Go to content Go to navigation Go to search

19b De herkenning door Euryklea · Oct 15, 03:27 AM by Ad van den Ende

τὴν γρηῢς χείρεσσι καταπρηνέσσι λαβοῦσα
Dat (litteken) herkende de oude vrouw toen zij het met vlakke handen aanraakte
γνῶ ῥ᾽ ἐπιμασσαμένη, πόδα δὲ προέηκε φέρεσθαι·
en het betastte; zijn been liet ze los zodat het viel.
ἐν δὲ λέβητι πέσε κνήμη, κανάχησε δὲ χαλκός,
in de waskom viel het onderbeen, het brons galmde na,
ἂψ δ᾽ ἑτέρωσ᾽ ἐκλίθη· τὸ δ᾽ ἐπὶ χθονὸς ἐξέχυθ᾽ ὕδωρ.
(de waskom) viel om naar één kant. Het water stroomde er uit op de grond.

τὴν δ᾽ ἅμα χάρμα καὶ ἄλγος ἕλε φρένα, τὼ δέ οἱ ὄσσε
En haar overvielen tegelijk vreugde en verdriet, haar ogen
δακρυόφι πλῆσθεν, θαλερὴ δέ οἱ ἔσχετο φωνή.
werden met tranen gevuld, haar stem die wilde juichen, stokte.
ἁψαμένη δὲ γενείου Ὀδυσσῆα προσέειπεν·
Terwijl ze de kin van Odysseus aanraakte sprak ze:

“ἦ μάλ᾽ Ὀδυσσεύς ἐσσι, φίλον τέκος· οὐδέ σ᾽ ἐγώ γε
‘Ja echt, jij bent Odysseus, (mijn) lieve kind. Niet
πρὶν ἔγνων, πρὶν πάντα ἄνακτ᾽ ἐμὸν ἀμφαφάασθαι.”
eerder herkende ik je voordat ik mijn heer helemaal had betast.
ἦ καὶ Πηνελόπειαν ἐσέδρακεν ὀφθαλμοῖσι,
(Zo) sprak zij, en zij zocht Penelope met har ogen,
πεφραδέειν ἐθέλουσα φίλον πόσιν ἔνδον ἐόντα.
zij wilde haar zeggen dat haar geliefde echtgenoot thuis was.

ἡ δ᾽ οὔτ᾽ ἀθρῆσαι δύνατ᾽ ἀντίη οὔτε νοῆσαι·
Maar (Penelope) kon niets zien en niets opmerken.
τῇ γὰρ Ἀθηναίη νόον ἔτραπεν· αὐτὰρ Ὀδυσσεὺς
Want Athene leidde haar geest af; maar Odysseus
χεῖρ᾽ ἐπιμασσάμενος φάρυγος λάβε δεξιτερῆφι,
tastte met zijn rechterhand naar haar keel en pakte die beet,
τῇ δ᾽ ἑτέρῃ ἕθεν ἆσσον ἐρύσσατο φώνησέν τε.
en met zijn andere (hand) trok hij (haar) dichter naar zich toe, en hij zei:

“μαῖα, τίη μ᾽ ἐθέλεις ὀλέσαι; σὺ δέ μ᾽ ἔτρεφες αὐτὴ
“Moedertje, waarom wil je me doden? Je hebt me zelf gevoed
τῷ σῷ ἐπὶ μαζῷ· νῦν δ᾽ ἄλγεα πολλὰ μογήσας
aan je eigen borst. Nu, na veel leed doorstaan te hebben,
ἤλυθον εἰκοστῷ ἔτεϊ ἐς πατρίδα γαῖαν.
ben ik in het twintigste jaar naar mijn vaderland gekomen.

ἀλλ᾽ ἐπεὶ ἐφράσθης καί τοι θεὸς ἔμβαλε θυμῷ,
Maar nu je het bemerkt hebt en een god je dit ingaf,
σίγα, μή τίς τ᾽ ἄλλος ἐνὶ μεγάροισι πύθηται.
zwijg, opdat niet iemand anders in het paleis het verneemt.
ὧδε γὰρ ἐξερέω, καὶ μὴν τετελεσμένον ἔσται·
Want ik zal je ronduit zeggen, en het zal zeker vervuld worden.

