De bekering van Saulus · 3559 dagen geleden by Ad van den Ende
Toen Jezus predikend door Galilea en Judea ging waren er rijke vrouwen geweest die voor Jezus en de apostelen gezorgd hadden. Nu was deze bron van inkomsten weggevallen. De apostelen zagen geen andere oplossing dan maar weer te aan vissen.
Jezus vertoont zich bij het meer van Tiberias.
In het Johannes-evangelie lezen we: (Johannes 21, 1–18)
“1 Daarna vertoonde Jezus zich weer aan de leerlingen bij het meer van Tiberias; hij vertoonde zich zo.
2 Bij elkaar waren Simon Petrus en Thomas, die Tweeling genoemd werd, en Nathanael die uit Kana in Galilea kwam, en de zonen van Zebedeus, en twee van zijn andere leerlingen.
3 Simon Petrus zei hun: “Kom, ik ga vissen!” Zij zeiden hem: “Wij gaan met je mee.”
Zij gingen op weg en gingen op de boot. In die nacht vingen ze niets.”
Het moet als een vuurtje door de dorpen langs het meer zijn gegaan dat er apostelen waren die hun oude beroep weer opgepakt hadden. Ook Jezus hoorde het. Hij was in tweestrijd. Als hij zich liet zien zouden de apostelen weten waar hij was; als hij zich niet zou laten zien en de apostelen niet tot de orde zou roepen zou dat het einde betekenen van wat hij als zijn roeping zag.
“4 Het was al vroeg in de ochtend geworden en Jezus kwam bij de oever; maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was.
5 Jezus zegt dan tegen hen: “Jongens, hebben jullie niet iets te eten?” Zij antwoordden hem: “Nee!”
6 Hij zei tegen hen: “Werp het net uit aan de rechterkant van het schip, en jullie zullen wel wat vangen!”
Zij wierpen het net dus uit en ze konden het niet ophalen door de massa vissen.
7 Toen zei de leerling, waar Jezus bijzonder van hield, tegen Petrus:
“Het is de Heer!” Toen Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn kleren aan, want hij was ongekleed, en wierp zich in het meer.
8 De andere leerlingen kwamen met de boot, want ze waren niet ver van de kant, maar ongeveer tweehonderd ellebogen, terwijl ze het net met vissen voorttrokken.
9 Toen ze aan land waren gegaan zagen ze een vuur van houtskool liggen, en vis er op en brood.
10 Jezus zei hun: ‘Breng van de vissen die jullie net gevangen hebben.’
11 Simon Petrus ging aan boord en trok het net aan land, vol grote vissen, honderd-drie-en-vijftig; en ofschoon het er zoveel waren scheurde het net niet.
12 Jezus zei hun: ‘Kom eten!’
Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen: ‘Wie bent u?’ Zij wisten dat het de Heer was.
13 Jezus kwam en nam het brood, en gaf het hun, en ook de vis.
14 Dat was al de derde keer dat Jezus zich vertoonde aan de leerlingen na te zijn opgewekt uit de doden.
15 Toen ze nu gegeten hadden zei Jezus tegen Simon Petrus:
‘Simon, zoon van Johannes, houd je meer van mij dan zij?’
Hij zei hem: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’
Hij zei hem: ‘Weid mijn lammeren!’
16 Hij vroeg hem voor de tweede keer: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’
Hij zei hem: ‘Ja, Heer,U weet dat ik van U houd.’ Hij zei hem: ‘Hoed mijn schapen!’
17 Hij vroeg hem voor de derde keer: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’
Petrus werd bedroefd dat hij hem voor de derde keer vroeg: Houd je van me?’
En hij zei hem: ‘Heer, u weet alles, u weet dat ik van u houd.’
Hij zei hem: ‘Zorg voor mijn schapen!
18 Voorwaar, voorwaar, ik zeg je, toen je jong was omgordde je jezelf, en ging je waar je wilde. Maar wanneer je oud wordt zul je je handen uitstrekken, en een ander zal je omgorden en je brengen waar je niet niet heen wil.”
Toen Jezus gevangen was genomen had Petrus drie keer ontkend dat hij Jezus kende. Nu vraagt Jezus hem drie keer of hij van hem houdt. En drie keer beveelt hij hem zijn schapen te weiden. Petrus begreep de hint en ging terug naar Jeruzalem om de leiding over de gelovigen op zich te nemen.
Toch baarde deze gebeurtenis Jezus zorgen. Wat mocht hij van de apostelen verwachten? Het waren van huis uit vissers. Zij waren niet thuis in de Bijbelse geschriften. Zij waren geen partij voor de schriftgeleerden.
Wie dan wel?
