Go to content Go to navigation Go to search

Italië · Mar 9, 09:20 PM by Ad van den Ende

Italië in de vijftiende eeuw

De figuren en veel andere afbeeldingen zijn ontleend aan de website History of drawing van Thomas Buser.

Papier

In de middeleeuwen werden de tekeningen op perkament gemaakt. Perkament is duurzaam, maar ook duur. De Chinezen hadden papier al tweeduizend jaar geleden uitgevonden. Deze uitvinding bereikte, via de Islamitische wereld, rond 1100 Spanje. Halverwege de dertiende eeuw werden in Italië papiermolens gebouwd, maar papier bleef duur. In de jaren 1450 ontwikkelde de Duitse drukker Gutenberg het druksysteem met behulp van losse letters. Dit was een revolutie in de druktechniek. Boeken werden nu snel en in grote oplagen gedrukt. Er ontstond een grote vraag naar papier. Papiermolens rezen als paddenstoelen uit de grond, en papier werd goedkoop. Tekeningen werden vanaf die tijd bij voorkeur op papier gemaakt. Dat betekende ook voor de tekenkunst een revolutie.

Boeken met tekenvoorbeelden

Werkplaatsen gingen voorbeeld-boeken ontwikkelen. Deze bevatten voorbeelden om na te tekenen. De portfolio met tekeningen van Villard de Honnecourt was in feite al zo’n voorbeeld-boek. Vanaf het einde van de 14e eeuw werden in Italië veel van zulke boeken gemaakt. Een goed voorbeeld is het voorbeeld-boek dat de naam draagt van de Lombardische kunstenaar Giovannino de ’Grassi.
Zie reebok, haas, wolf en luipaard .
Waarschijnlijk hebben er meer kunstenaars aan meegewerkt. Dit soort verzamelingen bevatte tekeningen van dieren, kostuumstudies, mensenhoofden en soms ook decoratieve motieven. Leerlingen kopiëerden de tekenvoorbeelden. Deze waren bijna altijd in profiel.
Voorbeeldboeken werden soms opgevolgd door schetsboeken: boeken met tekeningen van afzonderlijke kunstenaars.
In Giovanino’s voorbeeldboek waren de tekeningen zorgvuldig ingekleurd met gekleurde wassingen, waarschijnlijk om indruk te maken op mogelijke klanten.
De dieren zijn harmonieus geplaatst op het blad, afwisselend naar rechts en naar links gericht.

Tekenen betekende in die tijd het natekenen van voorbeelden. In zijn “Boek over kunst” beveelt Cennino Cennini de jonge kunstenaar aan te beginnen met een jaar lang te tekenen. Één keer schrijft hij dat de natuur ‘alle andere voorbeelden te boven gaat’, alle andere keren spoort hij de student aan de beste dingen, die door de hand van grote meesters gedaan zijn, te kopiëren. Voor hem is tekenen een oefening in kopiëren.

Pisanello (Antonio Pisano) (ca 1395 – 1455/56)

In de vroege vijftiende eeuw vallen twee kunstenaars op door de hoeveelheid en de kwaliteit van hun werk: Jacopo Bellini en Pisanello.
Pisanello had belangstelling voor dieren, mensen, kostuums en oudheden.
In de eerste helft van de vijftiende eeuw groeide het belang van tekenen in de werkplaatsen. In Pisanello zien we voor het eerst de meester die uitsteekt boven de andere leden van de werkplaats.

Men kan zeggen dat Pisanello de tekenkunst in de Westerse wereld heeft uitgevonden. Hij doorbrak het middeleeuwse vertrouwen in het natekenen van voorbeelden. Hij was de eerste die ging tekenen naar de natuur. Een voorbeeld is zijn tekening van een haas . Hier concentreerde hij zich vooral op de textuur van de huid.
“Hierna werd alles een onderwerp voor artistieke verkenning. Een tekening zoals deze trainde niet alleen Pisanello’s hand en oog om de natuur nauwkeurig waar te nemen, het opende ook nieuwe wegen voor de kunstenaar.” (Buser)
Pisanello was een van de eerste tekenaars van de Renaissance die plezier had in de wereld om hem heen.

“Pisanello verkende en vergrootte de mogelijkheden van het tekenen meer dan een andere kunstenaar vóór Leonardo da Vinci.” (Francis Ames-Lewis) Door zijn intense natuurstudie en creatieve manier van tekenen werd hij de voorloper van Leonardo. Deze bezat veel tekeningen van Pisanello.

Zie ook via Google/afbeeldingen tekeningen Deze tekeningen zijn echter niet allemaal van Pisanello.

Pisanello was in staat snelle, spontane schetsen op papier te tekenen.
Hij tekende het hoofd van een paard met korte penlijnen die lijken aan te geven hoe de haren liggen en hoe ze rond het hoofd krommen.

De twee afbeeldingen van het hoofd van een edelvrouw waren zeker ‘naar het leven’ getekend.

