Ontvangst door Antinoös en Arete · Mar 19, 09:25 PM by Ad van den Ende
Ὁμήρου Ὀδύσσεια
Ραψωδία ζ’
Gezang ζ
ὧς ὁ μὲν ἔνθ᾽ ἠρᾶτο πολύτλας δῖος Ὀδυσσεύς,
Zo bad hij daar, de onversaagde held Odysseus;
κούρην δὲ προτὶ ἄστυ φέρεν μένος ἡμιόνοιιν.
de sterke ezels brachten het meisje naar de stad.
ἡ δ᾽ ὅτε δὴ οὗ πατρὸς ἀγακλυτὰ δώμαθ᾽ ἵκανε,
Toen zij het beroemde paleis van haar vader bereikte
στῆσεν ἄρ᾽ ἐν προθύροισι, κασίγνητοι δέ μιν ἀμφὶς
hield zij stil in het voorportaal; haar broers gingen om haar
ἵσταντ᾽ ἀθανάτοις ἐναλίγκιοι, οἵ ῥ᾽ ὑπ᾽ ἀπήνης
staan, op onsterfelijken gelijkend; van onder de wagen
ἡμιόνους ἔλυον ἐσθῆτά τε ἔσφερον εἴσω.
spanden zij de ezels uit, en de kleren brachten ze naar binnen.
αὐτὴ δ᾽ ἐς θάλαμον ἑὸν ἤιε· δαῖε δέ οἱ πῦρ
Zelf ging zij naar haar kamer. Voor haar ontstak het vuur
γρῆυς Ἀπειραίη, θαλαμηπόλος Εὐρυμέδουσα,
een oude vrouw uit Apeira, haar kamenier Eurumedoesa;
τήν ποτ᾽ Ἀπείρηθεν νέες ἤγαγον ἀμφιέλισσαι·
haar hadden ooit aan weerszijden gewelfde schepen uit Apeira meegevoerd.
Ἀλκινόῳ δ᾽ αὐτὴν γέρας ἔξελον, οὕνεκα πᾶσιν
Voor Alkinoös hadden ze haar als geschenk meegebracht, omdat over alle
Φαιήκεσσιν ἄνασσε, θεοῦ δ᾽ ὣς δῆμος ἄκουεν·
Faiaken hij heerste; als naar een god luisterde het volk (naar hem).
ἣ τρέφε Ναυσικάαν λευκώλενον ἐν μεγάροισιν.
Zij verzorgde de blankarmige Nausikaä in het paleis.
ἥ οἱ πῦρ ἀνέκαιε καὶ εἴσω δόρπον ἐκόσμει.
Zij ontstak het vuur voor haar en maakte binnen het avondmaal gereed.
καὶ τότ᾽ Ὀδυσσεὺς ὦρτο πόλινδ᾽ ἴμεν· ἀμφὶ δ᾽ Ἀθήνη
En toen begon ook Odysseus naar de stad te lopen; om hem hing Athene
πολλὴν ἠέρα χεῦε φίλα φρονέουσ᾽ Ὀδυσῆι,
een dichte nevel, het beste voorhebbend met Odysseus,
μή τις Φαιήκων μεγαθύμων ἀντιβολήσας
opdat niet iemand van de trotse Faiaken die hem tegemoet kwam
κερτομέοι τ᾽ ἐπέεσσι καὶ ἐξερέοιθ᾽ ὅτις εἴη.
hem zou kwetsen met woorden en zou vragen wie hij wel was.
ἀλλ᾽ ὅτε δὴ ἄρ᾽ ἔμελλε πόλιν δύσεσθαι ἐραννήν,
Maar toen hij het lieflijke stadje zou binnen gaan
ἔνθα οἱ ἀντεβόλησε θεά, γλαυκῶπις Ἀθήνη,
kwam hem daar de godin, Athene met de zeegroene ogen, tegemoet,
παρθενικῇ ἐικυῖα νεήνιδι, κάλπιν ἐχούσῃ.
op een jong meisje lijkend, dat een waterkruik droeg.
