Go to content Go to navigation Go to search

Het uiterlijk van de dingen 1600 – 1650 · Mar 9, 10:55 AM by Ad van den Ende

In de 17e eeuw voeren de Nederlandse schepen over alle wereldzeeën. Men kwam terug, niet alleen met allerlei producten, maar ook met verhalen over wat men gezien had.

Hessel Gerritsz
Hessel Gerretsz was een van degenen die deze verhalen opschreef, er tekeningen bij maakte en ze uitgaf. In 1613 gaf hij een verhandeling uit over het eiland Spitsbergen in de Noordelijke IJszee. Dat was in 1596 ontdekt door Willem Barentsz.

Walrussen op Spitsbergen

In deze verhandeling beschreef Gerretsz de dieren op het eiland. Deze beschrijving was weinig verhelderend; de tekeningen, die hij er bij maakte, waren dat wel. Hier zien we een moeder-walrus met haar jong. De contouren worden duidelijk aangegeven, we krijgen een goede indruk van de vriendelijk ogende dieren. In de tweede staat van de ets schrijft hij er onder dat hij de dieren naar het leven had getekend. Wijst dit er op dat hij zelf aan deze expeditie had deelgenomen?

Een tulpen-manie
In de jaren 1636 en 1637 hield de tulpen-gekte velen in zijn greep. De tulpenhandel was een echte windhandel geworden. Velen maakten grote schulden om een tulp te kunnen kopen. In februari 1637 stortte de markt plotseling in. Velen bleven met schulden achter. Maar de belangstelling voor de tulp als bloem bleef bestaan.

Onderwerpen met een traditie 1600 – 1650

Ook na 1600 hield men twee onderwerpen, die een lange traditie kenden, in ere: ‘historieën’ en het portret. ‘Historieën’ gingen over Bijbelse figuren of over mensen uit de klassieke oudheid. Zij stonden in hoog aanzien omdat de schilder niet alleen planten en dieren moest kunnen schilderen, maar ook mensen en gebouwen. Bovendien mest hij goed thuis zijn in de geschiedenis, en ‘uit het hoofd’ kunnen werken. Er werden veel prenten over dit onderwerp gemaakt: daardoor kon de schilder bekendheid geven aan zijn werk. Zij dienden ook als voorbeeld voor andere schilders.

Hieronder zien wee twee weergaven van de opwekking van Lazarus: een van Jan Lievens en een van Rembrandt.

Jan Lievens (1607-1674)

De opwekking van Lazarus

Vanaf zijn achtste jaar was Lievens voor schilder in de leer: eerst in zijn geboorteplaats Leiden en tussen 1617 en 1619 bij Pieter Lastman in Amsterdam. Daarna vestigde hij zich in Leiden, waar hij ruim vijf jaar samenwerkte met Rembrandt. Na 1631 ging Lievens zijn eigen weg; hij vertrok voor drie jaar naar Londen. Daar maakte zijn stijl grote veranderingen door onder invloed van de portretten van Anthony van Dyck. Maar Lievens schilderijen werden pas echt barok na zijn kennismaking met Rubens’ werk, vanaf 1635 in Antwerpen. In 1644 kwam Lievens weer naar Amsterdam, waar hij tot zijn dood woonde. In de Republiek kreeg Lievens grote opdrachten. (Rijksmuseum)

We zien Jezus met geopende mond: hij vraagt zijn Vader om Lazarus te doen verrijzen. Een hemels licht omstraalt hem. Van Lazarus zien we alleen nog de handen.

Rembrandt
De opwekking van Lazarus 1630 -1634

Rembrandt kiest voor een iets later ogenblik: Lazarus is al bezig op te staan. Dat geeft meer interactie tussen de figuren, en zorgt voor meer spanning. Jezus heeft zijn arm geheven: hij beveelt Lazarus om op te staan. We zien meer geheven handen, maar deze drukken verbazing uit. Herhaling van gebaren, die iets tegengestelds uitdrukken, geeft de tekening grote levendigheid.
Rembrandt kiest voor het dramatisch effect. Door het hemelse licht benadrukt Lievens het mysterie dat zich hier voltrekt.

Twee portretten

Cornelis Visscher (II)
Portret van Michiel Sparenbeeck van Kranenburgh ca 1650

Dit portret is heel realistsch: we zien dat de man een wrat heeft, en een dikke neus. Hij maakt een joviale indruk.
In dit portret past Visscher zowel de graveertechniek als de etstechniek toe: kleding en achtergrond zijn gegraveerd, het gezicht is geëtst.

Etsen en graveren
De gravure is ouder dan de ets. Bij de gravure werd de voorstelling met een burijn rechtstreeks in de koperplaat gegrift. Dat vereiste en grote vaardigheid, want fouten konden niet worden weggewerkt. Graveren liet men daarom meestal over aan specialisten.
Bij een ets werd de voorstelling zonder inspanning in de etsgrond gekrast. Door de plaat daarna in een zuurbad te leggen loste het koper op waar de etsgrond was weggekrast. Hierbij konden vergissingen wel worden weggewerkt. Etsen ontstonden ook in verschillende ‘staten’.
In de zestiende eeuw werd vooral de graveertechniek toegepast, in de zeventiende eeuw gaf men meestal de voorkeur aan de ets.

David Bailly
Zelfportret

Bailly imiteert in dit zelfportret de graveertechniek: met zijn penseel bootst hij in het gezicht de typische lijnen van een gravure na. De achtergrond en de kleding worden veel losser weergegeven. Licht en schaduw geven dit zelfportret spanning.

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.