Medea doodt de bruid en haar vader. · Jul 15, 04:41 PM by Ad van den Ende
(Kinderverzorger met kinderen op)
Ἐπεισόδιον εʹ
Πα. δέσποιν᾽, ἀφεῖνται παῖδες οἵδε σοι φυγῆς,
Meesteres, uw kinderen hier zijn ontslagen van verbanning,
καὶ δῶρα νύμφη βασιλὶς ἀσμένη χεροῖν
en de geschenken heeft de koninklijke bruid verheugd met haar handen
ἐδέξατ᾽· εἰρήνη δὲ τἀκεῖθεν τέκνοις.
aangenomen. Er is vrede van die kant voor de kinderen.
Ἔα·
Hè?
τί συγχυθεῖσ᾽ ἕστηκας ἡνίκ᾽ εὐτυχεῖς;
Waarom staat u verbijsterd terwijl u gelukkig bent?
[τί σὴν ἔτρεψας ἔμπαλιν παρηίδα
waarom hebt u afgewend uw wang
κοὐκ ἀσμένη τόνδ᾽ ἐξ ἐμοῦ δέχηι λόγον;
en ontvangt u niet blij dit woord van mij?]
Μη. αἰαῖ.
Ach!
Πα. τάδ᾽ οὐ ξυνωιδὰ τοῖσιν ἐξηγγελμένοις.
Dat is niet in overeenstemming met mijn boodschap.
Μη. αἰαῖ μάλ᾽ αὖθις.
Ach! Nog eens opnieuw.
Πα. μῶν τιν᾽ ἀγγέλλων τύχην
Ik ben toch niet berichtend een onheil
οὐκ οἶδα,
(dat) ik niet ken,
δόξης δ᾽ ἐσφάλην εὐαγγέλου;
heb ik mij vergist in de mening van een goed bericht?
Μη. ἤγγειλας οἷ᾽ ἤγγειλας·
Je hebt bericht wat je hebt bericht.
οὐ σὲ μέμφομαι.
Ik maak je geen verwijten.
Πα. τί δαὶ κατηφεῖς ὄμμα καὶ δακρυρροεῖς;
Waarom dan slaat u uw ogen neer en vergiet u tranen?
Μη. πολλή μ᾽ ἀνάγκη, πρέσβυ·
Daar is grote noodzaak voor, oude man!
ταῦτα γὰρ θεοὶ κἀγὼ
Want zover hebben de goden en ik,
κακῶς φρονοῦσ᾽ ἐμηχανησάμην.
dwaas zijnde, het laten komen.
Πα. θάρσει· κάτει τοι καὶ σὺ
Wees gerust. Ook u zal zeker terug keren
πρὸς τέκνων ἔτι.
nog door toedoen van de kinderen.
Μη. ἄλλους κατάξω πρόσθεν ἡ τάλαιν᾽ ἐγώ.
Anderen zal ik eerder terugbrengen, ik ongelukkige!
Πα. οὔτοι μόνη σὺ σῶν ἀπεζύγης τέκνων·
U werd heus niet alleen van uw kinderen gescheiden!
κούφως φέρειν χρὴ
Het is nodig je ongeluk licht te dragen,
θνητὸν ὄντα συμφοράς.
als je een sterveling bent.
Μη. δράσω τάδ᾽. ἀλλὰ βαῖνε δωμάτων ἔσω
Dat zal ik doen. Maar ga het huis in
καὶ παισὶ πόρσυν᾽
en maak voor de kinderen klaar
οἶα χρὴ καθ᾽ ἡμέραν.
wat nodig is iedere dag.
ὦ τέκνα τέκνα,
O kinderen, kinderen!
σφῶιν μὲν ἔστι δὴ πόλις καὶ δῶμ᾽,
Voor jullie beiden is er dus een stad en een huis,
ἐν ὧι λιπόντες ἀθλίαν ἐμέ,
waarin jullie, na mij, ongelukkige, verlaten te hebben,
οἰκήσετ᾽ αἰεὶ μητρὸς ἐστερημένοι·
zullen wonen, altijd van jullie moeder beroofd.
ἐγὼ δ᾽ ἐς ἄλλην γαῖαν εἶμι δὴ φυγάς,
Maar ik ga dus naar een ander land als balling,
πρὶν σφῶιν ὀνάσθαι
voor ik van jullie beiden plezier heb gehad
κἀπιδεῖν εὐδαίμονας,
en jullie gelukkig heb gezien,
πρὶν (…) γαμηλίους εὐνὰς ἀγῆλαι
voor een huwelijksbed versierd te hebben
λαμπάδας τ᾽ ἀνασχεθεῖν.
en fakkels omhoog te hebben gehouden.
