Go to content Go to navigation Go to search

Op reis naar Italië · Mar 9, 05:44 PM by Ad van den Ende

In 1590 ging hij op reis naar Italië. De Alpen maakten een geweldige indruk op hem. Hij tekende een groot aantal schetsen die hij – en zijn medewerkers – later tot etsen verwerkten.
In Italië kwam hij onder de indruk van het werk van Raphaël, Correggio, Titiaan en Veronese.

De heilige Hiëronymus

De heilige Hiëronymus in de woestijn, 1596
Hendrick Goltzius naar Jacopo Palma il Giovane, gravure.

Hercules Farnese

Van deze gigantisch grote Hercules werd ongeveer veertig jaar voor Goltzius naar Rome reisde de kop in een put gevonden; later vond men de rest van het lichaam. Het is waarschijnlijk een vergrote kopie van een beeld van Lysippus of iemand uit diens school.

Goltzius begreep dat de achterkant meer ‘prentgeniek’ was dan de voorkant. Hij koos een standpunt waarbij rug en armen een halve cirkel vormden. De hand bevat drie buitgemaakte appels. Het tegenlicht suggereert een late namiddagzon. ‘ … door de wolken is er een idee van diepte. Ook de beide toeschouwers dragen daartoe bij, afgezien van het feit dat zij ons ook een gevoel van de schaal van het beeld geven. Daarnaast versterken zij het door Plinius beschreven effect: de twee zien de borstpartiij en het gezicht van de kolos die wij vanuit ons achteraanzicht alleen maar kunnen vermoeden en dat verleent de prent een aangename spanning’. (Ger Luijten)

Paard in Toscane

De triomf van Galatea

Galatea was een zeer mooie zeenimf. De cycloop Polyphemus was verliefd op haar, maar zij was verliefd op Acis. Tussen tritons en nereïden door rijdt Galatea over het water in haar kar, die door dolfijnen getrokken wordt.

Rond 1514 heeft Rafaël dit geschilderd in een villa in Rome. In “The Story of Art” schrijft Ernst Gombrich dat Rafaël in dit fresco een volmaakte en harmonieuze compositie van figuren in vrije beweging heeft geschapen.

Van dit fresco waren wel prenten gemaakt, maar geen van alle gaven dit fresco goed weer. Dit was wellicht een motivatie voor Goltzius om er een betere prent van te maken. Met zijn gevarieerde arceringen is hij er inderdaad in geslaagd het eigen koloriet van Rafaël goed weer te geven. In deze gravure is Galatea ‘een wonder van toon en subtiliteit’.

Mars
1586 – 1590

Portret van Jan Baertsen

Zilverstift in bruin en zwart krijt op ivoorkleurig geprepareerd papier, h 74mm × b 74mm.
Hendrick Goltzius, 1587 – 1591

Strijd tussen de giganten en de goden
1589

Voor en na de Italië-reis · Mar 9, 05:32 PM by Ad van den Ende

In 1591 was hij alweer terug in Haarlem, als een ander mens. Van nu af tekende en schilderde hij mensen met meer normale proporties en gewone bewegingen. Hij was een van de eerste aanhangers van het classicisme, de stroming die de Griekse en Romeinse kunst als esthetische norm aanvaardt; deze stroming zou zich de eerste tien jaar van de 17e eeuw verder in Europa verspreiden.

Hij maakte schitterende portretten – zoals het Portret van een man.

Na zijn terugkomst uit Italië werkte hij nog maar zelden met een metaalstift. ´Langzamerhand begonnen andere materialen de metaalstift te vervangen. Soms bediende Goltzius zich van de pen, nu eens om een snelle schets te maken, dan weer om op gravure-achtige wijze zijn weergaloze virtuositeit ten toon te spreiden. (…) De beeltenissen van schilders en beeldhouwers die Goltzius in Venetië, Florence en Rome tekende, vormen een reeks bravourestukken van de hoogste orde.’ (Marijn Schapelhouman)

Johannes Stradanus

1581 – 1585

Gillis van Breen

1588

Gillis van Breen was waarschijnlijk een vriend van Goltzius. Deze heeft hem verschillende keren getekend, ook in de voor hem nieuwe technieken. ´Ondanks het nog wat aarzelende, tastende karakter van de tekening heeft het portret van Gillis van Breen iets avontuurlijks, alsof de kunstenaar nog niet ten volle besefte wat de rijkweidte van zijn experiment zou zijn. Gecombineerd met de onmiskenbare sympathie van de tekenaar voor zijn model, die de tekening uitstraalt, maakt dit het portret misschien wel tot een van de intrigerendste in Goltzius´ oeuvre.´ (Marijn Schapelhouman)

Gillis van Breen

1586 – 1590

Gillis van Breen, tekenend of hout snijdend

1568 – 1617

Pierre Francavilla

1590 – 1591

Francavilla (Francheville) was afkomstig uit Kamerijk (Cambrai). In het begin van de jaren ‘70 vestigde hij zich in Florence. Daar werd hij de medewerker van de grootste Italiaanse beeldhouwer van die tijd, Giambologna.

Het portret van Dirck Volkertsz Coornhert, ca 1591-1592

‘Het lijkt er (…) op dat Goltzius hier, in het portret van de man die zijn eerste en enige leermeester in de grafische kunst was geweest, alle registers van zijn kunnen heeft opengetrokken. (…) De gravure – Goltzius’ grootste portretprent – heeft een bijna beangstigend realiteitsgehalte. De beschouwer ondergaat de ongemakkelijke sensatie dat hij de slappe, uitgezakte huid onder de ogen kan aanraken, dat hij de wratten op het voorhoofd en naast de neusbrug, de opstaande aderen op de slaap kan voelen. Heel de superieure graveertechniek is hier in dienst gesteld van het streven de lijfelijke aanwezigheid van de man te suggereren.’ (Marijn Schapelhouman)

Portret van Hans Bol

1593
De schilder Hans Bol was waarschijnlijk een goede bekende van Goltzius. Het doodshoofd met twee gekruiste beenderen en de omgekeerde fakkels met gedoofde vlam wijzen er op dat dit bedoeld is als een getekend grafmonument. De putti aan de bovenzijde, die een –wereld-bol natekenen vormen een grappig contrast met de ernst van het geheel.

Jan Nicquet

In 1595 tekende Goltzius voor het laatst een kleine portretgravure met een figuur ten halven lijve. Nicquet was koopman en kunstverzamelaar. Waarschijnlijk was hij een goed bekende van Goltzius. ‘Weer blijkt Goltzius’ uitzonderlijke bedrevenheid in het weergeven van verschillende oppervlakken: huid, haren, draperieën, alles krijgt een nagenoeg tastbare aanwezigheid.’ (Marijn Schapelhouman)

Jongen met hond
In de 16e en 17e eeuw waren kindertekeningen heel zeldzaam. We zien hier een kind dat zogenaamd op valkenjacht gaat. De hond is zijn paard, de duif die op zijn hand neerstrijkt is de valk. Dit maakt van het geheel een levendig en levensecht kinderportret.
Frederik de Vries was de zoon van de schilder Dirck de Vries, een vriend van Goltzius. Hij woonde bijna twintig jaar in Venetië, en had Frederik en diens broer aan de zorgen van Goltzius toevertrouwd.

Piëta betekent ‘compassie’ of ‘piëteit’. In de kunst is het de benaming voor een uitbeelding van de dode Christus, die wordt beweend door Maria.
De bekendste Piëta is die van Michelangelo in de Sint Pieter in Rome.

Piëta

Hendrick Goltzius, 1596
Bij deze Piëta heeft Goltzius verschillende elementen ontleend aan Dürer.

Venus en Amor

1575 – 1607

Amor was in de Romeinse mythologie de god van de liefde.
Venus was oorspronkelijk een Ouditalische vegetatiegodin, beschermster van tuinen en wijngaarden. Later werd zij de Romeinse godin van de liefde

Daphne verandert in een laurierboom

1589

Daphne is een nimf uit de Griekse mythologie. Haar naam betekent ´laurier´. De god Apollo achtervolgde haar, maar zij wilde niets van hem weten. Daphne smeekte de riviergod Peneos om haar te helpen en hij veranderde haar in een laurierboom. Voor Apollo werd dit een heilige boom.

Saturnus

1591 – 1596

Saturnus is een figuur uit de Romeinse mythologie. Hij was de oude Italische god van de landbouw. Hij werd ook wel als een onderwereldgodheid beschouwd. In de vijfde eeuw voor Christus werd voor hem op het Forum Romanum een grote tempel gebouwd. Daarvan bestaan nog steeds resten.

