Go to content Go to navigation Go to search

Oorzaak van de twist tussen Achilles en Agamemnon (A 1-147) · Jun 10, 02:59 AM by Ad van den Ende

Μῆνιν ἄειδε θεὰ Πηληϊάδεω Ἀχιλῆος
Bezing de toorn, godin, van Peleus’ zoon Achilles,
οὐλομένην, ἣ μυρί᾽ Ἀχαιοῖς ἄλγε᾽ ἔθηκε,
de noodlottige (toorn), die talrijke Grieken leed bezorgde,
πολλὰς δ᾽ ἰφθίμους ψυχὰς Ἄϊδι προΐαψεν
en vele krachtige levens in de Hades wierp
ἡρώων, αὐτοὺς δὲ ἑλώρια τεῦχε κύνεσσιν
van helden, en hen zelf als buit wierp voor de honden
οἰωνοῖσί τε πᾶσι, Διὸς δ᾽ ἐτελείετο βουλή,
en allerlei vogels. Van Zeus werd de wil vervuld.
ἐξ οὗ δὴ τὰ πρῶτα διαστήτην ἐρίσαντε
(Bezing) vanaf het moment dat zij voor het eerst twistend uiteengingen,
Ἀτρεΐδης τε ἄναξ ἀνδρῶν καὶ δῖος Ἀχιλλεύς.
Atreus’ zoon, de heerser over de mannen en de goddelijke Achilles.

τίς τ᾽ ἄρ σφωε θεῶν ἔριδι ξυνέηκε μάχεσθαι;
Wie toch van de goden liet hen in een twist met elkaar strijden?
Λητοῦς καὶ Διὸς υἱός· ὁ γὰρ βασιλῆϊ χολωθεὶς
De zoon van Leto en Zeus. Want hij, op de koning vertoornd,
νοῦσον ἀνὰ στρατὸν ὄρσε κακήν, ὀλέκοντο δὲ λαοί,
zond een vreselijke ziekte over het leger; mannen stierven,
οὕνεκα τὸν Χρύσην ἠτίμασεν ἀρητῆρα
omdat hij Chryses had onteerd, de priester,
Ἀτρεΐδης· ὁ γὰρ ἦλθε θοὰς ἐπὶ νῆας Ἀχαιῶν
hij, Atreus’zoon. Want Chryses kwam naar de snelle schepen van de Grieken
λυσόμενός τε θύγατρα φέρων τ᾽ ἀπερείσι᾽ ἄποινα,
om zijn dochter vrij te kopen met een onmetelijk losgeld,
στέμματ᾽ ἔχων ἐν χερσὶν ἑκηβόλου Ἀπόλλωνος
met in zijn handen de hoofdband van Apollo, die van verre raak schiet,
χρυσέωι ἀνὰ σκήπτρωι, καὶ λίσσετο πάντας Ἀχαιούς,
(vastgebonden) aan een gouden staf, en hij smeekte alle Grieken,
Ἀτρεΐδα δὲ μάλιστα δύω, κοσμήτορε λαῶν·
en het meest de twee zonen van Atreus, de leiders van de volken:
Ἀτρεΐδαι τε καὶ ἄλλοι ἐϋκνήμιδες Ἀχαιοί,
‘Zonen van Atreus, en andere Grieken met goede scheenplaten,
ὑμῖν μὲν θεοὶ δοῖεν Ὀλύμπια δώματ᾽ ἔχοντες
mogen de goden, die hun wonngen op de Olympus hebben, het u geven
ἐκπέρσαι Πριάμοιο πόλιν, εὖ δ᾽ οἴκαδ᾽ ἱκέσθαι·
de stad van Priamos te vernietigen, en behouden naar huis te keren.

παῖδα δ᾽ ἐμοὶ λύσαιτε φίλην, τὰ δ᾽ ἄποινα δέχεσθαι,
Maar laat mijn dierbare dochter gaan, en neem de losprijs aan,
ἁζόμενοι Διὸς υἱὸν ἑκηβόλον Ἀπόλλωνα.
(zo) eer brengend aan de zoon van Zeus, de van verre raak schietende Apollo.’

