Go to content Go to navigation Go to search

De schietwedstrijd · Nov 8, 03:58 AM by Ad van den Ende

21, 311 -375

τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε περίφρων Πηνελόπεια·
Daarop sprak weer tot hem de zeer wijze Penelope:
“Ἀντίνο᾽, οὐ μὲν καλὸν ἀτέμβειν οὐδὲ δίκαιον
“Antinoös, het is niet netjes te kort te doen, noch behoorlijk
ξείνους Τηλεμάχου, ὅς κεν τάδε δώμαθ᾽ ἵκηται·
gasten van Telemachos, wie ook dit paleis bereikt heeft..

ἔλπεαι, αἴ χ᾽ ὁ ξεῖνος Ὀδυσσῆος μέγα τόξον
Verwacht je soms dat de vreemdeling Odysseus’ grote boog
ἐντανύσῃ χερσίν τε βίηφί τε ἧφι πιθήσας,
zal spannen, op zijn kracht van handen vertrouwend,
οἴκαδέ μ᾽ ἄξεσθαι καὶ ἑὴν θήσεσθαι ἄκοιτιν;
om me naar huis mee te nemen en te maken tot zijn echtgenote?

οὐδ᾽ αὐτός που τοῦτό γ᾽ ἐνὶ στήθεσσιν ἔολπε·
Zelfs zelf verwacht hij, dunkt me, dat niet in zijn binnenste,
μηδέ τις ὑμείων τοῦ γ᾽ εἵνεκα θυμὸν ἀχεύων
en laat niemand van jullie hierom in zijn hart treurend
ἐνθάδε δαινύσθω, ἐπεὶ οὐδὲ μὲν οὐδὲ ἔοικεν.”
hier de maaltijd gebruiken, want dat is volstrekt ongepast”.

τὴν δ᾽ αὖτ᾽ Εὐρύμαχος, Πολύβου πάϊς, ἀντίον ηὔδα·
Eurymachos, Polybos’ zoon, antwoordde haar:
“κούρη Ἰκαρίοιο, περίφρον Πηνελόπεια,
“Dochter van Ikarios, zeer wijze Penelope,
οὔ τί σε τόνδ᾽ ἄξεσθαι ὀϊόμεθ᾽· οὐδὲ ἔοικεν·
dat deze man jou mee gaat voeren denken we heus niet ;dat past ook niet;
ἀλλ᾽ αἰσχυνόμενοι φάτιν ἀνδρῶν ἠδὲ γυναικῶν,
maar ons schamend voor de praatjes van mannen en vrouwen,
μή ποτέ τις εἴπῃσι κακώτερος ἄλλος Ἀχαιῶν
dat ooit iemand zeggen kan, een lagerstaand iemand der Grieken:
ἦ πολὺ χείρονες ἄνδρες ἀμύμονος ἀνδρὸς ἄκοιτιν
nou, veel zwakkere kerels bevrijen een edelmans vrouw:
μνῶνται, οὐδέ τι τόξον ἐΰξοον ἐντανύουσιν·
zij konden zelfs niet een gladgepolijste boog spannen;
ἀλλ᾽ ἄλλος τις πτωχὸς ἀνὴρ ἀλαλήμενος ἐλθὼν
maar iemand anders, ‘n bedelaar, zwervend gekomen,
ῥηϊδίως ἐτάνυσσε βιόν, διὰ δ᾽ ἧκε σιδήρου.
met gemak spande hij de boog, hij schoot (‘n pijl) door het ijzer,
ὣς ἐρέουσ᾽, ἡμῖν δ᾽ ἂν ἐλέγχεα ταῦτα γένοιτο.”
zo zullen zij spreken, voor ons zou dat schande zijn”.

τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε περίφρων Πηνελόπεια·
Hem op haar beurt sprak toe de zeer verstandige Penelope:
“Εὐρύμαχ᾽, οὔ πως ἔστιν ἐϋκλεῖας κατὰ δῆμον
“Eurymachos, het is onmogelijk dat zij van een goede naam bij de mensen
ἔμμεναι οἳ δὴ οἶκον ἀτιμάζοντες ἔδουσιν
zijn die het bezit – hem onterend – opeten
ἀνδρὸς ἀριστῆος· τί δ᾽ ἐλέγχεα ταῦτα τίθεσθε;
van een aanzienlijk man; waarom beschouwen jullie dit dan als een schande?
οὗτος δὲ ξεῖνος μάλα μὲν μέγας ἠδ᾽ εὐπηγής,
Deze gast is zeer groot en fors gebouwd en
πατρὸς δ᾽ ἐξ ἀγαθοῦ γένος εὔχεται ἔμμεναι υἱός.
naar afkomst verklaart hij te zijn de zoon van een nobele vader.