εἴ χ᾽ ὑπ᾽ ἐμοί γε θεὸς δαμάσῃ μνηστῆρας ἀγαυούς,
Als eenmaal een god door mijn handen de fiere vrijers gedood zal hebben
οὐδὲ τροφοῦ οὔσης σεῦ ἀφέξομαι, ὁππότ᾽ ἂν ἄλλας
zal ik je niet sparen (als je niet zwijgt), ook al ben je mijn verzorgster geweest, wanneer ik de andere
δμῳὰς ἐν μεγάροισιν ἐμοῖς κτείνωμι γυναῖκας.”
slavinnen in mijn paleis zal doden.”

τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε περίφρων Εὐρύκλεια·
Hem antwoordde de zeer verstandige Eurykleia:
“τέκνον ἐμόν, ποῖόν σε ἔπος φύγεν ἕρκος ὀδόντων.
“Kind toch, wat voor woord ontsnapt de haag van je tanden.
οἶσθα μὲν οἷον ἐμὸν μένος ἔμπεδον οὐδ᾽ ἐπιεικτόν,
Je weet hoe (groot) mijn wilskracht is, hoe standvastig en onverzettelijk;
ἕξω δ᾽ ὡς ὅτε τις στερεὴ λίθος ἠὲ σίδηρος.
ik zal onwrikbaar zijn als een harde steen of als ijzer.

ἄλλο δέ τοι ἐρέω, σὺ δ᾽ ἐνὶ φρεσὶ βάλλεο σῇσιν·
Maar ik zal je iets anders zeggen, en neem dat goed in u op.
εἴ χ᾽ ὑπό σοι γε θεὸς δαμάσῃ μνηστῆρας ἀγαυούς,
Als een god door u de trotse vrijers te gronde richt,
δὴ τότε τοι καταλέξω ἐνὶ μεγάροισι γυναῖκας,
dan zal ik u de vrouwen opnoemen in het paleis
αἵ τέ σ᾽ ἀτιμάζουσι καὶ αἳ νηλείτιδές εἰσι.”
die u te schande maken en (de vrouwen die) onschuldig zijn.’

τὴν δ᾽ ἀπαμειβόμενος προσέφη πολύμητις Ὀδυσσεύς·
Haar ten antwoord zei de zeer listige Odysseus:
“μαῖα, τίη δὲ σὺ τὰς μυθήσεαι; οὐδέ τί σε χρή.
“Moedertje, waarom zou je hen aangeven? Dat hoef je niet te doen.
εὖ νυ καὶ αὐτὸς ἐγὼ φράσομαι καὶ εἴσομ᾽ ἑκάστην·
Ik zal (hen) nu zelf goed in het oog houden en ze stuk voor stuk leren kennen.
ἀλλ᾽ ἔχε σιγῇ μῦθον, ἐπίτρεψον δὲ θεοῖσιν.”
maar houd je verhaal geheim, en laat (alles) over aan de goden.”

Penelope vertelt dat ze van plan is een schietwedstrijd te houden, degene die de boog van Odysseus kan spannen, mag met haar trouwen.

Boek 20
In de ochtend vraagt Odysseus Zeus hem een gunstig teken te geven, meteen volgt een donder. Eumaios komt met zijn beste zwijnen. Telemachus waarschuwt de vrijers dat ze van nu af aan het huis niet meer als herberg mogen zien. De slaven geven Odysseus net zoveel vlees als de vrijers. Een van de vrijers wordt jaloers en gooit een koeienbout. Odysseus weet die perfect te ontwijken. Telemachus zet de vrijer op z’n nummer.

Boek 21
De vrijers willen dat Penelope een keuze maakt. Penelope houd de wedstrijd. Alle vrijers proberen de boog te spannen, maar niemand lukt het. Als Odysseus het ook wil proberen, roept iedereen dat een bedelaar dat al helemaal niet kan. Maar Panelope zegt, na overleg met Telemachus, dat het mag.

(http://www.scholieren.com/boekverslag/62412)

Volgende
Terug

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.