De evolutie van Masereel · Mar 7, 07:44 PM by Ad van den Ende
Rond 1925 zien we dat het zwart in zijn gravures toeneemt, en dat de vlakken aan de randen vaak gerafeld zijn. De tekening wordt minder lineair, en meer naturalistisch. Zo ontstaan in 1925 DE BESCHULDIGDE, HET TERRAS, DE SCHADUW; in 1926 WOLKENKRABBERS; in 1927 ECCE HOMO, DE KAARTEN; in 1929 IDÉES NOIRES, en in 1930 HET KOPPEL en MEISJE. In kleiner werk zien we vaak zeer bewogen taferelen; de grote platen zien er rustig uit. Deze zijn bedoeld om aan een wand te hangen, en Masereel vindt dat gertormenteerde taferelen daar niet passen.
In 1925 geeft hij in honderd platen het leven in de grootstad weer: LA VILLE. “In het alles overheersend gewoel wordt de mens gereduceerd tot een vluchtige anonieme verschijning te midden van hoekige gebouwen. Zelfs als hij aan de massa ontsnapt blijft hij nog dezelfde anonieme enkeling met zijn sexuele driften, zijn vaak vulgaire ontspanningen.”
FIGURES ET GRIMACES (1926) geeft in zestig “tronies” een staalkaart van het menselijk ras. De lijnen worden ronder; de zwarte vlakken zijn minder scherp afgetekend; er verschijnen realistische lichtspelingen. Dit is goed te zien in LA SIRÈNE (1932). Het zwart krijgt hier een eigen picturale betekenis. Hier wordt de eeuwige droom uitgedrukt: de vrouw die men zoekt zonder haar “ooit te vinden.
In DU NOIR ET BLANC (1939) worden vele thema’s behandeld. “Ik wil (…) niet zeggen dat het werk van de kunstenaar zich verplicht moet inspireren op zijn tijd. Dat is een kwestie van temperament. Voor mij zou het niet anders kunnen.
Ik heb, wel te verstaan, eerst mooie houtgravures willen maken. Vervolgens heb ik getracht objectief in zevenenvijftig beelden, een geschiedenis van de wereld door de mens geschapen, samen te vatten. Het begint met het oerwoud, de wilde dieren die vluchten voor de mens die verschijnt, vol van begeerten en dorst op bezit.
Hij begint met te vernielen, vóór te heersen, hij bouwt vóór uit te baten, vóór te genieten.
De mens is een wolf voor de mens. Hij schept enerzijds rijkdom, anderzijds ellende, wanhoop, haat. Logisch gevolg van dit alles: ontwaken van de gewetens, moordpartijen, opstanden. Denken we aan hetgeen in de laatste jaren is gebeurd! Het eindigt met de hoop op een beter leven, vrolijker, en de grote verzoening van de mens in de verrechtvaardiging van de arbeid.”
In zijn tien EXPIATIONS spreekt een epische grootheid. “Het is een waar orgelpunt in de produktie van de kunstenaar.”
Kapitale illustratiewerken
Kurt Wolff slaagde er in voor elk blokboek een inleiding te krijgen van een bekende schrijver: Thomas Mann, Herman Hesse, Carl Georg Heise en Max Brod. Door het expressionisme waren de Duitsers ook beter voorbereid op werk zoals Masereel dat maakte.
In Frankrijk is Masereels werk nooit naar waarde geschat, “ondanks het paradoxale feit dat het belangrijkste illustratiewerk, verschenen in dit kwarteeuw, door hem werd uitgevoerd: JEAN-CHRISTOPHE van Romain Rolland. Voor deze meesterlijke roman, die voor vele jongeren een soort bijbel was, werden niet minder dan zeshonderdzesenzestig houtblokken gesneden, een arbeid die zowat drie jaar – van 1925 tot en met 1927- in beslag nam. Het is een grootse hulde aan het meesterwerk van een man voor wie Frans Masereel een bewondering en een vriendschap koesterde die nooit zouden verzwakken.”
Voor LA RÉVOLTE DES MACHINES (aanvankelijk bedoeld als film) van Rolland maakt Masereel een serie kleine houtsneden.
Voor LA LÉGENDE D’ULENSPIEGEL ET DE LAMME GOEDZAK van Charles de Koster maakt hij honderdzevenenzestig houtsneden. Tijls vrijheidsstrijd in zijn moederland sprak hem sterk aan. “Wat een stof voor een hartstochtelijk kunstenaar! Folteringen en brandstapels, scènes in kroegen, wreedheden allerlei, maar gedomineerd door de geest van Tijl: ‘Begraaft men’, zegt hij, Ulenspiegel, ‘de geest, Nele, het hart van moeder Vlaanderen?‘”
Hij beschouwde het zelf als een van zijn beste werken.
Masereel werkt voor allerlei auteurs: Aeschyles, Villon, Shakespeare, Hemingway, Garcia Lorca, Roger Martin du Gard, Vermeylen, Emmanuel de Bom, Herman Teirlinck, Stijn Streuvels en Achilles Mussche.
De kleur
Frans Masereel heeft ook aquarellen gemaakt. “Het aanwenden van kleur beïnvloedt zonder twijfel de keuze van onderwerpen. Elke opstandige gedachte wordt terzij gelegd. De kunstenaar is geen aanklager meer. Hij kijkt om zich heen en noteert indrukken,” aldus Avermaete.
Hij geeft het leven van de grootstad weer, en ook van een vissersdorp, in wat je moment-opnamen zou kunnen noemen. De kleur blijft ondergeschikt aan de tekening.
Met olieverf heeft hij in het begin grote moeite. Maar in 1923 schrijft hij aan Rolland: “Ik bezit nu een schildertechniek waarvan ik geheel meester ben en die me zal toelaten van u een groot portret te schilderen als ge naar Parijs zult komen.”
Hij is vaak in Boulogne-sur-Mer. “Sinds ik me tegenover de zee bevind, schijnen me de mensen, met al hun kleine intriges, hun smeerlapperijen, enz… enz…, zeer kleine microben van het walgelijkste ras dat bestaat. En nochtans zou ik niet kunnen leven zonder hen te zien, aan te raken, te aanhoren.”
In 1925 koopt hij een huisje in het vissersdorp Equihen. Hier vindt hij de stof om zich ook als schilder uit te leven.
Op dit artikel kan niet gereageerd worden.