Etten en Den Haag · Mar 8, 05:17 PM by Ad van den Ende
In oktober 1880 verhuisde Vincent naar Brussel.
Door een introductie van zijn broer Theo raakte hij bevriend met de jonge schilder Anthon van Rappard.
Rappard heeft wel sommige flinke studies geschilderd, o.a. een paar naar de modellen van de akademie, die flink zijn aangepakt. Wat meer passie of hartstocht zou hem niet schaden, wat meer zelfvertrouwen, en wat meer durven. Iemand zei mij eens: ‘Nous devons faire des efforts de perdus, de désespérés’. Voilà ce qu’il ne fait pas encore.
Zijn tekeningen met de pen, landschap, vind ik zeer geestig en bevallig, ook daarin nog wat meer passie evenwel gaandeweg s.v.p.”
Zij werkten samen in van Rappards atelier en maakten schetsen in de omgeving.
Vincent kreeg geld van Theo. Hij volgde begin 1881 korte tijd lessen in perspectief.
(Brussel, 2 april 1881)
Waarde Theo,
“Uwe opmerkingen aangaande de Hollandsche artisten, als zijnde het twijfelachtig of men van hun heldere terechtwijzing zou kunnen verkrijgen betreffende de moeilijkheden van perspectief etc. waar ik mee worstel vind ik in zekeren zin zeer juist en waar.
Menig goede schilder heeft niet het minste begrip, of bijna niet, wat ‘verhoudingen voor tekening’ zijn, of schoone lijnen, of karakteristieke compositie, en gedachte, en poëzie. Toch zijn dit belangrijke kwesties ….
Menig Hollandsch schilder zou niets, en ten eenemale niets begrijpen van het zoo schoone werk van Boughton, Millais, Pinwell, Dumauriez,
Herkomer
Hieruit blijkt dat Vincent zich sterk aangetrokken voelde tot de sociaal-realistisch kunst. Daarop wijst ook zijn pentekening “The bearers of the burden”.
De figuren die moeizaam voortzwoegen, met de zakken kolen op hun rug, zijn redelijk goed geslaagd. Ook het industriële landschap is goed weergegeven.
“Dezen winter heb ik veel houtsneden verzameld. Uwe Millets zijn vermeerderd met verscheidene anderen, en ge zult zien dat Uw kapitaal houtsneden etc. niet renteloos bij mij gelogeerd heeft. Van en naar Millet heb ik nu 24 houtsneden; de
Travaux des champs er bij rekenende. Maar zelf tekenen dat is de hoofdzaak, en daar moet alles op toe werken.”
Etten (augustus – begin september 1881)
In het voorjaar van 1881 gaat Vincent naar zijn ouders, die intussen zijn verhuisd naar Etten.
Dit dorp ligt niet ver van Breda. Vincent blijft er ruim acht maanden.
(Etten, juni 1881)
“Ge moet weten dat Rappard hier is geweest (…) We zijn samen nogal veel uit geweest, verscheidene malen, o.a. naar de hei bij Seppe. (…) Terwijl hij aan ‘t schilderen was heb ik een pentekening gemaakt van een andere plek in ‘t moeras.”
“Ik ben in Den Haag geweest tot Donderdagmorgen. Toen ben ik nog eens naar Dordt geweest omdat ik in ‘t spoor een plek gezien had die ik eens tekenen wilde. Namelijk die rij molens.
Hoewel het regende heb ik het toch nog gedaan gekregen, en zo heb ik althans nog een souvenir meegebracht van mijn uitstapje.”
(Etten, september (?) 1881
“Tot vijf maal toe heb ik een boer meg een schop getekend, in allerlei standen, tweemaal een zaaier, twemaal
een meisje met een bezem. Verder een vrouw met witte muts, die aardappelen schilt, en een herder, op zijn stok geleund, en eindelijk
een oude zieke boer, op een stoel bij de haard gezeten, met het hoofd in de handen en de elbogen op de knieën …. Ik ben nu niet meer zo machteloos voor de natuur als vroeger. ”“De twee andere schetsjes zijn poses van spitters. Ik hoop er daarvan nog verscheidene te maken.
De andere zaaier heeft een korf.
Enfin, zoals Mauve zegt: de fabriek is in volle werking.”
(Etten, 12 oktober 1881; aan Van Rappard)
“Weet ge wat dezer dagen prachtig mooi is, de weg naar ‘t station en naar De Leur,
met die oude knotwilgen, ge hebt er zelf een sepia van. Hoe mooi die bomen nu zijn kan ik u niet zeggen. “
(Etten, 12,15 oktober 1881)
“Hoe langer hoe meer gevoel ik dat bepaaldelijk het figuurtekenen goed is, ook indirect ten goede werkt op ‘t landschaptekenen.
Als men een knotwilg tekent, als ware die een levend wezen, en dat is toch eigenlijk zo, dan volgt de omgeving vanzelf betrekkelijk, als men maar al zijn aandacht geconcentreerd heeft op die bewuste boom en niet gerust heeft voordat er iets van het leven in kwam.”