ὦ δυστάλαινα τῆς ἐμῆς αὐθαδίας.
O zeer ongelukkige vanwege mijn eigenzinnigheid!
ἄλλως ἄρ᾽ ὑμᾶς, ὦ τέκν᾽, ἐξεθρεψάμην,
Vergeefs dus heb ik jullie, kinderen, grootgebracht,
ἄλλως δ᾽ ἐμόχθουν καὶ κατεξάνθην πόνοις,
Vergeefs zwoegde ik en werd ik verscheurd door inspanningen,
στερρὰς ἐνεγκοῦσ᾽ ἐν τόκοις ἀλγηδόνας.
hebbend verdragen helse pijnen bij het baren,
ἦ μήν ποθ᾽ ἡ δύστηνος εἶχον ἐλπίδας πολλὰς
Wis en waarachtig had ik, de ongelukkige, ooit veel verwachtingen
ἐν ὑμῖν, γηροβοσκήσειν τ᾽ ἐμὲ
in jullie, dat jullie mij op mijn oude dag zouden verzorgen,
καὶ κατθανοῦσαν χερσὶν
en wanneer ik gestorven zou zijn met jullie handen
εὖ περιστελεῖν,
mij goed de laatste eer zouden bewijzen,
ζηλωτὸν ἀνθρώποισι·
iets benijdenswaardigs voor de mensen.
νῦν δ᾽ ὄλωλε δὴ γλυκεῖα φροντίς.
Nu is dus verloren gegaan een zoete gedachte.
σφῶιν γὰρ ἐστερημένη λυπρὸν διάξω βίοτον
Want van jullie beroofd zal ik een ellendig leven leiden,
ἀλγεινόν τ᾽ ἐμοί. ὑμεῖς δὲ μητέρ᾽
pijnlijk voor mij. En jullie zullen je moeder
οὐκέτ᾽ ὄμμασιν φίλοις ὄψεσθ᾽,
niet meer met jullie lieve ogen zien,
ἐς ἄλλο σχῆμ᾽ ἀποστάντες βίου.
na naar een andere vorm van leven weggegaan te zijn.
φεῦ φεῦ· τί προσδέρκεσθέ μ᾽ ὄμμασιν, τέκνα;
Ach! Ach! Waarom kijken jullie mij met jullie ogen aan, kinderen?
τί προσγελᾶτε τὸν πανύστατον γέλων;
Waarom lachen jullie (mij) toe met jullie allerlaatste lach?
αἰαῖ· τί δράσω; καρδία γὰρ οἴχεται,
Ach! Wat zal ik doen? Want mijn moed verdwijnt,
γυναῖκες, ὄμμα φαιδρὸν ὡς εἶδον τέκνων.
vrouwen, toen ik de stralende blik van mijn kinderen zag.
οὐκ ἂν δυναίμην· χαιρέτω βουλεύματα τὰ πρόσθεν·
Ik zou het niet kunnen. Weg met de vroegere plannen!
ἄξω παῖδας ἐκ γαίας ἐμούς.
Ik zal mijn kinderen meenemen uit het land.
τί δεῖ με πατέρα τῶνδε τοῖς τούτων κακοῖς
Waarom is het nodig dat ik, de vader met de ongelukken van hen
λυποῦσαν αὐτὴν δὶς τόσα κτᾶσθαι κακά;
kwellend, mijzelf twee keer zoveel ellende op de hals haal?
οὐ δῆτ᾽ ἔγωγε· χαιρέτω βουλεύματα.
Echt niet! Weg met die plannen!
καίτοι τί πάσχω;
En toch, wat bezielt me?
βούλομαι γέλωτ᾽ ὀφλεῖν
Wil ik me gelach op de hals halen,
ἐχθροὺς μεθεῖσα τοὺς ἐμοὺς ἀζημίους;
mijn vijanden toestaand ongestraft (te lachen)?
τολμητέον τάδ᾽.
Deze dingen moeten gedurfd worden!
ἀλλὰ τῆς ἐμῆς κάκης,
Maar wat een lafheid van mij,
τὸ καὶ προσέσθαι μαλθακοὺς λόγους φρενί.
het ook maar toelaten van zachte gedachten in mijn geest!