Staande Juno
1600 – 1617

Juno heerste in de Romeinse mythologie samen met haar man Jupiter over de hemel. Zij was de moeder van Vulcanus en Mars.

Maria met Christuskind op een halve maan

1593 – 1597

Aanbidding van de herders

Philips Galle
1589

Buste van een oude man

Landschappen en natuurstudies · Mar 9, 05:04 PM by Ad van den Ende

(Door rechts onderaan op het min-teken te klikken wordt een groter gedeelte van de afbeelding weergegeven.)

Goltzius maakte ook boeiende dier- en plantenstudies, zoals Aapje aan een ketting en Bloeiend vingerhoedskruid.

Bij het aapje heeft hij ten volle de mogelijkheid van het krijt benut om de vacht rul te tekenen.

Griend

Anoniem naar Hendrick Goltzius, ´De stranding van een griend bij Zandvoort, 1594´

Paard uit Toscane

Ook tijdens zijn reis door Italië tekende Goltzius graag dieren.

Landschappen

Landschap met waterval

Goltzius tekende een aantal landschappen die in hout werden gesneden. Uit de lange, ritmische arceringen – ook wel ‘zweepslagen’ genoemd – blijkt de invloed van Titiaan en diens school. Net als bij de Italiaanse voorbeelden zijn de tekeningen ingenieus opgebouwd uit verschillende plans.

Landschap met boerderij

1597 – 1600

Rots aan een kust

Goltzius was ook de eerste die weidse vergezichten van het Hollandse landschap tekende. Hij was het die de aanzet gaf tot de Hollandse landschapsschilderkunst, die zich nu ging ontplooien.

Ruïne van kasteel Brederode

In 1573 hadden de Spanjaarden het laatste bewoonbare deel van het kasteel opgeblazen. Het brokkelde daarna steeds verder af. De nauwkeurigheid en het suggestief weergegeven zonlicht doen vermoeden dat Goltzius deze tekening ter plaatse heeft vervaardigd.

Italië: Florence en Rome · Mar 9, 04:37 PM by Ad van den Ende

Leonardo da Vinci (1452‑1519) was leerlingschilder bij Andrea del Verrochio.
Van 1482 tot 1499 werkte hij voor de Hertog van Milaan, Ludovico Sforza, waar hij zijn eigen studio had. Toen de Fransen Milaan bezetten, keerde hij terug naar Florence.
Dal van de Arno
Dit is Leonardo’s oudst bekende tekening (1473).
In Florence ging hij voor Cesare Borgia werken als militair architect en ingenieur. In 1506 keerde hij terug naar Milaan.
Van 1513 tot 1516 woonde hij in Rome, waar toentertijd ook de veel jongere schilders Rafael en Michelangelo werkten, met wie hij weinig contact had. Met Michelangelo werd hij gevraagd voor de uitvoering van een grote muurschildering in het Palazzo Vecchio in Florence. Beide kunstenaars voltooiden deze muurschilderingen echter nooit. Er bleven slechts schetsen van over. In 1516 ging Leonardo werken voor koning Frans I van Frankrijk in
het kasteel van Amboise

Persoonlijkheid
Leonardo gold, met al zijn talenten, die men tijdens zijn leven al erkende, in zijn tijd als een controversieel persoon. Onder andere vanwege zijn artistieke kwaliteiten kreeg hij diverse opdrachten van de Kerk voor het vervaardigen van religieuze kunst, met name schilderwerk.
Het Laatste Avondmaal is daar een beroemd voorbeeld van. Leonardo stond zijn gehele werkzame leven onder bescherming van invloedrijke personen.

Karakter
Volgens de meeste biografen was Leonardo’s opvallendste karaktertrek dat hij vaak enthousiast aan een opdracht of nieuwe interesse begon maar dan heel vaak zijn begonnen werk niet afmaakte. Hij had ook bijna zijn hele leven het plan voor een allesomvattende encyclopedie die hij nooit voltooide.
Leonardo maakte vaak veel schetsen voor te maken schilderijen.

Leonardo als tekenaar
In het begin van de vijftiende eeuw had Pisanello een groot aantal tekenmogelijkheden bedacht; op het eind van die eeuw had Leonardo al die mogelijkheden tot verdere ontplooiing gebracht. “Meer dan enige kunstenaar voor hem maakte Leonardo het tekenen tot een middel van ontdekken, creatieve stimulering en vinding.” (Buser) Hij werkte met alle tekenmiddelen van die tijd: zilverpunt, pen en penseel; hij vergrootte het toepassingsgebied van enkele, met name van houtskool en krijt, en ontwikkelde enkele nieuwe, met name pastel.
Leonardo was een van de meest creatieve tekenaars van alle tijden. Hij liet slechts weinig schilderijen na, maar wel meer dan 4000 tekeningen.

Leonardo bracht zijn leertijd door bij de Florentijnse beeldhouwer Andrea del Verrochio. Ook na zijn leertijd bleef hij nog een aantal jaren bij hem. Van Verrochio kopieerde Leonardo volgens Giorgio Vasari vooral “hoofden van vrouwen, mooi in uitdrukking en in de opmaak van hun haar”.
Hij oefende zich bij Verrochio ook in het maken van tekeningen van klederdracht rond het menselijk lichaam. Het beroemdste voorbeeld is de Klederdracht studie voor een zittende man .
Deze studies waren oefeningen in de toepassing van licht-donker om stevige vormen te creëren: het terrein van de beeldhouwer. In plaats van met arceringen wordt licht van donker gescheiden door
zachte gradaties, mogelijk gemaakt door een zacht penseel. Hier komen de grote massa’s vanuit het donker tevoorschijn; ze ‘lijken te gloeien in maanlicht’. (Buser) Het is niet duidelijk uit welk materiaal ze gemaakt zijn. Leonardo begon een verhandeling te schrijven over licht-donker en de geheimen van het licht. Deze onderwerpen werden een keurmerk van zijn kunst.

Verrochio had zich al geoefend in het maken van snelle schetsen van
spelende kinderen .
Leonardo drong er bij kunstenaars op aan dat zij altijd kleine schetsboeken bij zich zouden dragen, zodat zij altijd in staat waren om de vele vormen en posities van dingen vast te leggen.
In Madonna met de kat zocht Leonardo nog sneller naar passende vormen. In zijn ‘Verhandeling over schilderen’ dringt hij er bij de kunstenaars op aan “de rangschikking van de ledematen van uw figuren ruwweg vast te leggen en zich liever eerst bezig te houden met de bewegingen die passen bij de mentale toestand waarin men verkeert dan met de schoonheid en volmaaktheid van hun ledematen.” In de onderhelft van de tekening krabbelt hij snel alle mogelijke posities over elkaar heen. Dit proces creëert als het ware zelf de afbeelding.

Rond 1485 tekende hij de Studie van het gezicht van een jonge vrouw Kenneth Clark noemde dit “een van de mooiste … in de wereld.” “Leonardo schetste de contouren van haar gezicht met gevoelige evenwijdige diagonale lijnen die de zachte overgangen tussen licht en donker voortbrachten waarom zijn Mona Lisa zo beroemd is.” (Buser)

In 1481 of 1482 verliet Leonardo Florence en ging hij naar het hof in Milaan. Hij liet het onvoltooide paneel “De aanbiding van de Wijzen” achter. Een van de studies hiervoor was Studie van naakte en geklede mannen . Hij werkte aan afwisselende poses voor de figuren rond Christus. De gebaren en lichaamstaal geven de gemoedstoestand van de getekende figuren weer. Een eenmaal getekende lijn deed hij bijna nooit opnieuw.

Met de pen kon Leonardo vrij en heel experimenteel tekenen. We zien tientallen schetsen van hoofden, meestal in profiel; vaak van knappe jonge mannen, maar nog vaker van lelijke oude mannen (1495). Eeuwen lang waren dit zijn bekendste tekeningen.

Ook al bleef hij zijn leven lang met de pen tekenen, toch gaf hij na 1494 de voorkeur aan rood of zwart krijt. Met dit materiaal maakte hij honderden tekeningen als studies voor Het Laatste Avondmaal. Hij besefte dat dit materiaal goed paste bij de heroïsche stijl van de Hoge Renaissance.
De tekening van Judas (1495-1498) is een van de zeven tekeningen die van deze honderden tekeningen is overgebleven. Hij ziet er hetzelfde uit als het groteske hoofd met de kroon van eikenbladeren.
De afvallige apostel kijkt weg van de toeschouwer; deze beweging wijst, mét de knoestige nekspieren, op zijn gemoedstoestand.