στῆ δὲ πρόσθ᾽ αὐτοῦ, ὁ δ᾽ ἀνείρετο δῖος Ὀδυσσεύς·
Zij bleef voor hem staan, en hij vroeg haar, de held Odysseus:
“ὦ τέκος, οὐκ ἄν μοι δόμον ἀνέρος ἡγήσαιο
‘Lief kind, zou je mij het huis niet willen wijzen van de man
Ἀλκινόου, ὃς τοῖσδε μετ᾽ ἀνθρώποισι ἀνάσσει;
Alkinoös, die over de mensen hier heerst?
καὶ γὰρ ἐγὼ ξεῖνος ταλαπείριος ἐνθάδ᾽ ἱκάνω
Want als vreemdeling, die veel heeft doorstaan, kom ik hier aan
τηλόθεν ἐξ ἀπίης γαίης· τῷ οὔ τινα οἶδα
uit een ver land; daarom ken ik niemand
ἀνθρώπων, οἳ τήνδε πόλιν καὶ γαῖαν ἔχουσιν.”
van de mannen die in deze stad en in dit land wonen.’
τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε θεά, γλαυκῶπις Ἀθήνη·
Hem antwoordde de godin, Athene met de zeegroene ogen:
“τοιγὰρ ἐγώ τοι, ξεῖνε πάτερ, δόμον, ὅν με κελεύεις,
‘Natuurlijk zal ik u, vadertje vreemdeling, het huis, dat u vraagt,
δείξω, ἐπεί μοι πατρὸς ἀμύμονος ἐγγύθι ναίει.
wijzen, omdat het in de buurt van (het huis van) mijn voortreffelijke vader ligt.
ἀλλ᾽ ἴθι σιγῇ τοῖον, ἐγὼ δ᾽ ὁδὸν ἡγεμονεύσω,
Maar loop heel stil, ik zal u de weg wijzen,
μηδέ τιν᾽ ἀνθρώπων προτιόσσεο μηδ᾽ ἐρέεινε.
en kijk geen mens aan, stel geen vragen,
οὐ γὰρ ξείνους οἵδε μάλ᾽ ἀνθρώπους ἀνέχονται,
want zij hier verdragen vreemdelingen niet erg,
οὐδ᾽ ἀγαπαζόμενοι φιλέουσ᾽ ὅς κ᾽ ἄλλοθεν ἔλθῃ.
noch verwelkomen zij met liefde wie van elders komt.
νηυσὶ θοῇσιν τοί γε πεποιθότες ὠκείῃσι
Op hun puntige, snelle schepen vertrouwend
λαῖτμα μέγ᾽ ἐκπερόωσιν, ἐπεί σφισι δῶκ᾽ ἐνοσίχθων·
doorklieven zij de grote, diepe zee, want dat gaf hun de aardschudder.
τῶν νέες ὠκεῖαι ὡς εἰ πτερὸν ἠὲ νόημα.”
hun schepen zijn snel als een vogel, snel als het denken.’
ὣς ἄρα φωνήσασ᾽ ἡγήσατο Παλλὰς Ἀθήνη
Zo sprekend ging Pallas Athene hem voor,
καρπαλίμως· ὁ δ᾽ ἔπειτα μετ᾽ ἴχνια βαῖνε θεοῖο.
haastig. Hij volgde de godin op haar schreden.
τὸν δ᾽ ἄρα Φαίηκες ναυσικλυτοὶ οὐκ ἐνόησαν
En hem merkten de Faiaken, die roemruchte zeelui, niet op,
ἐρχόμενον κατὰ ἄστυ διὰ σφέας· οὐ γὰρ Ἀθήνη
terwijl hij ging door de stad, door hen heen. Want Athene
εἴα ἐυπλόκαμος, δεινὴ θεός, ἥ ῥά οἱ ἀχλὺν
met haar mooie vlechten, de gevreesde godin, liet dat niet toe; zij
θεσπεσίην κατέχευε φίλα φρονέουσ᾽ ἐνὶ θυμῷ.
hulde hem in een wonderlijke nevel, het goede bedenkend bij zichzelf.
