappard maakte hij in juni twaalf dagen lang tekeningen buiten, o.a. in het moeras bij de Rozendaalseweg. Hij schrijft er enthousiast over aan Theo:
[Etten, juni 1881 br.146]
“Het is tijd dat ik u weer eens een woordje schrijf.
Ge moet weten dat Rappard hier is geweest. (…) We zijn samen nogel veel uit geweest, verscheidene malen, o.a. naar de hei bij Seppe, naar de zogenaamde Passievaart, een groot moeras.

JH007 Moeras met waterlelies F845

JH008 Moeras F846

Aldaar heeft Rappard een grote studie geschilderd, waarin veel goeds was. (…) Terwijl hij aan ‘t schilderen was heb ik een pentekening gemaakt van een andere plek in ‘t moeras, alwaar veel waterlelies groeien (bij de Rozendaalseweg).”

Uit deze tekening blijkt dat Vincent in heel korte tijd al grote vorderingen heeft gemaakt.
Waarschijnlijk heeft Vincent deze tekening aan Willemien gegeven. Zij was zijn lievelingszus; aan haar heeft hij later ook verschillende brieven geschreven.

In de zomer maakte Vincent een reis van een dag of vier naar Den Haag. Hier bezocht hij Tersteeg, Mauve, De Bock, en met de laatste samen het Panorama Mesdag. Hij bezocht ook een tentoonstelling met tekeningen van o.a. Mesdag, Mauve, Artz en Weissenbruch. Mauve toonde belangstelling voor zijn ‘eigen’ tekeningen, en gaf hem veel goede wenken, o.a. om met houtskool, krijt, penseel en doezelaar te werken. Op diens aanraden ging Vincent naar levend model werken.

Toen hij van oom Cent een verfdoos kreeg begon hij ook aquarellen te schilderen
Mauve gaf hem les in het aquarelleren. Vincent schrijft dan heel tevreden aan zijn broer Theo: ‘Wat is aquarel een heerlijk ding om ruimte en lucht uit te drukken zodat het figuur in de atmosfeer zit en er leven in komt.’

Van Rappart merkte bij een getekende zaaier op dat Vincent geen zaaier had getekend, maar een man die poseerde voor zaaier. Vincent gaf hem gelijk: “Over een jaar of een paar jaar, dan zal ik er pas toe komen een zaaier die zaait te tekenen, dat ben ok met u eens.”

Met behulp van de Bargue-voorbeelden oefende hij intensief op de grote lijnen en de eenvoudige contouren.

[Etten, sept.(?) 1881 br.150]
“Het zorgvuldig bestuderen, het aanhoudend en herhaaldelijk tekenen van de Exercices au Fusain van Bargue heeft mij beter inzicht gegeven in het figuurtekenen. Ik heb leren meten en zien, en grote lijnen zoeken. Zodat ‘t geen mij vroeger wanhopig onmogelijk scheen, nu langzamerhand mogelijk gaat worden, goddank.

Tot vijf maal toe heb ik een boer met een schop (…) getekend, in allerlei standen,

JH054 Spitter F866

tweemaal een zaaier,

JH017 Zaaier; september F856

JH018 Zaaier; september F858

tweemaal een meisje met een bezem.

JH057
Harkend boerenmeisje F884

(…), en eindelijk een oude zieke boer, op een stoel bij de haard gezeten met het hoofd in de handen en de elbogen op de knieën.

JH034 Boer bij de haard, met elbogen op de knieën (“Worn out”) F863

En daar zal het natuurlijk niet bij blijven; als er eens een paar schapen over de brug zijn, volgt de gehele kudde.
Spitters, zaaiers, ploegers, mannen en vrouwen, moet ik nu onophoudelijk tekenen. Evenals veel anderen dat deden en doen. Ik sta nu niet meer zo machteloos voor de natuur als vroeger.”

Vincent streefde er naar een voorraad van figuren aan te leggen die hij dan in grotere composities ten tonele kon voeren. Dat zien we in de volgente twee tekeningen.

JH045 Boer met bezem F890

JH046 Weg met knotwilgen en boer met bezem F1678

De figuur van de eerste tekening gebruikt hij, verkleind, in de tweede.

Hij had wel moeite met het vinden van modellen. De meeste mensen in Etten konden zijn optreden maar matig waarderen. ‘Voor de dorpsbewoners is hij weinig anders dan het mislukte zoontje van de dominee, een nietsnut van achtentwintig jaar oud. Hij eet niet aan tafel, maar komt zwijgend binnen, groet niemand en verorbert zwijgend een stuk droog brood in een hoek van de kamer. Hij draagt een blauwe arbeiderskiel, o gruwel.’ (Uit: Vincent literator, van W.F.Hermans; De Bezige Bij, 1990)

Tegenover Theo geeft Vincent uitdrukking aan zijn verdriet over het onbegrip van zijn ouders:
‘Zij [Pa en Moe] zullen nooit kunnen vatten wat schilderen is, – niet het begrip krijgen dat
een figuurtje van een spitter – enige voren omgeploegde grond – een brokje zand, zee en lucht, serieuze motieven zijn en zó moeilijk maar ook zó mooi, dat het wel degelijk de moeite waard is, zijn leven eraan te wijden die poézie welke erin is, weer tegeven.’