In Milaan begon Leonardo talloze studies te tekenen over anatomie, plantkunde, geologie, architctuur en zijn vele uitvindingen .
In de twee afbeeldingen van Spieren van de arm, schouder en nek maakte hij acht tekeningen van
dezelfde spieren door het lichaam als het ware langzaam rond te draaien.

In 1500 keerde Leonardo terug naar Florence. Een jaar later werd zijn schilderij Maagd en kind met de heilige Anna twee dagen lang in de Santissima Annunciata tentoongesteld. Honderden mensen stroomden toe. Het stelde het christuskind voor in een poging een lam te omarmen. Het lam was het symbool van zijn offer. We zien de figuren samengevat in een grote driehoek en verschillende evenwijdige lijnen; de arm van de heilige Anna staat hier loodrecht op.
Dit schilderij is verloren gegaan; vijf of zes jaar later maakte Leonardo een gelijksoortige voorstelling: Maria, het christuskind, de heilige Anna en de kleine Johannes (1507-1508) . Ook hier zien we een driehoek van vier met elkaar verweven figuren. Hij gebruikt zacht houtskool en zwart krijt om stevige figuren te scheppen.
Hij creërt een mistige atmosfeer, sfumato; daar was hij zeer op gesteld.

In 1503 begon Leonardo te werken aan de Veldslag van Anghiari voor het Palazzo Vecchio in Florence. Dat zou hij nooit voltooien. Deze schets is een van de weinige voorbereidende tekeningen die bewaard is gebleven. We zien vechtende soldaten te voet en te paard in het vuur van de strijd. Deze tekening weerspiegelt zijn ‘eerste gedachten’. Hij werkt snel, en ontwikkelt een snelschrift: twee gebogen lijnen voor een been en een korte curve voor een voet. Deze tekeningen zijn buitengewoon spontaan.

Kort voor hij naar Frankrijk vertrok (1517) gebruikte Leonardo steeds minder rode krijt en steeds vaker zwart krijt.

Een van zijn laatste tekeningen is die van een zondvloed , in zwart krijt. We zien een orkaan die alles in de Alpen doet opwervelen. Deze tekening illustreert een beschrijving van een zondvloed die Leonardo voor schilders beschreven heeft. Het is alsof we de voorspelling van de apocalyps zien.

Michelangelo (1475‑1564)

Michelangelo had als kleine jongen maar weinig belangstelling voor school; hij bracht zijn tijd liever door met tekenen. Zijn uitzonderlijke talenten bleken reeds op jonge leeftijd. Op zestienjarige leeftijd ging hij in de leer bij Domenico Ghirlandaio. Niet veel later ging hij studeren bij de beeldhouwer Bertoldo di Giovanni, voormalig pupil van Donatello.
Van 1490 tot 1492 stond Michelangelo onder bescherming van de roemruchte Lorenzo I de’ Medici (de prachtlievende). Zo had hij toegang tot de oudheidkundige verzameling in de tuin bij het klooster San Marco. In die jaren verkeerde Michelangelo in kringen van vooraanstaande geleerden en dichters.

Al jong ging hij naar Rome. De enorme antieke kunstschatten daar oefenden een enorme aantrekkingskracht op hem uit. In Rome maakte hij de beroemde
Pietà.

Hij keerde in 1501 terug naar Florence . Er brak een vruchtbare periode aan voor Michelangelo waarin hij belangrijke opdrachten kreeg, zoals voor zijn beroemde
David .

Naar Rome

In 1505 werd Michelangelo door de toenmalige Paus naar Rome gehaald.
De opdracht van de paus voor fresco’s op het plafond van de Sixtijnse Kapel in Rome leidde tot Michelangelo’s beroemdste schilderwerken.

In 1534 vestigde Michelangelo zich definitief in Rome, waar hij de laatste dertig jaar van zijn leven doorbracht. In 1535 werd Michelangelo opnieuw benaderd voor een schilderopdracht in de Sixtijnse kapel. Deze keer moest de muur achter het altaar beschilderd worden.

Michelangelo als tekenaar

Michelangelo maakte bijna uitsluitend tekeningen van het mannelijk naakt. Dat beschouwde hij als het Platonische ideaal van schoonheid. Portret en landschap interesseerden hem niet.
Hij tekende met pen op gewoon papier. Dat leerde hij waarschijnlijk van Ghirlandaio in de jaren 1488 – 89. Van hem leerde hij de kruis-arering. Vóór hem was kruisarcering in de Italiaanse kunst zeldzaam. Het is mogelijk dat zij zijn geïnspireerd door de prenten van Schongauer.

In 1501 keerde Michelangelo terug naar Florence. Waarschijnlijk in navolging van Leonardo da Vinci begon hij met zwart krijt te tekenen. In Florence tekende Michelangelo Een mannelijke figuur, van achteren gezien . Deze tekening was bedoeld voor de muurschildering De Slag bij Cascina , een tegenhanger van Da Vinci’s De Slag bij Anghiari op een andere muur.

Deze tekening was gebaseerd op een sarcofaag-reliëf.
De arcering diende om de verlagingen en verhogingen aan te geven: de verlagingen zijn donker, de verhogingen licht.
In De Slag bij Cascina zien we soldaten, die overvallen werden terwijl ze in een rivier aan het baden waren.

Vooral voor de tweede helft van het plafond in de Sixtijnse kapel maakte Michelangelo gebruik van rood krijt. Dat paste beter bij de heldere kleuren in dat gedeelte. Hij heeft er ongetwijfeld zeer veel voorbereidende tekeningen voor gemaakt. Daarvan zijn er slechts zestig overgebleven, onder andere de tekening voor de Lybische Sibylle .
“Terwijl hij tekende heeft hij dat, wat hij zag, mogelijk gefilterd door zijn herinneringen van de Hellenistsche kunst waar hij van hield, vooral de Torso Belvedere en de
Laokoongroep . Nog meer dan het fresco verheerlijkt de tekening de schoonheid van het menselijk lichaam, waarvan hij geloofde dat het het hoogtepunt was van de goddelijke schepping.” (Buser)

Michelangelo maakte voorbereidende tekeningen in alle stadia van een project. Er zijn minder dan 800 tekeningen bewaard gebleven. Hij heeft zelf veel tekeningen verbrand. Hij wilde niet laten zien hoeveel inspanning de creatie van zijn werk hem heeft gekost. Hij stelde dat zijn werk het resultaat was van Goddelijke inspiratie.

Tekeningen

Studie voor De Schepping van Adam

Hoofd van een vrouw

Geïdealiseerd hoofd

Andrea Quaratesi , een jonge vriend van Michelangelo

Rafaël (1483 – 1520)

Rafaël werd geboren in Urbino, waar hij schilderles kreeg van zijn vader Giovanni Santi. In de periode tussen ongeveer 1500 en 1504 was hij leerling bij Perugino, onder wie hij vermoedelijk aan fresco’s werkte in Perugia.

Studie voor Madonna en kind (1502 – 1503)

Rafaël tekende alleen de contouren. De anatomie tekende hij niet. Hij tekende veel met zilverpunt.

Rond 1504 ging Rafaël naar Florence. Hij paste zich spoedig aan. Hij werd vooral beïnvloed door Leonardo da Vinci en in mindere mate door Michelangelo.
“Andere jonge kunstenaars zouden wellicht ontmoedigd zijn geweest door de reputatie die uitging van deze geweldigen. Rafaël niet, zijn besluit stond vast.” (Gombrich) Hij kon werken, en hij zou weken tot hij de oudere meesters had ingehaald. Door zijn zachte aard kon hij goed met hen opschieten.
Hij bleef er vier jaar.

In deze tijd tekende hij vijf studies van een mannelijk torso Hij had zich intussen kennelijk het tekenen van het mannelijk naakt eigen gemaakt.

Rafaël werd geïnspireerd door de ‘Madonna’s met kind’ van Leonardo da Vinci. Op dat onderwerp ging hij zich in Florence concentreren.

Vanaf het begin ging hij heel systematisch te werk. Hij begin steeds met ruwe schetsen te tekenen om zo een idee op te doen. Dat zien we in Studie voor Madonna en kind .
Hij onderzocht verschillende mogelijke rangschikkingen van het motief. Met zijn pen of krijtpotlood cirkelde hij rond de vormen tot hij een bevredigende compositie had gevonden. Daarna versterkte hij de lijnen. “Rafaëls tekenvoorbereidingen lijken meer uitgewerkt en rationeel dan die van zijn tijdgenoten. In het algemeen lijkt hij zijn zijn inspiratie op een meer ordelijke manier te verfijnen en te vervolmaken dan zij. Maar uiteindelijk werd zijn manier van tekening voorbereiding regel in de Europese kunst.” (Buser)

In 1508 ging Rafaël, op verzoek van paus, Julius II, naar Rome.