χωρεῖτε, παῖδες, ἐς δόμους. ὅτωι δὲ μὴ
Gaat, kinderen, in het huis; voor wie het niet
θέμις παρεῖναι τοῖς ἐμοῖσι θύμασιν,
toegestaan is aanwezig te zijn bij mijn offers,
αὐτῶι μελήσει·
hij doet dat op eigen risico!
χεῖρα δ᾽ οὐ διαφθερῶ.
Ik zal mijn hand niet doen verslappen!
ἆ ἆ.
Ach! Ach!
μὴ δῆτα, θυμέ, μὴ σύ γ᾽ ἐργάσηι τάδε·
Toch niet, hart, laat jij dit niet doen!
ἔασον αὐτούς, ὦ τάλαν, φεῖσαι τέκνων·
Laat hen, ongelukkige, spaar de kinderen!
ἐκεῖ μεθ᾽ ἡμῶν ζῶντες εὐφρανοῦσί σε.
Daar samen met ons levend zullen zij u blij maken.
μὰ τοὺς παρ᾽ Ἅιδηι νερτέρους ἀλάστορας,
Bij de bij Hades in de onderwereld levende kwelgeesten,
οὔτοι ποτ᾽ ἔσται τοῦθ᾽ ὅπως ἐχθροῖς ἐγὼ
zeker niet zal het ooit gebeuren dat ik aan mijn vijanden
παῖδας παρήσω τοὺς ἐμοὺς καθυβρίσαι.
mijn kinderen zal overlaten om te mishandelen.
[πάντως σφ᾽ ἀνάγκη κατθανεῖν·
Absoluut is er voor hen de noodzaak om te sterven.
ἐπεὶ δὲ χρή, ἡμεῖς κτενοῦμεν
Omdat het nodig is, doden wij hen,
οἵπερ ἐξεφύσαμεν.
juist wij die hen ter wereld brachten.]
πάντως πέπρακται ταῦτα
Trouwens, die dingen zijn in gang gezet
κοὐκ ἐκφεύξεται.
en zij zal ze niet ontvluchten.
καὶ δὴ ᾽πὶ κρατὶ στέφανος,
en dus is op haar hoofd de krans,
ἐν πέπλοισι δὲ νύμφη τύραννος ὄλλυται,
in haar gewaad komt de koninklijke bruid om.
σάφ᾽ οἶδ᾽ ἐγώ.
Dat weet ik zeker!
ἀλλ᾽, εἶμι γὰρ δὴ τλημονεστάτην ὁδόν,
Maar ik ga immers een zeer ellendige weg,
καὶ τούσδε πέμψω τλημονεστέραν ἔτι,
en dezen zal ik sturen over een nog ellendigere weg.
παῖδας προσειπεῖν βούλομαι. – δότ᾽, ὦ τέκνα,
De kinderen wil ik toespreken – geeft, kinderen
δότ᾽ ἀσπάσασθαι
geeft, om afscheid te nemen,
μητρὶ δεξιὰν χέρα.
aan jullie moeder de rechterhand.
ὦ φιλτάτη χείρ, φίλτατον δέ μοι στόμα
O allerliefste hand, voor mij allerliefste mond,
καὶ σχῆμα καὶ πρόσωπον εὐγενὲς τέκνων,
en edele gestalte en gezicht van de kinderen,
εὐδαιμονοῖτον, ἀλλ᾽ ἐκεῖ·
mogen jullie beiden gelukkig zijn, maar dáár;
τὰ δ᾽ ἐνθάδε πατὴρ ἀφείλετ᾽.
het geluk hier heeft jullie vader jullie ontnomen.
ὦ γλυκεῖα προσβολή,
o zoete omarming,
ὦ μαλθακὸς χρὼς πνεῦμά θ᾽ ἥδιστον τέκνων.
o zachte huid en zeer aangename adem van kinderen!
χωρεῖτε χωρεῖτ᾽·
Gaat nu! Gaat nu!
οὐκέτ᾽ εἰμὶ προσβλέπειν οἵα τε †πρὸς ὑμᾶς†,
Ik ben niet meer in staat naar jullie te kijken
ἀλλὰ νικῶμαι κακοῖς.
maar ik word overmand door ellende.
καὶ μανθάνω μὲν οἷα δρᾶν μέλλω κακά,
En ik besef wat voor een ellende ik op het punt sta aan te richten.
θυμὸς δὲ κρείσσων τῶν ἐμῶν βουλευμάτων,
Het gemoed is sterker dan mijn verstandelijke overwegingen.