(Etten, 2 november 1881; aan Van Rappard)
“Vandaag heb ik weer een spitter getekend. Sedert uw bezoek ook
een jongen die gras snijdt met een sikkel. “
(Etten, 18 november 1881
“Zijn mijn tekeningen gearriveerd? Ik heb er gisteren weer een gemaakt, een boerenjogen die ‘s morgens het vuur van de haard, waar de ketel over hangt, aansteekt, en nog een ander,
een oude man die dorre rijzen op de haard legt.”
‘De man is zeer overtuigend weergegeven, niet alleen van voren maar zelfs enigszins schuin van boven gezien, een krachttoer waar Van Gogh geheel in slaagde. Niet alleen zijn de proporties van de figuur goed getroffen, ook gaf hij zowel de man als het eenvoudige interieur een expressie van doorleefde soberheid.’ (Van Heugten)
(Etten, 19 november 1881)
“Heb weer een spitter begonnen, bezig op het veld om aardappels uit te steken.
En daar is de entourage wat meer geattaqueerd. Bosjes op de achtergrond en een streep lucht.”
Soms tekende Vincent een figuur, die hij daarna in een landschap tekende.
Den Haag (December 1881 – september 1883)
Najaar 1881 ging Vincent voor ongeveer drie weken bij zijn aangetrouwde neef, de schilder
Anon Mauve, in diens Haagse atelier werken.
Mauve was in die tijd al een bekende schilder van de Haagse School. Via hem kwam Vincent in contact met het werk van onder anderen
Mesdag
en Israëls.
.
Mauve hielp Vincent met het tekenen van aquarellen.
“Mauve heeft me nu een nieuwe weg gewezen om iets te kunnen maken, nl. het aquarelleren. Nu, daar verdiep ik mij nu in, en zit te smeren en weer uit te wassen, enfin te zoeken en te streven.”
“Wat is aquarel een heerlijk ding om ruimte en lucht uit te drukken, zodat het figuur in de atmosfeer zit en er leven in komt.”
Eind december 1881 verlaat Vincent Etten en gaat hij in Den Haag wonen, aan de Schenkweg.
“Ik heb het plan om toch tussen de druppeltjes door voortdurend kleine pentekeningetjes te gaan maken, maar op een andere manier dan die grote van deze zomer. Wat vinniger en wat nijdiger. Dit is een schetsje van de Schenkweg, het gezicht uit mijn raam.”
Vincent tekent vaak samen met Georg Hendrik Breitner.
“Tegenwoordig ga ik nogal eens tekenen met Breitner, een jong schilder. (…) Hij tekent heel handig, en heel anders weer dan ik, en wij maken dikwijls samen typen in de volksgaarkeuken, of de wachtkamer etc.”
“Weissenbruch is ook eens bij me geweest.”“De Trekvliet bij Den Haag”, van Weissenbruch.
In Den Haag legt Vincent de basis voor de rest van zijn carrière. In de stad vindt hij diverse plekken die hij graag tekent. ‘Zo is er hier’, schrijft hij aan zijn broer Theo, ‘een buurt achter de Bazarstraat en de Laan v. Meerdervoort, waar ik prachtige dingen heb gezien, terreinen die afgegraven werden of opgehoogd, loodsen, planken, hutten, schuttingen, etc. etc. al wat men maar wil.’ De gevoeligheid voor dit soort ‘‘eenvoudige” onderwerpen zal later, in Nuenen, een hoogtepunt bereiken als hij “De Aardappeleters” schildert.
De Aardappeleters
(Den Haag, omstreeks11 maart 1882)
“Theo het is bijna miraculeus!!! Daar komt primo bericht dat ik uw brief moet gaan halen. Daar komt secundo C.M., bestelt me twaalf kleine tekeningen, gezichten van ‘s Hage, naar aanleiding van enige die gereed waren.” Cornelis Hermanus van Gogh was een oom van Vincent; hij was kunsthandelaar in Amsterdam.
Een van de tekeningen die gereed waren was die van het Paddemoes.
Een van de tekeningen die Vincent voor zijn oom maakte was
De hoek van de Heregracht en de Prinsessegracht.
Het stadsgezicht zou een vast onderdeel van Vincents werk worden. Maar in plaats van het schilderachtige tekende hij liever het eigentijdse van de stad, zoals gastanks en een station. Hij was vertrouwd met de realistische literatuur van de tachtigers.
Na twee weken had hij de tekeningen klaar. Oom Cor was kennelijk tevreden, want hij bestelde nog een serie. De tekeningen van deze tweede reeks zijn meer uitgewerkt en bevatten meer charme dan die van de eerste. We zien de vaardigheden van Vincent als tekenaar zichtbaar worden. “Zo zijn een gezicht op een kwekerij en een uitzicht over een timmermansloods en over
de wasserij van Van Goghs buurvrouw origineel en gewaagd in compositie, en bijna uitdagend in de manier waarop ze met hun beeldelementen de aandacht opeisen.” (Van Heugten) Zijn Cassagne-leerboek hielp hem om demoestuinen bij de Laan van Meerdervoort in goed perspectief weer te geven. Wellicht werd Vincent hierbij ook geholpen door
het perspectief raam dat hij door de timmerman had laten maken.