Rafaël was in Rome verantwoordelijk voor de decoratie van vier zalen in het Apostolische paleis in Vaticaanstad.
De eerste zaal, de Stanza della Segnatura, is gewijd aan het menselijk verstand en bevat onder meer het fresco De Atheense School .

Dit fresco toont een groep klassieke filosofen met in het midden Plato en Aristoteles. De een wijst omhoog naar de hemel, de ander naar beneden naar de aarde, hetgeen het humanistische iidee uitbeeldt dat de heidense klassieke wereld niet per se strijdig is met het christendom.

Een van de vier muurschilderingen in de Stanza della Segnatura is de Disputà. Rafaël maakte eerst voorbereidende tekeningen die hij aan Julius II liet zien. Toen de paus er kritiek op had kwam Rafaël met een meer dramatische compositie. Deze werd goedgekeurd.

Studie voor de Disputà
Rafaël slaagt er in de figuren met elkaar in verband te brengen. Daardoor wordt het oog van de voorgrond links naar de eucharistie rechts geleid. Donkere contourlijnen helpen de voorgrond van de achtergrond te onderscheiden. In combinatie met een heel transparante was zien we nu een ritme van licht en donker.

Tijdens zijn verblijf in Rome ging Rafaël steeds vaker gebruik maken van rood en zwart krijt in plaats van de pen, ook voor snelle schetsen. Dat zien we bijvoorbeeld in de schets Vier vechtende mannen. We zien een gratieus ritme van met elkaar verstrengelde lijnen. Het lijkt wel een ballet in plaats van een vechtpartij.

De drie Gratiën (Rood krijt, 1514 – 1518) We zien waarschijnlijk drie keer hetzelfde model.
Door een fijn netwerk van arceerlijnen verkreeg hij licht en donker. Hij weet een zachte huid te suggereren. Gebruikte Rafaël, anders dan de andere kunstenaars, vrouwelijke modellen?

Andere tekeningen van Rafaël

Studie voor Kindermoord te Bethlehem (Rood krijt, 1509-10)
We zien de soldaat links die het kind van de wegsnellende moeder bij zijn been grijpt. In de drie figuren rechts bestudeert Rafaël de benen en het bovenlichaam van de vrouw, aan de hand van een mannelijk model. Hij heeft dit zeer zorgvuldig bestudeerd. Waarschijnlijk heeft hij modellen van klei of was gemaakt die hij kon verschuiven tot hij de beste compositie gevonden had.
Rafaël heeft deze Bijbelse episode getekend om als kopergravure gereproduceerd te worden.

Hebe en Proserpina (Rood krijt, 1518)
Hebe (links) was de godin van de jeugd, en de echtgenote van Hercules; Proserpina was de godin van het voorjaar, en echtgenote van Pluto. Dit was een voorbereiding voor een fresco in de Villa Farnesina van de puissant rijke Agostino Chigi. Deze ging trouwen met een jonge vrouw van lage komaf. Hij had aan Rafaël gevraagd voor zijn villa fresco’s te schilderen. Een daarvan werd het (min of meer toepasselijke) Feest van Amor en Psyche. De god Amor wilde trouwen met de sterfelijke Psyche. Na diverse beproevingen stemde Jupiter er in toe aan Psyche de onsterfelijkheid te verlenen en kon zij met Amor trouwen.. Voor dit fresco was deze tekening van Hebe en Proserpina een voorbereiding. Hun houding en onderlinge positie zijn vrijwel onveranderd op dit fresco overgenomen.

Studie voor twee vrouwen (Rood krijt, 1517-18)
We zien twee vrouwen die elkaar liefdevol aankijken. De linker figuur lijkt iets met nadruk te zeggen, de rechter figuur luistert.
Dit is heel nauwkeurig getekend, maar er is geen schilderij van Rafaël bekend waar dit een voorbereiding voor geweest zou kunnen zijn. Men heeft gedacht aan de Aankondiging van de engel Gabriël aan Maria. Van Rafaël is in zijn romeinse tijd echter geen Annunciatie bekend.

Putto met de attributen van Vulcanus (Rood krijt, 1518)
Het engeltje zweeft door de lucht en draag, met moeite, een hamer en waarschijnlijk ook een kruk, attributen van Vulcanus. de god van het vuur en smid.
Dit is de studie voor een lunet op het plafond van de villa Farnesina. Dit plafond telde veertien van deze lunetten met elk een of twee putti’s die attributen dragen van de goden die zich verzameld hebben in de Godenraad; deze is afgebeeld op het centrale plafond.

Fra Bartolommeo

Hij begon te schetsen me zwart krijt. De meeste van zijn 1100 bladen zijn studies van individuele figuren die hiermee gemaakt zijn. Deze werden verzameld. Op latere leeftijd ging hij rood krijt gebruiken voor gezichten en andere lichaamsdelen. Toen hij jong was werkte hij ook vaak met pen en inkt.

Studie voor Christus.
1499 Zwart krijt, verhoogd met grijs of wit papier.

Hij bestudeerde de werken van Rafaël en Michel Angelo in Rome.

Studie voor de Salvator Mundi met putti
1566 De energieke lijnen en massieve figuren creëren ruimte rond het voetstuk.

Een bebost ravijn
Deze schets “is zo adembenemend in de eenvoud van middelen dat zoveel informatie verschaft. De lichtste toet van de pen suggereert bomen, rotsen en water in sterk buitenlicht”. (Thomas Buser) We hebben nog ruim 50 landschappen van hem. Dit zijn echte landschappen; ze vertellen geen bijbels of mythologisch verhaal. Ze zijn waarschijnlijk vaak ter plaatse getekend.

Andrea del Sarto

In het begin van de 16e eeuw was hij de meest actieve schilder in Florence. et als de andere Florentijnen uit die tijd maakte hij het ‘disegno’ (ontwerp, tekening) tot de voornaamste factor in zijn kunst. Voor elk schilderij maakte hij meer dan 100 tekeningen, deze steeds sterker verfijnend. Wat hij zag kon hij snel en accuraat tekenen.

Studies voor de Madonna del Sacco
Dit zijn zijn eerste ideeën voor dit fresco. De diagonale arceringen geven nadruk.
steeds probeert hij andere ‘standjes’ uit.

Studie voor St. Jozef in de Madonna del Sacco
1525 Om het lage gezichtspunt aan te geven verlaagde hij de linkerschouder van Jozef.
Del Sarto was uitstekend in staat om datgene wat hij zag in snelle schetsen weer te geven.

Pontormo
Toen hij 14 was ging hij enige maanden in de leer bij Leonardo da Vinci. Van hem leerde hij dat tekenen kon helpen om te experimenteren en een ‘disegno’ te ontwerpen. Hij leerde het meest van Fra Bartolomeo’s krachtige manier van tekenen na diens bezoek aan Venetië.
Hij tekende meestal met rood of zwart krijt.

Studie voor Vertumnus en Pomona
1519-21 Dit was een variatie op een afbeelding op de plafond van de Sixtijnse kapel (Michelangelo). De gespreide benen en wijzende arm zijn echter anti-klassiek. Het toont Pontormo’s virtuositeit. Het s een voorbeeld van het opkomende Maniërisme.

De drie Gratiën
ca. 1535-36
“Pontormo ontdekte het grafisch werk van Dürer … figuren werden slanker, uitgerekt, meer abstract en spiritueel.” (Buser)
Pontormo verlengde de drie Gratiën, in de stijl van het Maniërisme.
Studie voor de zondvloed

Venetië, Parma en Duitsland · Mar 9, 04:26 PM by Ad van den Ende

Venetië

In Noord-Italië werd minder getekend dan in midden-Italië, maar er werden wel met meer enthousiasme tekeningen verzameld.
De Venetianen legden zich minder toe op het voorbereiden van tekeningen dan Rafaël en anderen.

Vittore Carpaccio
(1472-1526)
Hij was een van de weinige Venetianen die even veel tekende als zijn Florentijnse collega’s. Hij verzamelde veel van zijn tekeningen in modelboeken.

Portret van man op middelbare leeftijd

Penseel en bruin pigment over zwart krijt, met witte ophogingen op blauw papier.
Hij maakt hier geen gebruik van een penseel om de bruine inkt en witte ophogingen met elkaar te vermengen: lichte en donkere streken blijven van elkaar gescheiden.