Vincent liet zich hierdoor echter niet ontmoedigen.
‘Ik ben een paar zinnen uit Sensiers boek over Millet voor je aan het overschrijven’, schreef hij aan Theo, ‘zinnen die een geweldige indruk op me maakten, gezegden van Millet als:

Kunst is een gevecht; in de kunst moet je je leven zelf op het spel zetten. Je moet werken als een neger: ik zou liever helemaal niets zeggen dan mezelf zwak uitdrukken.’
‘Zonder te willen suggereren dat ik het net zo goed zou kunnen als de mensen die ik noemde, hoop ik toch dat ik, als ik hard werk aan het tekenen van deze werkende mensen en zo, dat ik dan min of meer in staat zal zijn om illustraties te maken voor tijdschriften of boeken.’ (brief 140)

Vanwege het slechte weer moest hij in de maanden oktober en november vaak binnenshuis tekenen.
“Een enkele keer waagde hij zich aan een meer complex aanzicht van een model. Het fraaiste voorbeeld daarvan is zonder twijfel de man die dorre twijgen op een vuurtje gooit.

JH080 Boer voor de open haard F868

De man is zeer overtuigend weergegeven, niet alleen van voren, maar zelfs enigszins schuin van boven gezien, een krachttoer waar Van Gogh geheel in slaagde. Niet alleen zijn de proporties van de figuur goed getroffen, ook gaf hij zowel de man als het eenvoudige interieur een expressie van doorleefde soberheid.” (Van Heugten)

Als het enigszins kon trok hij er toch op uit.
[Etten, 12 0kt.1881 Brief 1 aan Van Rappard]

JH058 Leurseweg

“Weet ge wat dezer dagen prachtig mooi is, de weg naar ‘t station en naar De Leur met die oude knotwilgen, ge hebt er zelf een sepia van. Hoe mooi die bomen nu zijn, kan ik u niet zeggen.”
[Etten, 12/15 okt 1881 br 152]
“De natuur begint altijd met de tekenaar te weerstaan, maar zo wie het waarachtig ernstig opneemt, laat zich door die tegenstand niet van streek brengen, integendeel, ‘t is prikkel te meer om te overwinnen, en in de grond zijn de natuur en een oprecht tekenaar het eens.Maar de natuur is zeer zeker “onaanraakbaar”, toch men moet haar aanpakken, en dat met vaste hand. En na nu enige tijd met de natuur geworsteld en gestreden te hebben, begint die wat meer meegevend en gedwee te worden; niet dat ik er al ben, niemand is er verder vandaan dan ik zelf dat te menen, maar ‘t begint beter te vlotten. (…)
Hoe langer hoe meer gevoel ik dat bepaaldelijk het figuurtekenen goed is, ook indirect ten goede werkt op ‘t landschaptekenen.

JH056 Knotwilg F995

Als men een knotwilg tekent als ware die een levend wezen, en dat is toch eigenlijk zo, dan volgt de omgeving vanzelf betrekkelijk, als men maar al zijn aandacht geconcentreerd heeft op die bewuste boom, en niet gerust heeft voordat er iets van het leven in kwam.
Hierbij een paar schetsjes; ik ben nog al dikwijls op de Leurseweg bezig tegenwoordig. Werk ook nu en dan met waterverf en sepia, maar dat lukt zo ineens niet.”

De verhouding met zijn ouders werd er intussen niet beter op toen Vincent hopeloos verliefd werd op zijn zeven jaar oudere nicht Kee Vos. Voor Vincent was dit een buitengewoon ingrijpende gebeurtenis. Van Theo kreeg hij geld om Kee in Amsterdam op te zoeken. Haar ouders gaven hem echter niet de gelegenheid om haar te spreken, en stuurden hem weg.

Vincent besloot toen een paar weken bij zijn neef Mauve in Den Haag te gaan werken. Onder diens leiding schilderde hij stillevens; dit waren zijn eerste geschilderde werken. Dan wordt hij door geldgebrek gedwongen naar Etten terug te keren.

Van Mauve kreeg hij in december ‘een schilderkist met verf, penselen, palet, tempermes, olie, terpentijn, enfin met al het nodige. (…) Theo, ik ben toch zo blij met mijn schilderkist en ‘t is beter, dunkt mij, dat ik die nu pas in handen krijg, na reeds minstens een jaar geteekend te hebben uitsluitend, dan dat ik er onmiddellijk mee begonnen was. Mij dunkt dat zult gij wel met mij eens zijn. (…) Want Theo, met dat schilderen begint mijn carrière, vindt ge ‘t ook niet goed ‘t maar zo te beschouwen? ‘ (br. 165, dec.1881)

Met Kerstmis 1881 verlaat hij, na een heftige woordenwisseling met zijn vader, Etten en gaat hij naar Den Haag.

Terug

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.