Dit perspectiefraam hielp Vincent onder andere om de ingewikkelde architectuur van
de bank van lening en de gebouwen er omheen goed weer te geven.
Figuurtekenen
Het tekenen naar model had Vincent niet uit het oog verloren. Hij had kennis gemaakt met de prostituée Sien van Hoornik. Zij was niet mooi, maar juist dat trok Vincent aan. Zij had kennelijk veel meegemaakt.
“Het is een nieuw model dat ik heb, ofschoon ik ze al eens vroeger oppervlakkig getekend had. Of liever het is meer dan één model, want uit hetzelfde huis heb ik al drie personen gehad,
een vrouw van een jaar of vijfenveertig, die net een figuur van Ed. Frère is,
en dan haar dochter, een jaar of dertig,
en een jonger kind van tien of twaalf.”
Vincent gaat met Sien samenwonen. Dat wordt hem door familie en bekenden niet in dank afgenomen. Hij krijgt ruzie met Mauve. Deze weigert hem nog verder te helpen. Vincent is weer op zelfstudie aangewezen.
Sien poseert een paar keer voor ‘Sorrow’.
“Zo’n tekeningetje als bijgaand is eenvoudig genoeg van lijnen. Doch als men voor ‘t model zit, die eenvoudige karakteristieke lijnen te vatten is moeilijk genoeg.”
“Nu heb ik twee grotere tekeningen klaar. Vooreerst
Sorrow, maar in groter formaat, zonder entourage. (…)
De ander, Les Racines, is enige boomwortels in een zandgrond. Nu heb ik getracht in het landschap ‘t zelfde sentiment te leggen als in ‘t figuur, het zich als het ware krampachtig en hartstochtelijk vastklampen in de aarde, en het toch half losgerukt zijn door de stormen. Ik wilde zowel in dat blanke, slanke vrouwenfiguur als in die zwarte knorrige wortels met hun knoesten iets uitdrukken van de strijd des levens. Of liever, omdat ik getracht heb trouw te zijn aan de natuur welke ik voor me had, zonder er bij te filosoferen, is er haast onwillekeurig in beide gevallen iets van die grote strijd in gekomen. Althans het kwam mij voor dat er enig sentiment in was, maar kon mij vergissen, enfin, ge moet maar eens zien.”
“Nu kom ik op dit schetsje – dat is gemaakt op de Geest, in de stofregen, in een straat waar ik in ‘t slijk stond in al die herrie en dat lawaai, en ik stuur het u om u te laten zien dat mijn schetsboek bewijst dat ik zoek de dingen op heterdaad te vatten.”
“Te scharrelen op werven en in stegen en straten en in de binnenhuizen, wachtkamers, kroegen zelfs, dat is geen prettig baantje, tenzij men artist zij. Als zodanig is men liever in de smerigste buurt, mits er wat te tekenen zij, dan op een theepartijtje met aardige dames.”
Vincent maakt goede vorderingen. Dat zien we aan de verschillende voorstellingen van de scharrendrogerij. Een er van geeft zelfs een gezicht op Scheveningen. Met de manden met fris groen op de voorgrond is het een kleurrijk tafereel.
De scharrendrogerij
Vincents snelle vorderingen kunnen ook worden afgelezen van het uitzicht over de daken van zijn huis aan de Schenkweg.
Uitzicht op de Schenkweg.
“Het perspectief van de rij daken sleept de kijker als het ware de voorstelling in, waarin tevens de al bekende timmermanswerf en, vastgeklemd tussen de weg rechts en de horizon, het station Rijnspoor te zien zijn.” (Van Heugten)
In september 1882 ontdekte Vincent het Nederlands Hervormd Oude-mannen-en-vrouwenhuis.
Verschillende oude mannen wilden met plezier voor hem poseren. Zij verdienden er een kleinigheid mee. Voor Vincent waren zij ideale modellen: zij vroegen niet veel, waren vaak beschikbaar en hadden doorleefde gezichten. Men noemde hen “weesmannen”.
“Van weesmannen gesproken, ik werd in het schrijven van deze gestoord door de komst van mijn model.
En ik heb tot de donker met hem gewerkt, met een grote, oude overjas aan, waardoor hij een curieus breed figuur kreeg, ik geloof dat gij wel schik zoudt hebben misschien in deze collectie weesmannen in hun zondags- en werkpak.”
“Waar ik deze laatste tijd bijzonder op gesjouwd heb is koppen, – Heads of the People –
o.a. visserskoppen met zuidwesters.
Als ik nu de Graphics eens doorgekeken heb zal ik er u meer uitvoerig over schrijven.”
Vincent heeft 21 maanden in Den Haag gewerkt. In die maanden heeft hij zich tot een jonge kunstenaar ontwikkeld. Maar hij heeft minder kunnen profiteren van de ervaring van gevestigde kunstenaars dan hij gewild had. Bovendien was zijn relatie met Sien van Hoornik verslechterd. Hij besloot uit Den Haag weg te gaan. Over het landschap in Drenthe had hij enthousiaste verhalen gehoord. Op 11 september 1883 ging hij er heen.
Op dit artikel kan niet gereageerd worden.