Kardinaal Bessarion brengt een relikwie met een fragment van het ware kruis

Hij maakte eerst een ruwe schets in rood krijt. Daarover tekende hij snel een boom rechts, paarden links en op de rivier een boot met daarin figuren die alleen door wat verticale lijnen en enkele cirkeltjes worden aangeduid. Ook al zijn de figuren heel schetsmatig getekend, toch tekende hij ook wolken en de reflectie van bomen in het water. Deze schets markeert het begin van het creatieve proces.

St. Augustinus in zijn studeerkamer 1502

Deze schets markeert het einde van het creatieve proces. Hij was waarschijnlijk bedoeld als contract-tekening, bedoeld om de patroon te laten zien hoe het schilderij er uit zou komen te zien. Er is inderdaad een schilderij naar gemaakt, met slechts weinig wijzigingen.

Titiaan (1488 – 1576)

Zes studies voor St. Sebastiaan 1520

Titiaan maakte drie soorten tekeningen: eerste ideeën, studies en contract-tekeningen.
Hier streeft hij er naar Michelangelo’s Opstandige Slaaf om te zetten in een beeld van de stervende St. Sebastiaan.

Opstandige Slaaf
Titiaan benadrukt contourlijnen. In plaats van verbeteringen aan te brengen tekent hij een figuur een aantal malen opnieuw.

Paar dat elkaar omhelst

Alle lijnen tuimelen als het ware om het koppel.
Titiaan tekende geklede en ongeklede figuren met zwart krijt en houtskool en verhoogde de tekening met wit op blauw papier. Deze combinatie beviel hem als schilder.

Landschap met slapend naakt 1560

Er zijn van Titiaan vijftien landschapstekeningen bewaard, uitgevoerd met pen en inkt. Dit waren zijn eerste tekeningen die bewonderd en verzameld werden.
Hij werd beïnvloed door Dürer; deze was van 1505 tot 1507 in Venetië. Deze tekeningen waren waarschijnlijk bedoeld voor reproductie in houtsneden en gravures.
De slaap van de naakte vrouw wijst op luiheid, de bron van erotische gedachten. De geit en de beer versterken deze gedachten. Deze tekening was waarschijnlijk bedoeld voor Filips II van Spanje.
De tekening leidt het oog snel van links beneden naar rechts boven. Deze diagonaal snijdt de tekening in twee delen: het heldere landschap rechts onder en de donkere stad links boven.
Titiaan tekent de wolken met lange lijnen, het gebladerte met korte curven en de stad met horizontale en verticale lijntjes..

Jacopo Tintoretto (1518 – 1594)
Ook hij was een prominent lid van de Gouden Eeuw van Venetië. Hij liet ongeveer 130 tekeningen na. In plaats van talrijke schetsen te maken kneedde hij beeldjes van was en klei en belichtte die van verschillende kanten; dit om gemakkelijker verkortingen te kunnen tekenen.
Hij dacht ongeveer hetzelfde over tekenen als Titiaan en andere Venetiaanse kunstenaars.

Twee studies van Simson die de Filistijnen verslaat

Hij tekende ook vaak naar klassieke beelden, met name naar beelden van Michelang.

Simson die de Filistijnen verslaat Michelangelo

Boogschutter 1580s
1580s Houtskool
Meestal tekende hij naar levende modellen, vaak als voorbereiding voor een schilderij. Hij en zijn werkplaats gebruikten ook tekeningen voor meerdere schilderijen.
Bij deze boogschutter zijn armen en benen evenwijdig aan elkaar. Boog en lichaam hebben dezelfde kromming. De lijnen hebben minder te maken met anatomie dan met energie.
Hij tekende met houtkool. Dat stelde hem in staat om fors en met gemak te tekenen.

In de jaren 1550 -1560 schijnt hij voor eigen genoegen getekend te hebben.

Maagd en kind, omgeven door zes engelen
ca 1560 Pen en was op blauw-grijs papier, met wit opgehoogd.

Paolo Veronese (1528 – 1588)

Studie voor het martelaarschap van St. Joris 1566

Hij tekent soms composities met veel figuren. Zijn “Studie voor het martelaarschap van St. Joris” is een eerste voorbereiding van een schilderij. Hij tekent dozijnen figuren die in een zig-zag-bewegiing hemel en aarde met elkaar verbinden.

Palma Giovane (1548-1628)
Hij liet meer dan duizend tekeningen na. Hij leerde zichzelf tekenen. Van 1567 tot 1570 was hij in Rome en bestudeerde hij de kunst van de grote renaissance kunstenaars, vooral die van Michelangelo.
Kort na zijn terugkeer naar Venetië ontwikkelde hij een fascinatie voor de stijl van Tintoretto. Op de duur vond hij pen en inkt in de stijl van Veronese toch betere resultaten geven.

Moord op de onnozele kinderen ca 1600
Lood potlood, pen en bruine inkt, penseel, bruine was.

Palma ontleende de vloeiende lijnen van zijn figuren aan Tintoretto. Maar wat bij Tintoretto tekenen van energie waren werd bij Pama iets gekunstelds.

Parma

Correggio ( 1534)

Het tekenen speelde een belangrijke rol in zijn creatieve proces.

Madonna en kind met heiligen ca. 1523

Hij schetste eerst in rode kalk, daarna paste hij met een penseel bruine inkt toe m zijn ideeën te verhelderen. Hij schijnt hier de methode van Leonardo te hebben gevolgd om eerst als een wilde te tekenen, tot het beeld er vanzelf uit naar voren komt.

Madonna en kind met heiligen

Net als Mantegna arceerde hij in één diagonale richting; maar in tegenstelling tot Mantegna tekende hij geen nadrukkelijke contouren. Hij gaf de voorkeur aan “sfumato”, in navolging van Leonarde.
.
Correggio maakte zeven tekeningen als voorbereiding van een schilderij van Christus. Dit is nummer vier. Hij varieerde telkens de pose en kleding tot er een harmonieuze tekening overbleef. Bij een schilderij bracht hij meestal ook weer wijzigingen aan.
Correggio’s tekenmethode inspireerde een van de origineelste tekenaars van de eerste helft van de zestiende eeuw: Parmigianino.

Parmigianino (1503-1540)

De maagd en kind met de heiligen Johannes de Doper en Hiëronymus
Er zijn dertig tekeningen overgebleven die een voorbereiding waren op het betreffende schilderij.
In deze vroege schets probeerde hij de traditionele compositie te doorbreken door de twee heiligen tegenover elkaar te plaatsen, de een in vooraanzicht en de ander in achteraanzicht, de een zittend, de ander geknield.
Parmigianino kopieerde een aantal van Corregio’s tekeningen, maar hij nam diens “brainstorming” methode niet over, noch diens sfumato techniek die we zien in diens Christus, maar hij nam wel diens methode over om een voorstelling te ontwikkelen door een aantal studies, zonder naar het leven te tekenen.
Parmigianino hield meer van tekenen dan van schilderen. “Hij was geboren om te tekenen” zei Vasari. In zijn korte carrière maakte hij weinig schilderijen, maar wel bijna duizend tekeningen.
Hij paste een groot aantal technieken toe.
Hij verkende ook allerlei verschillende genres: religieus, mythologisch, naakt, het dagelijks leven, landschappen, stil leven, zelfs erotische scènes.
Hij hield er van zijn figuren te verlengen, en was zo een voorloper van de maniëristen.

Hoofd van een kind
Hij tekende “Hoofd van een kind” waarschijnlijk als voorbereiding voor een schilderij. Hij modelleerde het gezicht van het kind met grote gevoeligheid in rood en zwart krijt.
Het is een van een klein aantal tekeningen waarin hij Correggio’s Sfumato (verdoezeling)navolgde.

Drie studies van de heilige Hiëronymus en Franciscus 1535-39
Het blad “Drie studies van de heiligen Hieronymus en Franciscus” is een van de bijna vijftig voorbereidende tekeningen voor zijn beroemde schilderij
De Madonna met de lange hals .
Zijn arceringen en kruisarceringen gaan in verschillende diagonale richtingen.

Hij werkte samen met drukkers en etste ook zelf. Zijn vertrouwdheid met druktechnieken deed hem de karakteristieke stijlen daarvan overnemen in zijn tekeningen.

De standaarddrager 1530s
De vloeiende lijnen doen vermoeden dat dit een ets is.
In 1527 plunderden duizenden Duitse soldaten Rome. Ze lieten Parmigianino met rust toen hij hun een aantal van zijn tekeningen gaf.