ὅσπερ μεγίστων αἴτιος κακῶν βροτοῖς.
Welk (gemoed) verantwoordelijk is voor de grootste ellende voor de mensen.
Het koor zingt over de voor- en nadelen van het hebben van kinderen. Kinderen brengen vaak veel zorgen met zich mee. Mensen die wel kinderen hebben worden vaak verteerd door zorgen of ze hen wel goed opvoeden en of het goed met hen zal gaan. Stel dat dit goed gaat dan is er nog de kans dat de dood hun lichaam vroeg wegneemt. Wat heeft het voor zin dat dit verdriet door de goden wordt opgelegd?
Μη. φίλαι, πάλαι τοι προσμένουσα τὴν τύχην
Vriendinnen, al lang het lot afwachtend
καραδοκῶ τἀκεῖθεν
wacht ik in spanning de dingen daar af
οἷ προβήσεται.
hoe ze zich zullen ontwikkelen.
καὶ δὴ δέδορκα τόνδε τῶν Ἰάσονος
Kijk daar zie ik een van de dienaren van Jason,
στείχοντ᾽ ὀπαδῶν· πνεῦμα δ᾽ ἠρεθισμένον
komen aanlopen; zijn gejaagde adem
δείκνυσιν ὥς τι καινὸν ἀγγελεῖ κακόν.
toont dat hij een nieuw onheil zal berichten.
ΑΓΓΕΛΟΣ ·
Bode
ὦ δεινὸν ἔργον παρανόμως εἰργασμένη,
U die een vreselijke daad misdadig hebt verricht,
Μήδεια, φεῦγε φεῦγε, μήτε ναΐαν
Medea. Vlucht! Vlucht! Na noch een schip
λιποῦσ᾽ ἀπήνην
onbenut te hebben gelaten
μήτ᾽ ὄχον πεδοστιβῆ.
noch een over het land gaande wagen.
Μη. τί δ᾽ ἄξιόν μοι τῆσδε τυγχάνει φυγῆς;
Wat maakt deze vlucht voor mij nodig?
Αγ. ὄλωλεν ἡ τύραννος ἀρτίως κόρη
Het koninklijke meisje is zojuist overleden
Κρέων θ᾽ ὁ φύσας φαρμάκων τῶν σῶν ὕπο.
en Kreon die haar verwekt heeft, door uw overmiddelen!
Μη. κάλλιστον εἶπας μῦθον,
Je hebt een schitterend woord gesproken!
ἐν δ᾽ εὐεργέταις τὸ λοιπὸν ἤδη
Onder mijn weldoeners zul jij voortaan nu
καὶ φίλοις ἐμοῖς ἔσηι.
en onder mijn vrienden zijn.
Αγ. τί φήις; φρονεῖς μὲν ὀρθὰ
Wat zegt u? Denkt u wel de juiste dingen
κοὐ μαίνηι, γύναι,
en bent u niet waanzinnig, vrouw,
ἥτις, τυράννων ἑστίαν ἠικισμένη,
die, na de koninklijke haard geschonden te hebben,
χαίρεις κλύουσα κοὐ φοβῆι τὰ τοιάδε;
u verheugt, het horend, en niet vreest dergelijke dingen?
Μη. ἔχω τι κἀγὼ τοῖσι σοῖς ἐναντίον
Ook ik kan, tegen jouw woorden in,
λόγοισιν εἰπεῖν. ἀλλὰ μὴ σπέρχου, φίλος,
woorden spreken, maar maak je niet druk, vriend,
λέξον δέ· πῶς ὤλοντο;
en vertel: hoe zijn ze omgekomen?
δὶς τόσον γὰρ ἂν τέρψειας ἡμᾶς,
want je zou ons twee keer zo blij maken
εἰ τεθνᾶσι παγκάκως.
als ze heel beroerd zijn gestorven!
Αγ. ἐπεὶ τέκνων σῶν ἦλθε δίπτυχος γονὴ
Toen van uw kinderen het tweevoudige kroost kwam
σὺν πατρὶ καὶ
met hun vader en
παρῆλθε νυμφικοὺς δόμους,
was binnen gegaan in het huis van de bruid,
ἥσθημεν
verheugden wij ons,
οἵπερ σοῖς ἐκάμνομεν κακοῖς
wij die het moeilijk hadden met uw ellende,
δμῶες· δι᾽ ὤτων δ᾽ εὐθὺς ἦν πολὺς λόγος
wij slaven. Van oor tot oor was er meteen veel gepraat
σὲ καὶ πόσιν σὸν νεῖκος ἐσπεῖσθαι τὸ πρίν.
dat u en uw man uw ruzie van vroeger hadden bijgelegd!