θαύμαζεν δ᾽ Ὀδυσεὺς λιμένας καὶ νῆας ἐίσας
Odysseus bewonderde de havens en de diep liggende schepen
αὐτῶν θ᾽ ἡρώων ἀγορὰς καὶ τείχεα μακρὰ
en de pleinen van die helden, en de lange muren:
ὑψηλά, σκολόπεσσιν ἀρηρότα, θαῦμα ἰδέσθαι.
hoge, versterkt met palissaden, schitterend om te zien.
ἀλλ᾽ ὅτε δὴ βασιλῆος ἀγακλυτὰ δώμαθ᾽ ἵκοντο,
Maar toen ze het beroemde paleis van de koning bereikten
τοῖσι δὲ μύθων ἦρχε θεά, γλαυκῶπις Ἀθήνη·
sprak zij, de godin, Athene met de zeegroene ogen:
“οὗτος δή τοι, ξεῖνε πάτερ, δόμος, ὅν με κελεύεις
‘Dit is nu, vadertje vreemdeling, het huis dat u me opdroeg
πεφραδέμεν· δήεις δὲ διοτρεφέας βασιλῆας
u te wijzen. U treft de door Zeus gevoede vorsten
δαίτην δαινυμένους· σὺ δ᾽ ἔσω κίε, μηδέ τι θυμῷ
aanzittend aan de maaltijd. Ga naar binnen, en laat je hart niet
τάρβει· θαρσαλέος γὰρ ἀνὴρ ἐν πᾶσιν ἀμείνων
bevreesd zijn. Want een moedige man is in alle daden beter
ἔργοισιν τελέθει, εἰ καί ποθεν ἄλλοθεν ἔλθοι.
af, ook al komt hij misschien ergens anders vandaan.
δέσποιναν μὲν πρῶτα κιχήσεαι ἐν μεγάροισιν·
Naar de koningin moet je als eerste gaan in de zaal.
Ἀρήτη δ᾽ ὄνομ᾽ ἐστὶν ἐπώνυμον, ἐκ δὲ τοκήων
Arete is de naam waarmee ze wordt genoemd, uit dezelfde voorouders
τῶν αὐτῶν οἵ περ τέκον Ἀλκίνοον βασιλῆα.
die koning Alkinoos voortbrachten.
Ναυσίθοον μὲν πρῶτα Ποσειδάων ἐνοσίχθων
De aardschokker Poseidon verwekte eerst Nausithous
γείνατο καὶ Περίβοια, γυναικῶν εἶδος ἀρίστη,
samen met Periboia, van de vrouwen in gestalte de mooiste,
ὁπλοτάτη θυγάτηρ μεγαλήτορος Εὐρυμέδοντος,
de jongste dochter van vorst Eurymedon,
ὅς ποθ᾽ ὑπερθύμοισι Γιγάντεσσιν βασίλευεν.
die ooit de koning was van de brutale Giganten.
ἀλλ᾽ ὁ μὲν ὤλεσε λαὸν ἀτάσθαλον, ὤλετο δ᾽ αὐτός·
Maar hij richtte dat overmoedige volk te gronde; ook zelf kwam hij om.
τῇ δὲ Ποσειδάων ἐμίγη καὶ ἐγείνατο παῖδα
Met haar sliep Poseidon en hij verwekte een jongen,
Ναυσίθοον μεγάθυμον, ὃς ἐν Φαίηξιν ἄνασσε·
de nobele Nausithoös, die over de Faiaken heerste.
Ναυσίθοος δ᾽ ἔτεκεν ῾Ρηξήνορά τ᾽ Ἀλκίνοόν τε.
Nausithoös verwekte Rexenor en Alkinoös.
τὸν μὲν ἄκουρον ἐόντα βάλ᾽ ἀργυρότοξος Ἀπόλλων
De eerste, nog zonder zonen, trof Apollo met de zilveren boog,
νυμφίον, ἐν μεγάρῳ μίαν οἴην παῖδα λιπόντα 65
pas getrouwd, in zijn paleis liet hij één dochter achter,
Ἀρήτην· τὴν δ᾽ Ἀλκίνοος ποιήσατ᾽ ἄκοιτιν,
Arete. Haar maakte Alkinoös tot zijn echtgenote,
καί μιν ἔτισ᾽, ὡς οὔ τις ἐπὶ χθονὶ τίεται ἄλλη,
en hij vereerde haar, zoals er geen andere vrouw op aarde vereerd wordt,
ὅσσαι νῦν γε γυναῖκες ὑπ᾽ ἀνδράσιν οἶκον ἔχουσιν.
van alle vrouwen die nu onder het gezag van een man het huis besturen.