Federico Barocci (ca. 1535-1612)

Een schilder in Parma liet Barocci vroeg in diens carrière een aantal tekeningen van Correggio zien. Deze tekeningen leerden Barocci te tekenen naar de natuur met kleur en licht.
Barocci woonde in Urbino, de geboorteplaats van Rafaël. In de jaren 1555-57 and 1560-63 woonde en werkte hij in Rome. Daar bestudeerde hij Rafaëls kunst en wijze van werken, met veel voorbereidende getekende studies. Maar hij volgde ook het schilderachtige van de Venetianen Correggio en Titiaan. Maar bijna al zijn 2000 tekeningen dienden voor zijn methodische schepping van zijn schilderijen en prenten.

Hij begon altijd met een “prima pensiero”. Een voorbeeld hiervan zien we in
Studie voor de kruisafname 1568-69

De kruisafname

Barocci bedekte vaak een gedeelte van het papier met arceringen in lange evenwijdige lijnen om licht en donker te creëren.

V0or zijn schilderijen maakte Barocci studies van afzonderlijke figuren om de gepaste anatomie, pose en uitdrukking te bepalen. Dat deed hij met name voor
Studie voor de maagd, staande onder het kruis ca. 1566

De Maagd, staande onder het kruis

De heilige Maagd en het kind, verschijnend voor Johannes de Doper en Franciscus

Hoofd van een vrouw 1574-75

Duitsland

Martin Schongauer (d. 1491)

De Madonna met een pink ca. 1575-80

Deze tekening maakte veel indruk op andere kunstenaars, met name op Dürer. De figuur is goed van verhoudingen. De kleding is goed getekend, met sterke contrasten van licht en donker. Het licht komt van links; ook de schaduwen zijn goed getekend.
Deze tekening diende als voorbeeld voor een of meer schilderjen.

Grünewald (1470/80-1528)

Er zijn van hem ruim dertig tekeningen bewaard gebleven. alle in zwart krijt, soms met wit opgehoogd om een meer schilderachtig effect te bereiken. Veel tekeningen waren voorbereidingen voor schilderijen.

Rouwende vrouw ca. 1575

De heilige Dorothea ca. 1511-12

Altdorfer (ca. 1480-1538)

Twee lansdragers 1506
Twee lansdragers kijken naar een minnekozend paar.
Altdorfer tekende eerst de figuren, en daarna de omgeving. Hij hield er hier geen rekening mee dat de schaal van de bomen niet overeenkwam met die van het verliefde paar.

Hans Holbein de oude (ca. 1465-1524)
Hij tekende portretten om echte karakters weer te geven..

Studieblad met zeven handen ca. 1502
Hij tekende deze zeven handen in voorbereiding op een schilderij over het lijden van Christus.

Hans Holbein de jonge (1497/98-1543)

Hij tekende levensechte portretten.
Portret van Jacob Mijer 1516
Dit is een van zijn eerste portretten, gemaakt met zilverpunt en rood krijt.
Het is mogelijk dat hij gekleurde kalktekeningen heeft gezien van Jean Clouet toen hij in 1524 door Frankrijk reisde.

Albrecht Dürer (1471‑1528)

Hij was de grootste kunstenaar van de Noordelijke Renaissance.

Zijn vader was goudsmid, die had samengewerkt met de grote kunstenaars uit de zuidelijke Nederlanden. Via hem leerde hij waarschijnlijk het werk van Rogier van der Weijden kennen.

Zelfportret op jonge leeftijd 1484
Dit is waarschijnlijk het oudste afzonderlijke zelfportret. Dúrer was toen dertien jaar.

De Heilige Familie 1492-93

“De tekening toont een idyllisch landschap dat terugwijkt achter Maria en Jozef d.m.v. het perspectief van de rij bomen en door de atmosfeer (de dunne penlijnen die verminderd zwart-wit creëren” (Buser)
Deze tekening met pen en inkt is heel helder. Hij zou met een burijn in een koperplaat gegraveerd kunnen worden, of met een mes in een houtblok worden uitgesneden.

Dürer maakte twee reizen naar Venetië om de geheimen van de Italiaanse Renaissance te leren kennen. Hij kopiëerde er werk van Pollaiuolo en Mantegna.
Hij deed dat vrij nauwkeurig, maar verving hun diagonale rechtlijnige arcering gewoonlijk door arcering die zich kromt rond de vormen. Dit maakte de naakten omvangrijker en statiger.

“Toen de Venetiaanse schilder Jacopo de’ Barbari hem naakten liet zien, geconstrueerd uitgaande van geometrische principes, begon Dürer zijn levenslange studie van menselijke proporties, uitgewerkt in talloze tekeningen.”
(Buser)

Tijdens zijn tweede reis naar Venetië leerde Dürer tekenen met penseel en gekleurd papier.

Hoofd van een engel 1506 Penseel en zwarte inkt, verhoogd met wit, op blauw Venetiaans papier.

Hoofd van de moeder van de kunstenaar 1514

In tegenstelling met zijn Italiaanse tijdgenoten tekende Dürer veel portretten, zoals dit van zijn moeder. In de Nederlanden en de Duitse landen tekende men wel veel portretten, in de 15e eeuw in Italië niet. Rond 1503 had hij waarschijnlijk veel portretten gezien van Grünewald die met houtskool waren getekend. Het voordeel van houtskool is dat men er snel mee kan tekenen, ideaal voor portretten. Van toen af werd houtskool zijn favoriete materiaal voor portretten. Met houtskool kan men goed grote portretten tekenen, in één keer, zodat men zich kan concentreren op het essentiële.

“Hij paste deze karakteristieken van het medium nooit zo volledig toe als in het portret van zijn moeder. De ruwe lijnen van het houtskool beschrijven perfect
de kleding van haar hoofddoek en de rimpels van haar nek. Dürer verscherpte het houtskool om de details rond haar ogen en en de lijn van haar mond weer te geven die haar karakter zo goed weergeven.” (Buser)
Zij stierf twee maanden nadat haar zoon haar had getekend.
“Haar grote ogen schenen de toekomst met trotse vastberadenheid tegemoet te zien.”(Buser)

In de jaren 1520-1521 reisde hij door de Nederlanden. In een schetsboek tekende hij alles wat hem interesseerde, vaak met een zilverstift op roze gekleurd papier. Met een zilverstift was het gemakkelijk om onderweg te tekenen. Bovendien was de zilverstift populair in de Nederlanden.

Twee studies van een leeuw 1521

In Gent zag hij een deze leeuw. Het majestueuze karakter ervan gaf hij weer door de vloeiende lijnen van de manen, en dor de massa er van.

Toch bleef de pen Dürers meest geliefde instrument.

Christus die het kruis draagt 1520

‘Christus die het kruis draagt’ is een van zijn religieuze werken met de grootste diepgang. We zien een plechtige processie uit een stadspoort komen, op weg naar Golgotha (achter de massieve muur links). Jezus kijkt naar de knielende Veronica, die het bloed van zijn gelaat zal wissen. De mensen hebben contact met elkaar, en treuren. Rechts zien we een treurende Maria. Hier geen arceringen die krommen rond de figuren: Dürer keert hier terug naar de rechtlijnige arceringen van Mantegna. De helderheid van compositie maakt het mogelijk dat de toeschouwers in de geest deelnemen aan het lijden van Christus.

Albrecht Dürer, De tekenaar van de liggende vrouw, ca. 1525. Houtsnede

Keizer Maximiliaan
De arrogantie ‘druipt er af.’

Studie van handen

Twee voeten

Jonge vrouw

Italië en Frankrijk · Mar 9, 03:54 PM by Ad van den Ende

Italië

Naakte man Annibale Caracci 1593-94

Zittend naakt
Annibale Caracci 1598-99

Landschap langs de kust Annibale Caracci ca. 1599

Guercino

Zittende jonge man
Guercino ca. 1619

Meisje dat een slapend naakt jongetje draagt
Guercino ca. 1645

Giovanni Lanfranco

Frankrijk

Claude Lorrain

De Tiber Vallei
1635-40

Bostafereel
1640

Simon Vouet (1590-1649)

Nicolas Poussin (1594-1665)

De Aventijn
ca. 1650

Charles Le Brun (1619-1690)

De woede
1670s

De Zuidelijke Nederlanden · Mar 9, 12:14 PM by Ad van den Ende

Tekst in voorbereiding

Peter Paul Rubens (1577‑1640)

Kopie van de Belvedère Torso
ca. 1601-02

Jonge naakte vrouw, zich naar rechts draaiend
ca 1601-02

Knielend mannelijk naakt
1609-10

Nicolaas Rubens die een rode muts draagt
ca. 1625-27

Anthony Van Dyck (1599-1641)

De kruisdraging
1617-18

Knielende man
1618-21

Hendrik van Balen
1627-32

Jacob Jordaens (1593-1678)

Vrouwelijk naakt
ca. 1641

De Gouden Eeuw; tekeningen en prenten · Mar 9, 12:04 PM by Ad van den Ende

Bronnen:
De glorie van de Gouden Eeuw, tekeningen en prenten door Epco Runia
Eeuwige Schoonheid door E.H.Gombrich
Rijksmuseum Amsterdam
Wikipedia

Tekst tussen aanhalingstekens, zonder naamsvermelding, is van Epco Runia.
De indeling in hoofdstukken is ontleend aan eerstgenoemd boek.