ἀλλ᾽ ἄγε οἱ δότε τόξον ἐΰξοον, ὄφρα ἴδωμεν.
Maar kom, geef hem de gladde boog, opdat we het zien.
ὧδε γὰρ ἐξερέω, τὸ δὲ καὶ τετελεσμένον ἔσται·
Want zo spreek ik duidelijk en het zal voltooid zijn:
εἴ κέ μιν ἐντανύσῃ, δώῃ δέ οἱ εὖχος Ἀπόλλων,
als hij hem zal spannen en Apolloon hem roem schenkt,
ἕσσω μιν χλαῖνάν τε χιτῶνά τε, εἵματα καλά,
zal ik hem aantrekken een mantel en chitoon, mooie kleren,
δώσω δ᾽ ὀξὺν ἄκοντα, κυνῶν ἀλκτῆρα καὶ ἀνδρῶν,
en ik zal hem geven een scherpe lans, van honden afweerder en van mensen,
καὶ ξίφος ἄμφηκες· δώσω δ᾽ ὑπὸ ποσσὶ πέδιλα,
en een tweesnijdend zwaard; ik zal geven onder zijn voeten sandalen,
πέμψω δ᾽ ὅππη μιν κραδίη θυμός τε κελεύει.”
en een geleide zal ik hem geven naar waar zijn hart en gemoed hem ingeven.

τὴν δ᾽ αὖ Τηλέμαχος πεπνυμένος ἀντίον ηὔδα·
Haar gaf op zijn beurt de verstandige Telemachos ten antwoord:
“μῆτερ ἐμή, τόξον μὲν Ἀχαιῶν οὔ τις ἐμεῖο
“Lieve Moeder, wat betreft de boog, van de Grieken is niemand, vergeleken met mij,
κρείσσων, ᾧ κ᾽ ἐθέλω, δόμεναί τε καὶ ἀρνήσασθαι,
meer bevoegd – aan wie ik maar wil – om hem te geven of te weigeren,
οὔθ᾽ ὅσσοι κραναὴν Ἰθάκην κάτα κοιρανέουσιν,
noch zovelen als er over het rotsachtige Ithaka heersen,
οὔθ᾽ ὅσσοι νήσοισι πρὸς Ἤλιδος ἱπποβότοιο·
noch zovelen als er (heersen) op de eilanden tegenover het paardenvoedende Elis;
τῶν οὔ τίς μ᾽ ἀέκοντα βιήσεται, αἴ κ᾽ ἐθέλωμι
van hen zal niemand mij tegen mijn wil tegenhouden, zelfs als ik zou wensen
καὶ καθάπαξ ξείνῳ δόμεναι τάδε τόξα φέρεσθαι.
zelfs voorgoed aan de gast te geven deze boog om te dragen.

ἀλλ᾽ εἰς οἶκον ἰοῦσα τὰ σ᾽ αὐτῆς ἔργα κόμιζε,
Maar, naar uw kamer gaande, verzorg uw eigen taken,
ἱστόν τ᾽ ἠλακάτην τε, καὶ ἀμφιπόλοισι κέλευε
aan het weefgetouw en het spinrokken, en geef ook aan de dienaressen opdracht
ἔργον ἐποίχεσθαι· τόξον δ᾽ ἄνδρεσσι μελήσει
hun taak uit te voeren; een boog zal mannen ter harte gaan,
πᾶσι, μάλιστα δ᾽ ἐμοί· τοῦ γὰρ κράτος ἔστ᾽ ἐνὶ οἴκῳ.”
aan allen, maar het meest aan mij, van wie immers het gezag is in huis”.
ἡ μὲν θαμβήσασα πάλιν οἶκόνδε βεβήκει·
Zij, verbaasd, is weer naar haar kamer gegaan.
παιδὸς γὰρ μῦθον πεπνυμένον ἔνθετο θυμῷ.
Want van haar zoon nam ze het verstandige woord ter harte.