Jacopo Bellini (ca. 1400-1470)

Zijn tekeningen dateren waarschijnlijk van rond 1450. Ze zijn gebonden in de twee beroemdste tekenboeken van de vijftiende eeuw. De meeste tekeningen in deze twee boeken zijn van zijn hand.
De tekeningen in het eerste boek zijn gemaakt op perkament, die in het tweede boek op papier.
In de onthoofding van Johannes de Doper zien we het verhaal getekend in verschillen delen. De onthoofding zelf zien we achter op het plein, naast de trap. Salome draagt het hoofd de trap op. Onder de pergola op het tweede niveau viert Herodes zijn feest.
De paarden links en het aapje rechts zijn ontleend aan Pisanello. Het belangrijkste onderwerp was de architectuur. Bellini was er vooral op uit de figuren goed in de ruimte te plaatsen.

Bellini tekende het paleis vanuit een één punts perspectief. We zien verschillende stijlen: de traditionele Venetiaanse façade met torens; de balustrade en de fontein met vier verdiepingen. Het onderwerp is godsdienstig, maar het geheel ademt een feestelijke sfeer. Het loopt vooruit op de
architectonische capriccios van de latere Venetiaanse kunst.

Zie afbeldingen
Niet al deze afbeeldingen zijn van Jacopo Bellini.

Midden-Italië
In Florence waren er in het midden van de 15e eeuw geen kunstenaars die een vergelijkbaar aantal tekeningen nalieten als de Noord-Italiaanse kunstenaars Pisanello en Jacopo Bellini. Tegen het einde van deze eeuw lieten Filippino Lippi, Domenicho Ghirlandaio en Leonardo da Vinci wel een groot aantal tekeningen na. Er kwam wel een belangrijke verandering in de praktijk van het tekenen.
Vasari merkte op dat Paolo Ucello talrijke “geschilderde afbeeldingen maakte van vogels, katten, honden en elk soort vreemd dier waarvan hij tekeningen kon krijgen”.
Rond 1460 maakte Gozzoli’s werkplaats een tekenboek vergelijkbaar met dat van Pissanello. Het boek bevat dieren, architectuur-details, lichaamsdelen en vooral menselijke figuren, zowel naakt als gekleed. Zie
Figuur 2-14 .

De poses van de modellen waren er waarschijnlijk vooral op gericht de jonge kunstenaars te oefenen in anatomie, proporties en perspectief. Figuur 2-14 ziet er nog enigszins middeleeuws uit, hij heeft geen nek en de benen sluiten niet goed aan bij de heup..
In de werkplaatsen van Florence in het midden van de 15e eeuw was de studie vooral gericht op het maken van naakt-tekeningen. Men maakte gebruik van klassieke kunst voor lessen in anatomie, pose en beweging.
Mogelijke tekeningen van Masaccio en Donatello zijn alle verdwenen.
Later in de 15e eeuw maakten de kunstenaars steeds meer naakt-tekeningen: dit vooral gericht op het hoofd-onderwerp van de Renaissance-kunst: het maken van historie-schilderijen.

In “Over schilderkunst” raadt Leon Battista Alberti de schilders aan ‘de gehele historie en elk van de onderdelen uit te werken door het maken van schets-modellen op papier”. Hij is zich bewust dat een historie vraagt om figuren waarvan de poses, gebaren, bewegingen en reacties betekenis hebben voor de toeschouwer, en daarvoor is kennis van het naakt nodig. Tekenen helpt daarbij.

In figuur 2-15 zien we een tekening van Parri Spinelli uit het Toscaanse Arezzo van rond 1435. We zien de figuur van boven; het linkerbeen, hoofd en de armen zijn verkort weergegeven. Hij modelleerde hem in een netwerk van kruis-arceringen. Dit is misschien het vroegste voorbeeld van kruis-arceringen.

Rond 1440 maakte Domenico Veneziano in Florence een aantal penseel-tekeningen, gemodelleerd in wit op blauw gekleurd papier. Zie figuur 2-16 Dit soort tekeningen werden vooral populair onder Venetiaanse kunstenaars van de late 15e en de 16e eeuw. Zijn tekeningen deden in Florence de passie ontwaken om naakten te tekenen, niet alleen in rust maar ook in beweging.

Ook Antonio Pollaiuolo’s tekening Naakte man, gezien van voren, opzij en in de rug werd een model dat men navolgde.

Pollaiuolo was in de eerste plaats beeldhouwer. De systematische analyse van een figuur van voren, opzij en van achteren hing ongetwijfeld samen met zijn praktijk om een was- of klei-figuur, die hij gebruikte voor zijn bronzen beelden, te roteren, .
Zijn naakt, gezien van verschillende kanten heeft een nieuw en nog zelden vertoond driedimensionaal karakter. Zijn dikke en dunne penlijnen geven de spierstruktuur aan, en spanning en ontspanning.

De beeldhouwer Andrea Verrocchio tekende een ander soort naaktstudie, in een poging beweging weer te geven. Zie figuur 2-18. We zien peuters die staan, rennen, liggen en zitten. Hij werkte spontaan en snel, tekende de ene figuur na de andere in de ruimte die toevallig beschikbaar was. De gebogen en onderbroken lijnen geven de levendigheid van de kinderen weer. Soms tekende hij de boog van een arm of de cirkelvorm van een hoofd voor hij de uiteindelijke contour tekende. Het vloeibare van een pen stelde hem in staat om te schetsen en zijn fantasie de vrije loop te laten. De tekening was geen voorbereiding voor een bepaald schilderij of beeld, maar het is wel zo dat verschillende kinderen door hem en zijn volgelingen daarin werden toegepast. De tekening is verbonden met studies van kinderen door zijn leerling Leonardo da Vinci.