Het nieuwe landschap (1600 – 1630) · Mar 9, 11:55 AM by Ad van den Ende

Tot 1600 tekenden kunstenaars de landschappen uit het hoofd. Dat waren grootse landschappen, met bergen en weidse vergezichten.
Na1600 ontdekte men in de Noordelijke Nederlanden het landschap in de eigen omgeving: men tekende “eenvoudige gezichtjes met niet veel meer dan wat bomen, een landweg en een dorp”.

Natuurgetrouw
Het waren kunstenaars in Haarlem en Amsterdam die het voortouw namen: Claes Jansz Visscher, Esaias van de Velde, Willem Buytewech en Jan van de Velde II. Via prenten raakte hun kijk op het landschap verder verbreid. Er verschenen prentseries met Hollandse landschappen. De teken- en prentkunst liep voorop: pas rond 1620 verschenen er ook schilderijen over het Hollandse landschap.

Op dit gebied gaven de Zuidelijke Nederlanden het voorbeeld. Halverwege de 16e eeuw waren er daar twee prentseries verschenen over het Brabantse platteland. In het Noorden was daar veel belangstelling voor. Daar had men in 1609 in de vrijheidsstrijd een belangrijke mijlpaal bereikt door de sluiting van het twaalfjarig bestand. Men werd trots op de schoonheid van het eigen land. Bovendien begon men in de natuur de schepping van God te zien. Door het landschap weer te geven gaf de kunstenaar eer aan God.
Zo ontwikkelde het Noord-Nederlandse landschap zich tot een van de beroemdste genres van de gouden eeuw.

Schetsen in de bergen

Roelant Saverij

Roelant Savery (1576 – 1639) was een Zuid-Nederlandse schilder, graveur en tekenaar. Hij schilderde landschappen in de Vlaamse traditie van Gillis van Coninxloo.

Berglandschap met waterval

Saverij werkte voor keizer Rudolf II in Praag. Deze stuurde hem naar Tirol om zich te oefenen in het tekenen van bergen en watervallen. We zien hier een berghelling met een waterval en een bergpad waarlangs twee wandelaars afdalen.
De compositie is doordacht: de berghelling is netjes in plans achter elkaar weergegeven; dit suggereert diepte. Waarschijnlijk is dit werk in het atelier tot stand gekomen.

Knoestige bomen bij het water en jagers 1605 – 1610

We zien niet meer dan “een knoestige boom die met zijn wortels in het moeras staat. Alle nadruk ligt op het gekrioel van wortels, stammen, takken en gebladerte, dat Saverij met onverholen genoegen met behulp van een groot aantal lijnen, haaltjes en kruisarceringen heeft weergegeven. (…) Als gezicht op een klein stukje schilderachtige natuur, met een grote boom, wandelaars en een licht glooiend landschap, is Saverijs ets een voorloper van een type landschap dat latere Nederlandse kunstenaars, onder wie Jacob van Ruysdael, beroemd zou maken.” (Epco Runia)

Studie van boomstammen en wortels 1606 – 1607

Knoestige bomen

Rotsachtig landschap met waterval

Claes Jansz Visscher

Eenvoudige boerderijen

De Amsterdammer Claes Jansz Visscher maakte vanaf 1607 tekeningen in de omgeving van Amsterdam en Haarlem. Op een daarvan zien we een groep boerderijen met een grote plas water op de voorgrond.

De Spaarndammerdijk bij de Braakjes

Het zijn eenvoudige boerderijtjes (veel eenvoudiger dan de Brabantse boerderijen op de Vlaamse prenten van een halve eeuw eerder!). We zien geen opvallende gebouwen en geen natuurschoon. Goltzius tekende vanaf een hoog standpunt; Visscher koos voor een laag standpunt; de horizon was laag, daardoor zien we minder details, maar wel een hoge lucht. Het was gebruikelijk op de voorgrond een groot voorwerp te tekenen om diepte te suggereren; hier is de voorgrond leeg. “De tekening maakt een natuurlijke, ongekunstelde indruk, alsof Visscher zonder meer getekend heeft wat hij zag. De indruk wordt versterkt door de spontane tekenstijl. De rook uit de schoorsteen van de boerderij stijgt in een vlotte spiraal op. En het reliëf in de dijk is aangegeven met niet meer dan wat korte, evenwijdige haaltjes van de pen, twee snel neergezette lijntjes en een rijtje stippen.” (Epco Rumia)

Bleekvelden bij de Haarlemmer Hout

Huis Kostverloren

Lente

Landschappen in serie

Esaias van de Velde (1587 – 1630)
Hij was waarschijnlijk een leerling van Gillis van Coninxloo (III) en David Vinckboons. In 1612 werd hij in Haarlem ingeschreven bij het Sint-Lucasgilde. In 1618 werd hij ingeschreven bij het Haagse schildersgilde. Van de Velde was leraar van Jan van Goyen.
Hij tekende buiten. In een zo’n tekening zien we het dorp Spaarnwoude in de omgeving van Haarlem.

Gezicht op Spaarnwoude 1610 -1615

Op de voorgrond zijn wat wandelende figuren getekend, en een weggetje dat de blik naar het dorp leidt. Iets links van het midden zien we het meest opvallende object, een kerktoren. Iets rechts van het midden zien we een doorkijkje naar boerderijen in de verte. Dit doorkijkje en de kerktoren houden elkaar mooi in evenwicht. Met een penseel en bruine inkt heeft Van de Velde de tekening van schaduwpartijen voorzien. Daardoor steekt vooral de kerktoren duidelijk tegen de lucht af.

Een dergelijke tekening was waarschijnlijk bedoeld als voorbereiding voor een ets. Een van zijn etsen zien we in Landschap met galgen bij Haarlem.

Landschap met galgen bij Haarlem

“Het is een eenvoudige maar doeltreffende compositie met een sterke suggestie van ruimte en openheid. De lucht, neergezet in niet meer dan een paar schetsmatige etslijnen, roept een ijle atmosfeer op.” (Epco Runia)
Deze ets maakte onderdeel uit van een serie van tien landschappen.

Landschap met bomen

In “Landschap met bomen” heeft Esaias van de Velde veel aandacht voor decoratieve elementen. De lege lucht dient als achtergrond waar de bomen mooi tegen afsteken. De boom rechts is donker, en weegt daardoor in zijn eentje op tegen de boompartij links. We zien een groot aantal verschillende structuren: rechte lijnen, ronde clusters, korte haaltjes, golvende lijnen. “Zo benutte Van de Velde de vele mogelijkheden van de ets en schiep daarmee een fantasievolle interpretatie van het Hollandse landschap.” (Epco Runia)

Boerderij met bomen aan een rivier

Schaatsers op het ijs bij een molen

Boerderij bij een bevroren rivier

Willem Buytewech

Willem Pieterszoon Buytewech (Rotterdam, 1591/1592 – 1624) geldt als de “uitvinder” van de Nederlandse genrestukken. Zijn leertijd bracht hij door in Haarlem. Daar werd hij in 1612 bij het Sint Lucasgilde ingeschreven. Kort tevoren, in 1610, was ook Frans Hals gildelid geworden. Deze heeft met zijn werk een sterke invloed op Willem Buytewech gehad.
In 1613 trouwde Buytewech met Aeltje van Amerongen en keerde hij terug naar Rotterdam. De banden met Haarlem bleven echter bestaan. Hij was in de eerste plaats werkzaam als graficus.
“Verscheyden lantschappen” waren zijn beroemdste etsen.

Landschap met kale bomen aan een water

Op een daarvan zien we een rij hoge, kale bomen, evenwijdig aan het beeldvlak. De dunne bomen en de uitwaaierende takken worden met expressieve lijnen weergegeven. Achter de bomen lijkt de ruïne van een kasteel te liggen. Op de voorgrond zien we omgehakte bomen, een gebukte boer en keurig opgestapeld brandhout.

Ruïnes van het huis te Kleef bij Haarlem

Op een andere ets zien we resten van het middeleeuwse kasteel Huis te Kleef, even ten noorden van Haarlem. Met regelmatige rijen stippen weet Buytewech een weids firmament te suggereren. Met beperkte middelen roept hij een maximum aan sfeer op.
Deze etsen herinneren ons “aan de vergankelijkheid van al het aardse: bomen groeien, maar worden uiteindelijk omgehakt door mensen; mensen bouwen kastelen, maar ook die vervallen tot ruïnes”.