ὣς κείνη περὶ κῆρι τετίμηταί (τε καὶ ἔστιν)
Zo werd zij van ganser harte geëerd
ἔκ τε φίλων παίδων ἔκ τ᾽ αὐτοῦ Ἀλκινόοιο 70
door haar geliefde kinderen, door Alkinoös zelf
καὶ λαῶν, οἵ μίν ῥα θεὸν ὣς εἰσορόωντες
en door de mensen, die, haar als een godin beschouwend,
δειδέχαται μύθοισιν, ὅτε στείχῃσ᾽ ἀνὰ ἄστυ.
begroeten met woorden, wanneer zij door de stad gaat.
Boek 7
Nausikaä geeft Odysseus instructies hoe hij moet handelen om gastvrij ontvangen te worden. Als Odysseus voor Aretes voeten op z’n knieen valt. verdwijnt zijn onzichtbaarheid. Odysseus smeekt haar hem naar huis te laten gaan. (Arete heft haar twijfel: ze herkent de mantel die Odysseus draagt. Die heeft ze zelf genaaid!) Er wordt een feestmaal gehouden voor Odysseus, ze denken dat hij een god is.
Boek 8
Koning Alkinoös biedt Odysseus een schip met de beste roeiers aan. Alkinoös stelt voor om naar sportwedstrijden te gaan, nadat Odysseus ontroerd is door een liedje. Odysseus wordt uitgedaagd. Met zijn discusworp onvertreft hij iedereen. Alkinoös vertelt hem dat zijn volk goed is in hardlopen,zeevaart, dansen en zingen. Demodokos zingt dan weer een lied. Als Odysseus afscheid neemt zingt Demodokos nog een lied. Odysseus kan zijn emoties niet verbergen. Alkinoös vraagt naar het verhaal en Odysseus vertelt het.
Boek 9
Odysseus heeft bekend gemaakt wie hij is en vertelt zijn verhaal vanaf het moment dat hij Troje verliet.
Eerst kwam hij in Ismaros, bij de Kikonen. Hij ging de strijd aan en verloor veel mannen.
Toen kwam er storm op zee en na 10 dagen kwamen ze bij de Lotophagen. De mensen aten alleen maar van de Lotusplant, Odysseus’ mannen deden dat ook en raakten zo bedwelmt dat ze niet meer terugwilden. Met moeite lukte het Odysseus om z’n mannen weer mee te krijgen.
Daarna kwam hij op het eiland van de Cyclopen. Ze kwamen terecht in een grot waar veel eten was. De bewonen bleek echter Polyphemos te zijn. Hij begon Odysseus’ makkers op te eten. Odysseus bood hem wijn aan en vertelde dat zijn naam niemand was.
Ze wisten te ontsnappen toen de reus z’n schapen uit de grot liet gaan. Ze verborgen zich onder de dieren. Buiten vertelde Odysseus zijn echte naam.
Boek 10
Daarna gaan ze naar het eiland van Aiolos, de god van de winden. Hier blijven ze een maand, als ze weggaan geeft Aiolos een zak met winden mee. Na 10 dagen kunnen de mannen hun nieuwsgierigheid niet meer ophouden en maken de zak open. De boot waait terug naar Aiolos, die hen niet meer wil helpen.
Na de 7e dag roeien bereiken ze het land van de reusachtige Laestrygonen, de reuzen gooien met grote rotsblokken op de schepen. Odysseus legt zijn schip niet in de haven en weet zo te ontkomen.
Dan komen ze aan op Aiaia, waar ze 2 dagen en 2 nachten blijven. Hier woont Circe, dochter van Helios.
(http://www.scholieren.com/boekverslag/62412)
Op dit artikel kan niet gereageerd worden.