Filippino Lippi (ca. 1457-1504) begon het naakt te bestuderen in tekeningen als Vier mannelijke naakten. Zie figuur 2-19 . Hij schijnt verschillende schetsboeken te hebben samengesteld. Hij paste deze schetsen toe in zijn werk.
Deze studies zijn vroeg werk van Filippino Lippi, gemaakt kort na zijn periode van leerling bij Botticelli.
De witte verhogingen helpen zijn figuren te modelleren; zij geven ook het idee van plotselinge beweging.

Op Leonardo da Vinci na zijn er van Filippino Lippi meer tekeningen bewaard in de late 15e eeuw dan van iemand anders; van hem zijn ongeveer 150 tekeningen vastgesteld.
In het begin tekende Filippino vooral met de metaalpunt. In 1488 ging hij naar Rome. Vanaf toen tekende hij vooral met de pen.

Op latere leeftijd maakte Filippino ook complete compositie-studies, zoals De triomf van St. Thomas van Aquino; zie figuur 2-20 . Dit was een studie voor een fresco dat Filippino in Rome schilderde voor kardinaal Carafa.
De figuren bewegen zich door de ruimte, vormen een driehoek, en verhouden zich op een heel natuurlijke manier tot elkaar; dit heeft het niveau van de Hoge Renaissance.
De architectuur van Bellini , die we eerder zagen, was middeleeuws. Deze archtectuur is die van Bramante. De toepassing van lichte wassingen tillen de vlakken van de architectuur op naar de derde dimensie.

Filippino schetste Twee converserende vrouwen in een heel andere stijl: de figuren keren zich naar elkaar; snel getekende lijnen, korte lijnen, waarvan sommige dik zijn, andere dun, en sommige een hoek met elkaar maken.
De tekening weerspiegelt de grote vrijheid en flexibiliteit in het hanteren van de pen die zich tegen het einde van de 15e eeuw in Florence hadden ontwikkeld.

Afbeeldingen
Niet al deze afbeeldingen zijn van Filippino Lippi.

Noord-Italië

Andrea Mantegna (ca. 1430 ‑ 1506)
Hij werkte eerst in Padua en daarna vijftig jaar lang aan het Gonzaga hof in Mantua.
In de eerste jaren maakte hij ruwe schetsen, zoals Christus aan het kruis . Hij was zich bewust van Pisanello’s ontdekking dat je tekenen kon gebruiken om te verkennen en een goede compositie te vinden.

Hij gebruikte normaal lange diagonale arceerlijnen, maar in deze snelle schets had hij daar geen tijd voor. Hij zocht naar de goede lijn en daarvoor herhaalde hij elke contourlijn twee of drie keer, waardoor de contouren lijken te vibreren.
De Christus van Mantegna is een grote, gespierde figuur die is gebaseerd op de klassieke beeldhouwkunst.

Andrea Mantegna maakte ook nauwkeurig uitgewerkte tekeningen, ofwel zorgvuldig weergegeven modelli, die nauwkeurig werden gekopieerd in een schilderij, óf presentatie-tekeningen voor verzamelaars. Bij beide soorten wordt alles nauwkeurig weergegeven. Het waren als het ware schilderijen zonder kleur. Zijn leerlingen en andere kunstenaars verzamelden deze modelli.

De ongewoon grote tekening Judith (1491)was waarschijnlijk een presentatie-tekening. Judith heeft het hoofd van Holofernes afgehakt: hij was de aanvoerder van het vijandelijke leger. Zij doet dit hoofd in een zak. Mantegna heeft een dramatische actie omgezet in een standbeeld-achtige pose. Judith rijst vanaf de lage hoek rechts omhoog. De dienstmeid staat achter haar op een kleine verhoging, en kijkt haar aan. We zien Judith van achteren, haar heup is sterk naar links gedraaud, in overdreven contraposto. ‘Contrapposto is een term uit de beeldende kunst die een bepaalde houding van een geschilderde of gebeeldhouwde figuur beschrijft.
Het rechterbeen draagt het volle gewicht, het linkerbeen is ontspannen. De scheve houding die ontstaat — de rechterheup is hoger dan de linker — wordt in evenwicht gebracht door de schouders en armen (de linkerschouder is hoger dan de rechter). De ontspanning van het linkerbeen keert terug in de rechterarm. Daartegenover staan een gespannen rechterbeen en linkerarm. Het resultaat is een levendige figuur, die in beweging lijkt te zijn.’ (Wikipedia)
Van Judiths hoofd spiraalt een lint omlaag. De krommingen in het lint komen overeen met andere kreukels die we zien. Donkerbruine was rechts van elke figuur zorgt voor contrast. Hierop aansluitend plaatste hij een paar witte ophogingen.

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.