Weg langs een bosrand

Landschap met boerderij tussen bomen

Het voorbeeld van de gravure

Jan van de Velde II

Van de Velde werd geboren in Rotterdam of Delft. Hij werd in 1614 in Haarlem lid van het plaatselijke Sint-Lucasgilde. Hij verwierf vooral faam als tekenaar en etser van landschappen. Zijn werk beïnvloedde andere meesters in het genre, onder wie Rembrandt.
Vanaf 1636 was hij werkzaam in Enkhuizen. Daar stierf hij in 1641.
Ook Jan de Velde II was een kunstenaar die bepalend was voor de ontwikkeling van de nieuwe landschapsstijl. Hij was een neef van Esaias van de Velde.

Herfst

Hij etste de vier seizoenen. Dit was een al lang bekend onderwerp. Het onderwerp van de Herfst was dus niet nieuw, maar zijn voorstelling was dat wel. De horizon ligt laag, zodat we een hoge, typisch Hollandse wolkenlucht zien, met veel regen. Op een wagen bij de schuur ligt het riet om het gat in het schuurdak te dichten.

Deze vier seizoenen maken een officiële indruk. Het formaat is groot. De boompartij rechts geeft, als een coulisse, diepte aan het landschap. Het sterrenbeeld schorpioen, hoog in de lucht, hoort al sinds lang bij de herfst. Ook het onderschrift heeft een traditioneel karakter: rechts de naam van de maker, links van de uitgever, en in het midden de titel Herfst (“Autumnus” in het Latijn) en een eveneens Latijns vierregelig vers over de herfst in het algemeen.

Boten bij een brug

Beurtschip met volle zeilen varend

Winterlandschap met schaatsers

Hendrick Avercamp 1595 – 1634

Vissers bij maanlicht

Hendrick Averkamp was doofstom. Hij kreeg zijn opleiding in Amsterdam, en ging werken in Kampen.
In deze tekening zien we vissers bezig bij maanlicht; een man kijkt toe.
Avercamp werkte hier met dekverf. Die verf mengt niet, en eist een bijzonder vaste hand bij het tekenen. Hij tekende eerst de figuren met een pen, en bracht daarna de dekverf met een penseel aan. We zien nergens het papier; dit is een goedkoop – en fraai – alternatief voor een olieverfschilderij.

Jan van Goyen

Boerderijen bij een rij kale bomen

Deze schetsmatige tekening was bedoeld voor de tekenaar zelf, als voorstudie voor een schilderij of een meer uitgewerkte tekening. Het was waarschijnlijk onderdeel van een schetsboekje. Daar heeft Van Goyen veel gebruik van gemaakt om onderweg snelle impressies te maken. Later werden de boekjes uit elkaar gehaald om de tekeningen apart te verkopen.
Van Goyen werkte met krijt; door er harder op te drukken – zoals bij de bomen – kregen de onderdelen meer nadruk.
Dit is een schets; vandaar het grote verschil met de tekening van Avercamp, die als apart kunstwerk was bedoeld.

Het uiterlijk van de dingen 1600 – 1650 · Mar 9, 10:55 AM by Ad van den Ende

In de 17e eeuw voeren de Nederlandse schepen over alle wereldzeeën. Men kwam terug, niet alleen met allerlei producten, maar ook met verhalen over wat men gezien had.

Hessel Gerritsz
Hessel Gerretsz was een van degenen die deze verhalen opschreef, er tekeningen bij maakte en ze uitgaf. In 1613 gaf hij een verhandeling uit over het eiland Spitsbergen in de Noordelijke IJszee. Dat was in 1596 ontdekt door Willem Barentsz.

Walrussen op Spitsbergen

In deze verhandeling beschreef Gerretsz de dieren op het eiland. Deze beschrijving was weinig verhelderend; de tekeningen, die hij er bij maakte, waren dat wel. Hier zien we een moeder-walrus met haar jong. De contouren worden duidelijk aangegeven, we krijgen een goede indruk van de vriendelijk ogende dieren. In de tweede staat van de ets schrijft hij er onder dat hij de dieren naar het leven had getekend. Wijst dit er op dat hij zelf aan deze expeditie had deelgenomen?

Een tulpen-manie
In de jaren 1636 en 1637 hield de tulpen-gekte velen in zijn greep. De tulpenhandel was een echte windhandel geworden. Velen maakten grote schulden om een tulp te kunnen kopen. In februari 1637 stortte de markt plotseling in. Velen bleven met schulden achter. Maar de belangstelling voor de tulp als bloem bleef bestaan.

Onderwerpen met een traditie 1600 – 1650

Ook na 1600 hield men twee onderwerpen, die een lange traditie kenden, in ere: ‘historieën’ en het portret. ‘Historieën’ gingen over Bijbelse figuren of over mensen uit de klassieke oudheid. Zij stonden in hoog aanzien omdat de schilder niet alleen planten en dieren moest kunnen schilderen, maar ook mensen en gebouwen. Bovendien mest hij goed thuis zijn in de geschiedenis, en ‘uit het hoofd’ kunnen werken. Er werden veel prenten over dit onderwerp gemaakt: daardoor kon de schilder bekendheid geven aan zijn werk. Zij dienden ook als voorbeeld voor andere schilders.

Hieronder zien wee twee weergaven van de opwekking van Lazarus: een van Jan Lievens en een van Rembrandt.

Jan Lievens (1607-1674)

De opwekking van Lazarus

Vanaf zijn achtste jaar was Lievens voor schilder in de leer: eerst in zijn geboorteplaats Leiden en tussen 1617 en 1619 bij Pieter Lastman in Amsterdam. Daarna vestigde hij zich in Leiden, waar hij ruim vijf jaar samenwerkte met Rembrandt. Na 1631 ging Lievens zijn eigen weg; hij vertrok voor drie jaar naar Londen. Daar maakte zijn stijl grote veranderingen door onder invloed van de portretten van Anthony van Dyck. Maar Lievens schilderijen werden pas echt barok na zijn kennismaking met Rubens’ werk, vanaf 1635 in Antwerpen. In 1644 kwam Lievens weer naar Amsterdam, waar hij tot zijn dood woonde. In de Republiek kreeg Lievens grote opdrachten. (Rijksmuseum)

We zien Jezus met geopende mond: hij vraagt zijn Vader om Lazarus te doen verrijzen. Een hemels licht omstraalt hem. Van Lazarus zien we alleen nog de handen.

Rembrandt
De opwekking van Lazarus 1630 -1634

Rembrandt kiest voor een iets later ogenblik: Lazarus is al bezig op te staan. Dat geeft meer interactie tussen de figuren, en zorgt voor meer spanning. Jezus heeft zijn arm geheven: hij beveelt Lazarus om op te staan. We zien meer geheven handen, maar deze drukken verbazing uit. Herhaling van gebaren, die iets tegengestelds uitdrukken, geeft de tekening grote levendigheid.
Rembrandt kiest voor het dramatisch effect. Door het hemelse licht benadrukt Lievens het mysterie dat zich hier voltrekt.

Twee portretten

Cornelis Visscher (II)
Portret van Michiel Sparenbeeck van Kranenburgh ca 1650

Dit portret is heel realistsch: we zien dat de man een wrat heeft, en een dikke neus. Hij maakt een joviale indruk.
In dit portret past Visscher zowel de graveertechniek als de etstechniek toe: kleding en achtergrond zijn gegraveerd, het gezicht is geëtst.

Etsen en graveren
De gravure is ouder dan de ets. Bij de gravure werd de voorstelling met een burijn rechtstreeks in de koperplaat gegrift. Dat vereiste en grote vaardigheid, want fouten konden niet worden weggewerkt. Graveren liet men daarom meestal over aan specialisten.
Bij een ets werd de voorstelling zonder inspanning in de etsgrond gekrast. Door de plaat daarna in een zuurbad te leggen loste het koper op waar de etsgrond was weggekrast. Hierbij konden vergissingen wel worden weggewerkt. Etsen ontstonden ook in verschillende ‘staten’.
In de zestiende eeuw werd vooral de graveertechniek toegepast, in de zeventiende eeuw gaf men meestal de voorkeur aan de ets.

David Bailly
Zelfportret

Bailly imiteert in dit zelfportret de graveertechniek: met zijn penseel bootst hij in het gezicht de typische lijnen van een gravure na. De achtergrond en de kleding worden veel losser weergegeven. Licht en schaduw geven dit zelfportret spanning.

Previous Next