ἔνθ᾽ ἄλλοι μὲν πάντες ἐπευφήμησαν Ἀχαιοὶ
Daarop betuigden wel alle andere Grieken hun instemming
αἰδεῖσθαί θ᾽ ἱερῆα καὶ ἀγλαὰ δέχθαι ἄποινα·
om de priester eerbiedig ter wille te zijn en de schitterende losprijs aan te nemen,
ἀλλ᾽ οὐκ Ἀτρεΐδηι Ἀγαμέμνονι ἥνδανε θυμῶι,
maar geenszins beviel hij Atreus’ zoon Agamemnon.

ἀλλὰ κακῶς ἀφίει, κρατερὸν δ᾽ ἐπὶ μῦθον ἔτελλε·
Integendeel, smadelijk stuurde hij hem weg en voegde er een krachtterm aan toe:
μή σε γέρον κοίληισιν ἐγὼ παρὰ νηυσὶ κιχείω
‘Laat ik jou, oude, niet meer zien bij de ruime schepen,
ἢ νῦν δηθύνοντ᾽ ἢ ὕστερον αὖτις ἰόντα,
óf nu talmend of later terug komend.
μή νύ τοι οὐ χραίσμηι σκῆπτρον καὶ στέμμα θεοῖο·
Dan zouden de goddelijke staf en hoofdband je echt niet helpen.
τὴν δ᾽ ἐγὼ οὐ λύσω· πρίν μιν καὶ γῆρας ἔπεισιν

Haar zal ik niet laten gaan voor de ouderdom ook haar bereikt
ἡμετέρωι ἐνὶ οἴκωι ἐν Ἄργεϊ τηλόθι πάτρης
in ons huis in Argos, ver van haar vaderland,
ἱστὸν ἐποιχομένην καὶ ἐμὸν λέχος ἀντιόωσαν·
het weefgetouw bedienend en mijn bed delend.
ἀλλ᾽ ἴθι μή μ᾽ ἐρέθιζε σαώτερος ὥς κε νέηαι.
‘Ga toch weg, terg me niet, opdat je veilig terugkeert.’

ὧς ἔφατ᾽, ἔδεισεν δ᾽ ὁ γέρων καὶ ἐπείθετο μύθωι·
Zo sprak hij, en de oude man werd bang en deed wat hij verlangde.
βῆ δ᾽ ἀκέων παρὰ θῖνα πολυφλοίσβοιο θαλάσσης·
Onwillig liep hij langs het strand van de heftig golvende zee.
πολλὰ δ᾽ ἔπειτ᾽ ἀπάνευθε κιὼν ἠρᾶθ᾽ ὁ γεραιὸς
En toen hij op veilige afstand was gekomen bad hij vurig, de oude man,
Ἀπόλλωνι ἄνακτι, τὸν ἠΰκομος τέκε Λητώ·
tot heerser Apollo, dien de schoonlokkige Leto gebaard had:

‘κλῦθί μευ ἀργυρότοξ᾽, ὃς Χρύσην ἀμφιβέβηκας
‘Luister naar me, god met de zilveren boog, die Chrusè beschermt,
Κίλλάν τε ζαθέην Τενέδοιό τε ἶφι ἀνάσσεις,
en het heilige Killa, en met macht over Tenedos heerst,
Σμινθεῦ εἴ ποτέ τοι χαρίεντ᾽ ἐπὶ νηὸν ἔρεψα,
muizenverdelger, als ik ooit een aan u welgevallige tempel heb gebouwd,
ἢ εἰ δή ποτέ τοι κατὰ πίονα μηρί᾽ ἔκηα
of als ik ooit voor u vette schenkelstukken verbrandde
ταύρων ἠδ᾽ αἰγῶν, τὸ δέ μοι κρήηνον ἐέλδωρ·
van stieren en geiten, vervul voor mij deze wens:
τίσειαν Δαναοὶ ἐμὰ δάκρυα σοῖσι βέλεσσιν.
mogen de Grieken boeten voor mijn tranen door uw pijlen.’

ὧς ἔφατ᾽ εὐχόμενος, τοῦ δ᾽ ἔκλυε Φοῖβος Ἀπόλλων,
Zo sprak hij in zijn gebed, en naar hem luisterde Foibos Apollo.
βῆ δὲ κατ᾽ Οὐλύμποιο καρήνων χωόμενος κῆρ,
Hij daalde af van de toppen van de Olympos, vertoornd in zijn hart,
τόξ᾽ ὤμοισιν ἔχων ἀμφηρεφέα τε φαρέτρην·
met de boog om zijn schouders en ook de aan beide zijden bedekte koker.

Terug

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.