κυνεῖ δ᾽ ὁ μέν τις χεῖρ᾽, ὁ δὲ ξανθὸν κάρα
De een kust een hand, de ander het blonde hoofd
παίδων· ἐγὼ δὲ καὐτὸς ἡδονῆς ὕπο
van de kinderen. Ook ikzelf, door blijdschap,
στέγας γυναικῶν
naar de vertrekken van de vrouwen
σὺν τέκνοις ἅμ᾽ ἑσπόμην.
ging ik samen met de kinderen mee.
δέσποινα δ᾽ ἣν νῦν ἀντὶ σοῦ θαυμάζομεν,
De meesteres naar wie wij nu opzien in plaats van naar u,
πρὶν μὲν τέκνων σῶν εἰσιδεῖν ξυνωρίδα,
alvorens naar het tweetal van uw kinderen te zien,
πρόθυμον εἶχ᾽ ὀφθαλμὸν εἰς Ἰάσονα·
hield haar blik liefdevol op Jason gericht.
ἔπειτα μέντοι προυκαλύψατ᾽ ὄμματα
Vervolgens echter bedekte zij bij zich de ogen
λευκήν τ᾽ ἀπέστρεψ᾽ ἔμπαλιν παρηίδα,
en haar witte wang wende zij af
παίδων μυσαχθεῖσ᾽ εἰσόδους·
afkeer voelend over de binnenkomst van de kinderen.
πόσις δὲ σὸς
Maar uw echtgenoot
ὀργάς τ᾽ ἀφήιρει
probeert de boze gevoelens weg te nemen
καὶ χόλον νεάνιδος, λέγων τάδ᾽·
en de woede van de jonge vrouw, zeggend dit:
Οὐ μὴ δυσμενὴς ἔσηι φίλοις,
Wees niet vijandig tegen vrienden.
παύσηι δὲ θυμοῦ καὶ πάλιν στρέψεις κάρα,
Houd op met je boosheid en keer je hoofd weer om,
φίλους νομίζουσ᾽ οὕσπερ ἂν πόσις σέθεν,
terwijl je de echtgenoot van jou juist beschouwt als vrienden.
δέξηι δὲ δῶρα καὶ παραιτήσηι πατρὸς
Neem de geschenken aan en vraag aan je vader
φυγὰς ἀφεῖναι
de verbanningen kwijt te schelden
παισὶ τοῖσδ᾽ ἐμὴν χάριν.
aan deze kinderen omwille van mij.
ἡ δ᾽, ὡς ἐσεῖδε κόσμον, οὐκ ἠνέσχετο,
En zij, toen zij de tooi zag, bood geen weerstand,
ἀλλ᾽ ἤινεσ᾽ ἀνδρὶ πάντα,
maar zij zegde aan haar man alles toe,
καὶ πρὶν ἐκ δόμων μακρὰν ἀπεῖναι
en voor zij van het huis ver verwijderd waren,
πατέρα καὶ παῖδας σέθεν
de vader en de kinderen van u,
λαβοῦσα πέπλους ποικίλους ἠμπέσχετο,
gepakt hebbend het rijk geborduurde gewaad trok zij het aan,
χρυσοῦν τε θεῖσα στέφανον ἀμφὶ βοστρύχοις
en de gouden krans gezet hebbend rond haar lokken,
λαμπρῶι κατόπτρωι σχηματίζεται κόμην,
schikt zij haar haar in een glimmende spiegel
ἄψυχον εἰκὼ προσγελῶσα σώματος.
terwjl zij het zielloze beeld van haar lichaam toelacht
κἄπειτ᾽ ἀναστᾶσ᾽ ἐκ θρόνων διέρχεται
en vervolgens, opgestaan van haar zetel, loopt zij door
στέγας, ἁβρὸν βαίνουσα παλλεύκωι ποδί,
de vertrekken, koket stappend met haar witte voet,
δώροις ὑπερχαίρουσα, πολλὰ πολλάκις
met de geschenken bijzonder blij, heel vaak
τένοντ᾽ ἐς ὀρθὸν ὄμμασι σκοπουμένη.
met haar ogen naar de gestrekte hiel omkijkend.