ἐς δ᾽ ὑπερῷ᾽ ἀναβᾶσα σὺν ἀμφιπόλοισι γυναιξὶ
Naar haar bovenvertrek gegaan met haar dienaressen
κλαῖεν ἔπειτ᾽ Ὀδυσῆα, φίλον πόσιν, ὄφρα οἱ ὕπνον
huilde ze toen om Odysseus, haar man, totdat zij een slaap,
ἡδὺν ἐπὶ βλεφάροισι βάλε γλαυκῶπις Ἀθήνη.
een zoete, op haar oogleden legde, de uilogige Athene,

αὐτὰρ ὁ τόξα λαβὼν φέρε καμπύλα δῖος ὑφορβός·
Maar hij, de kromme boog gepakt hebbend, bracht hem, de trouwe zwijnhoeder,
μνηστῆρες δ᾽ ἄρα πάντες ὁμόκλεον ἐν μεγάροισιν·
en alle vrijers schreeuwden luid in het paleis;
ὧδε δέ τις εἴπεσκε νέων ὑπερηνορεόντων·
en zo sprak menigeen van de overmoedige jongelieden:
“πῆ δὴ καμπύλα τόξα φέρεις, ἀμέγαρτε συβῶτα,
“Waarheen breng je de kromme boog, ellendige zwijnenhoeder?
πλαγκτέ; τάχ᾽ αὖ σ᾽ ἐφ᾽ ὕεσσι κύνες ταχέες κατέδονται
Idioot! Weldra zullen bij de varkens snelle honden je opeten,
οἶον ἀπ᾽ ἀνθρώπων, οὓς ἔτρεφες, εἴ κεν Ἀπόλλων
alleen, ver van de mensen, (honden) die jij voedde, als Apolloon
ἡμῖν ἱλήκῃσι καὶ ἀθάνατοι θεοὶ ἄλλοι.”
ons genadig zal zijn, en de andere goden.”

ὣς φάσαν, αὐτὰρ, ὁ θῆκε φέρων αὐτῇ ἐνὶ χώρῃ,
Zo spraken zij, en hij legde hem neer, hem dragend naar dezelfde plaats,
δείσας, οὕνεκα πολλοὶ ὁμόκλεον ἐν μεγάροισιν.
bang geworden, omdat zij met velen luid schreeuwden in het paleis;
Τηλέμαχος δ᾽ ἑτέρωθεν ἀπειλήσας ἐγεγώνει·
Maar Telemachos anderzijds, dreigend, riep luid:
“ἄττα, πρόσω φέρε τόξα· τάχ᾽ οὐκ εὖ πᾶσι πιθήσεις
“Vadertje, breng verder de boog, of spoedig is het niet goed (voor je) naar allen te luisteren,
μή σε καὶ ὁπλότερός περ ἐὼν ἀγρόνδε δίωμαι,
pas op dat ik je niet, al ben ik jonger, naar het land jaag.
βάλλων χερμαδίοισι· βίηφι δὲ φέρτερός εἰμι.
werpend met stenen; in kracht ben ik immers sterker.

αἲ γὰρ πάντων τόσσον, ὅσοι κατὰ δώματ᾽ ἔασι,
Ach, mocht ik maar sterker zijn dan allen die in het paleis zijn,
μνηστήρων χερσίν τε βίηφί τε φέρτερος εἴην·
die vrijers, met de kracht van mijn handen;
τῷ κε τάχα στυγερῶς τιν᾽ ἐγὼ πέμψαιμι νέεσθαι
in dat geval zou ik snel iemand op gruwelijke wijze wegsturen om weg te gaan
ἡμετέρου ἐξ οἴκου, ἐπεὶ κακὰ μηχανόωνται.”
uit ons huis, omdat zij slechte dingen beramen”.

De zwijnenhoeder brengt de boog naar Odysseus.
Op bevel van Telemachos zegt hij tegen de min Eurykleia
dat zij de zaaldeuren stevig af moet sluiten, en niet te reageren
als zij gekreun hoort.
Ook de poort van de hof wordt afgesloten.
Odysseus bekijkt de boog goed. Hij test de pees. Hij mikt nauwkeurig, en mist niet één bijl. Telemachos doet zijn zwaard om en pakt een lans.

Terug

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.