τοὐνθένδε μέντοι δεινὸν ἦν θέαμ᾽ ἰδεῖν·
Hierna echter was er een verschrikkelijk schouwspel om te zien:
χροιὰν γὰρ ἀλλάξασα λεχρία πάλιν
want van kleur verschietend gaat zij schuin terug
χωρεῖ τρέμουσα κῶλα καὶ μόλις φθάνει
trillend met haar ledematen en met moeite nog net op tijd
θρόνοισιν ἐμπεσοῦσα μὴ χαμαὶ πεσεῖν.
zich op haar zetel werpend om niet op de grond te vallen.
καί τις γεραιὰ προσπόλων, δόξασά που
En een oude vrouw van de dienaressen, menend misschien
ἢ Πανὸς ὀργὰς
dat er aanvallen van Pan
ἤ τινος θεῶν μολεῖν,
of van iemand van de goden gekomen waren
ἀνωλόλυξε, πρίν γ᾽ ὁρᾶι διὰ στόμα
krijste luid, voordat zij zag dat er door haar mond
χωροῦντα λευκὸν ἀφρόν, ὀμμάτων τ᾽ ἄπο
wit schuim kwam, en dat zij van haar ogen
κόρας στρέφουσαν,
de pupillen wegdraaide,
αἷμά τ᾽ οὐκ ἐνὸν χροΐ·
en dat er geen bloed meer was in de huid.
εἶτ᾽ ἀντίμολπον ἧκεν ὀλολυγῆς
Vervolgens liet zij iets horen anders klinkend dan gegil:
μέγαν κωκυτόν.
luid gejammer.
εὐθὺς δ᾽ ἡ μὲν ἐς πατρὸς δόμους ὥρμησεν,
Meteen snelde de een naar het huis van de vader,
ἡ δὲ πρὸς τὸν ἀρτίως πόσιν,
de ander naar de kersverse echtgenoot,
φράσουσα νύμφης συμφοράν·
om het ongeluk van de bruid te vertellen.
ἅπασα δὲ στέγη πυκνοῖσιν ἐκτύπει δραμήμασιν.
Heel het huis dreunde door het drukke heen en weer geloop.
ἤδη δ᾽ ἀνέλκων κῶλον ἕκπλεθρον δρόμου
Reeds afgelegd hebben een traject van 180 meter van de renbaan
ταχὺς βαδιστὴς τερμόνων ἂν ἥπτετο·
zou een snelle hardloper het keerpunt bereikt hebben,
ἡ δ᾽ ἐξ ἀναύδου καὶ μύσαντος ὄμματος
toen zij, na sprakeloosheid met gesloten ogen,
δεινὸν στενάξασ᾽ ἡ τάλαιν᾽ ἠγείρετο.
verschrikkelijk kreunend, de ongelukkige, ontwaakte,
διπλοῦν γὰρ αὐτῆι πῆμ᾽ ἐπεστρατεύετο·
want een dubbele pijn viel haar aan:
χρυσοῦς μὲν ἀμφὶ κρατὶ κείμενος πλόκος
een gouden diadeem die om haar hoofd zat
θαυμαστὸν ἵει νᾶμα παμφάγου πυρός,
zond een verbijsterende stroom van alles verterend vuur;
πέπλοι δὲ λεπτοί, σῶν τέκνων δωρήματα,
haar dunne gewaden, geschenken van uw zoons,
λευκὴν ἔδαπτον σάρκα τῆς δυσδαίμονος.
verslonden het witte vlees van de ongelukkige.
φεύγει δ᾽ ἀναστᾶσ᾽ ἐκ θρόνων πυρουμένη,
Zij vlucht, opgestaan van haar zetel, brandend,
σείουσα χαίτην κρᾶτά τ᾽ ἄλλοτ᾽ ἄλλοσε,
schuddend haar haar en hoofd, nu hierheen dan daarheen,
ῥῖψαι θέλουσα στέφανον· ἀλλ᾽ ἀραρότως
willend afwerpen de hoofdband; maar stevig
σύνδεσμα χρυσὸς εἶχε, πῦρ δ᾽, ἐπεὶ κόμην
zat het goud vast; maar het vuur, toen zij het haar
ἔσεισε μᾶλλον, δὶς τόσως ἐλάμπετο.
meer schudde, laaide twee keer zoveel op.
πίτνει δ᾽ ἐς οὖδας συμφορᾶι νικωμένη,
Zij valt op de grond, door het ongeluk overwonnen,
πλὴν τῶι τεκόντι κᾶρτα δυσμαθὴς ἰδεῖν·
behalve voor haar vader zeer moeilijk om te herkennen;
οὔτ᾽ ὀμμάτων γὰρ δῆλος ἦν κατάστασις
want noch van haar ogen was de toestand herkenbaar,
οὔτ᾽ εὐφυὲς πρόσωπον,
noch het knappe gezicht (was herkenbaar),
αἷμα δ᾽ ἐξ ἄκρου ἔσταζε κρατὸς
bloed druppelde uit de bovenkant van haar hoofd
συμπεφυρμένον πυρί,
vermengd met vuur,
σάρκες δ᾽ ἀπ᾽ ὀστέων
stukken vlees dropen neer van haar botten
ὥστε πεύκινον δάκρυ
zoals hars van de pijnboom,
γνάθοις ἀδήλοις φαρμάκων ἀπέρρεον,
door de onzichtbare kaken van de tovermidddelen,
δεινὸν θέαμα·
een vreselijk schouwspel.
πᾶσι δ᾽ ἦν φόβος θιγεῖν νεκροῦ·
Bij allen was er angst om het lijk aan te raken;
τύχην γὰρ εἴχομεν διδάσκαλον.
want haar lot hadden wij als leermeester.
πατὴρ δ᾽ ὁ τλήμων
Maar de ongelukkige vader,
συμφορᾶς ἀγνωσίαι
in zijn onwetendheid van het ongeluk,
ἄφνω παρελθὼν δῶμα προσπίτνει νεκρῶι·
plotseling gekomen naar het huis valt neer bij het lijk.
ὤιμωξε δ᾽ εὐθὺς
Terstond begon hij te jammeren
καὶ περιπτύξας χέρας
en als hij zijn armen om haar heen heeft geslagen
κυνεῖ προσαυδῶν τοιάδ᾽. Ὦ δύστηνε παῖ,
kust hij haar terwijl hij tot haar zegt: O ongelukkig kind,
τίς σ᾽ ὧδ᾽ ἀτίμως δαιμόνων
wie van de goden heeft jou op zo’n afschuwelijke wijze
ἀπώλεσε;
te gronde gericht?
τίς τὸν γέροντα τύμβον ὀρφανὸν σέθεν
Wie maakt van mij een “wandelend graf”, beroofd van jou?
τίθησιν; οἴμοι, συνθάνοιμί σοι, τέκνον.
Wee mij! Moge ik sterven met jou, kind!
ἐπεὶ δὲ θρήνων καὶ γόων ἐπαύσατο,
Maar toen hij met zijn jammer- en weeklachten was opgehouden,
χρήιζων γεραιὸν ἐξαναστῆσαι δέμας
verlangend zijn oude gestalte te doen opstaan,
προσείχεθ᾽ ὥστε κισσὸς ἔρνεσιν δάφνης
zat hij vast, zoals klimop an de takken van een laurier,
λεπτοῖσι πέπλοις,
aan het fijne gewaad.
δεινὰ δ᾽ ἦν παλαίσματα·
Verschrikkelijk waren de worstelingen,
ὃ μὲν γὰρ ἤθελ᾽ ἐξαναστῆσαι γόνυ,
want hij wilde zijn knie doen opstaan
ἣ δ᾽ ἀντελάζυτ᾽.
maar zij hield hem vast.
εἰ δὲ πρὸς βίαν ἄγοι,
Telkens als hij met geweld trok
σάρκας γεραιὰς ἐσπάρασσ᾽ ἀπ᾽ ὀστέων.
scheurde hij oude stukken vlees los van de botten.
χρόνωι δ᾽ ἀπέστη καὶ μεθῆχ᾽ ὁ δύσμορος
Tenslotte bezweek de ongelukkige en verloor hij
ψυχήν· κακοῦ γὰρ
het leven. Want tegen het ongeluk
οὐκέτ᾽ ἦν ὑπέρτερος.
was hij niet meer opgewassen.
κεῖνται δὲ νεκροὶ παῖς τε καὶ γέρων πατὴρ
De lijken, het kind en de oude vader, ligggen
πέλας, ποθεινὴ δακρύοισι συμφορά.
dicht bij elkaar; een ramp die smeekt om tranen.
καί μοι τὸ μὲν σὸν
En wat mij betreft hoef ik aan uw persoon
ἐκποδὼν ἔστω λόγου·
geen woorden te besteden.
γνώσηι γὰρ αὐτὴ
Want u zal zelf wel bedenken
ζημίας ἀποστροφήν.
hoe aan de straf te ontkomen.
τὰ θνητὰ δ᾽ οὐ νῦν πρῶτον ἡγοῦμαι σκιάν,
De sterfelijke dingen acht ik niet nu voor het eerst een schaduw,
οὐδ᾽ ἂν τρέσας εἴποιμι
en zonder aarzelen kan ik wel zeggen dat
τοὺς σοφοὺς βροτῶν
(degenen die) de wijzen van de stervelingen
δοκοῦντας εἶναι καὶ μεριμνητὰς λόγων
schijnen te zijn en bedenkers van redeneringen,
τούτους μεγίστην ζημίαν ὀφλισκάνειν.
dat die de grootste straf verdienen.
θνητῶν γὰρ οὐδείς ἐστιν εὐδαίμων ἀνήρ·
Want van de stervelingen is niemand een gelukkig man.
ὄλβου δ᾽ ἐπιρρυέντος εὐτυχέστερος
Wanneer de rijkdom toestroomt wordt de een succesvoller
ἄλλου γένοιτ᾽ ἂν ἄλλος, εὐδαίμων δ᾽ ἂν οὔ.
dan de ander, maar gelukkig wordt hij niet.
Χο. ἔοιχ᾽ ὁ δαίμων πολλὰ τῆιδ᾽ ἐν ἡμέραι
God lijkt op deze dag terecht vele
κακὰ ξυνάπτειν ἐνδίκως Ἰάσονι.
rampen te berokkenen aan Jason.
ὦ τλῆμον, ὥς σου συμφορὰς οἰκτίρομεν,
Hoe betreuren we jouw ongeluk,
κόρη Κρέοντος, ἥτις εἰς Ἅιδου δόμους
o ongelukkige dochter van Kreon, die naar het huis van Hades
οἴχηι γάμων ἕκατι τῶν Ἰάσονος.
gaat vanwege het huwelijk van Jason.
Μη. φίλαι, δέδοκται τοὔργον ὡς τάχιστά μοι
Vriendinnen,de daad is besloten, zo snel mogelijk, door mij
παῖδας κτανούσηι τῆσδ᾽ ἀφορμᾶσθαι χθονός,
de kinderen gedood zijnde, uit dit land te vertrekken.
καὶ μὴ σχολὴν ἄγουσαν ἐκδοῦναι τέκνα
en niet door werkloos te blijven, de kinderen uit te leveren
ἄλληι φονεῦσαι δυσμενεστέραι χερί.
aan een andere, meer moordlustige, om hen te doden met de hand.
πάντως σφ᾽ ἀνάγκη κατθανεῖν· ἐπεὶ δὲ χρή,
Het is absoluut nodig dat zij sterven. Omdat dat nodig is
ἡμεῖς κτενοῦμεν
zullen wij hen doden,
οἵπερ ἐξεφύσαμεν.
juist wij die hen hebben voortgebracht..
ἀλλ᾽ εἶ᾽ ὁπλίζου, καρδία. τί μέλλομεν
Maar vooruit, wapen je, hart! Waarom aarzelen we
τὰ δεινὰ κἀναγκαῖα μὴ πράσσειν κακά;
de vreseljke en noodzakelijke wandaden te doen?
ἄγ᾽, ὦ τάλαινα χεὶρ ἐμή, λαβὲ ξίφος,
Vooruit, ongelukkige hand van mij, pak een zwaard,
λάβ᾽, ἕρπε πρὸς βαλβῖδα λυπηρὰν βίου,
pak hem, ga naar het pijnlijke einde van het leven!
καὶ μὴ κακισθῆις μηδ᾽ ἀναμνησθῆις τέκνων,
en laat jij niet laf zijn en denk niet aan de kinderen,
ὡς φίλταθ᾽, ὡς ἔτικτες, ἀλλὰ τήνδε γε
hoe allerliefsr zij zijn, hoe je ze baarde, maar
λαθοῦ βραχεῖαν ἡμέραν παίδων σέθεν,
vergeet deze korte dag van de kinderen van je,
κἄπειτα θρήνει· καὶ γὰρ εἰ κτενεῖς σφ᾽, ὅμως
en jammer daarna. Want ook al dood jij hen, toch
φίλοι γ᾽ ἔφυσαν – δυστυχὴς δ᾽ ἐγὼ γυνή.
waren zij je dierbaar – ongelukkige vrouw die ik ben.
Op dit artikel kan niet gereageerd worden.