Van één persoon wist hij dat die wel thuis was in de Heilige schrift, en dat die voldoende temperament had om zijn werk voort te zetten. Maar dat was tegelijk zijn grootste vijand: Saulus!
De bekering van Saulus
Toen Jezus gedoopt werd door Johannes de Doper hoorde hij een stem vanuit de hemel. Hoorde hij nu weer een stem, en zei deze dat hij Saulus moest bekeren? Hoe zou dat kunnen zonder gevangen genomen te worden?
Onderweg naar Damascus zou Saulus door een smal dal moeten rijden. Hebben Jezus’ broers een plek uitgezocht vanwaar hij Saulus iets toe kon roepen zonder het risico te lopen gevangen genomen te worden?
(Handelingen 9, 1-22)
“1 Saulus, nog steeds moordzuchtig en briesend van bedreigingen tegen de leerlingen van de heer, ging naar de hogepriester
2 en vroeg hem brieven voor de synagogen van Damascus, opdat hij, als hij sommigen zou vinden van de Weg, mannen én vrouwen, hij hen geboeid naar Jeruzalem zou brengen.
3 Toen hij onderweg was gebeurde het dat hij Damascus naderde; plotseling omstraalde hem een licht uit de hemel,
4 en, op de grond gevallen, hoorde hij een stem die hem zei: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’
5 Hij zei: ‘Wie bent u, heer?’
Hij antwoordde: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt.
6 Maar sta op, en ga de stad in; en er zal je gezegd worden wat je moet doen.’
7 De mannen die met hem meereisden stonden sprakeloos; zij hoorden wel de stem, maar zagen niemand.
8 Saulus stond van de grond op, en hoewel zijn ogen geopend waren zag hij niets.
Ze pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.
9 Drie dagen zag hij niets, en hij at niet en dronk niet.
10 Er was een leerling in Damascus met de naam Ananias, en de heer zei tegen hem:
‘Ananias!’ Deze antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.’
11 De heer zei tegen hem: ‘Sta op en ga naar de straat die De Rechte genoemd wordt, en zoek in het huis van Judas een man met de naam Saulus uit Tarsus. Let wel, hij bidt,
12 en zag een man met de naam Ananias binnenkomen en hem de handen opleggen opdat hij weer ziet.’
13 Maar Ananias antwoordde: ‘Heer, ik hoorde van velen over die man, wat voor een slechte dingen hij uw heiligen aandeed in Jeruzalem.
14 En hier heeft hij de macht, gegeven door de hogepriesters, om allen die uw naam aanroepen in boeien te slaan .’
15 Maar de heer zei tegen hem: ‘Ga, want hij is voor mij het uitgekozen instrument om mijn naam onder de volken en de koningen en de kinderen van Israël uit te dragen.
16 Ik zal hem tonen hoezeer hij omwille van mijn naam moet lijden.’
17 Ananias vertrok en ging binnen in het huis en na hem de handen opgelegd te hebben zei hij:
‘Saulus, broeder, de heer zond me, Jezus, die door u gezien is op de weg waarlangs je ging, opdat je weer ziet en vervuld wordt van een heilige geest.’
18 En terstond vielen bij hem als het ware vliezen van de ogen, en hij zag weer, en, opgestaan, werd hij gedoopt,
19 en na voedsel tot zich genomen te hebben kwam hij op krachten.”
Toen Jezus van Ananias hoorde dat Saulus zich had laten dopen is hij naar hem toe gegaan, mogen we aannemen.
Saulus had één probleem. Hij had Jezus nooit eerder ontmoet, en wist niet wat diens leer inhield. Wie kon hem dat beter vertellen dan Jezus zelf?
In de brief aan de gelovigen van Galatië schrijft Paulus – zoals Saulus later genoemd werd -: “U dient het volgende goed te weten, broeders: de goede tijding die ik u verkondigd heb is geen zaak waarover mensen beslissen. Hij is me ook niet doorgegeven of geleerd door een mens, nee, hij is me onthuld door Jezus Christus.”
Jezus en Paulus in de woestijn
Achter de volgende drie jaar, van 34 tot 37, staat een groot vraagteken. Niemand weet wat Paulus in die jaren heeft gedaan. Er zijn mensen die denken dat hij in die jaren heeft leren netten te boeten, om in zijn onderhoud te kunnen voorzien.
Paulus licht zelf een tipje van de sluier op door te schrijven dat hij die drie jaar in Damascus was en in Arabië.
Ruïne van Qumran
Arabië was in dit geval zeer waarschijnlijk de woestijn ten westen van de Dode Zee, met name het gebied tussen Qumran en de oase En-Gedi ten zuiden van Qumran. Dat was het gebied waar mensen zich uit de samenleving terugtrokken. En dat deden er velen in de eerste eeuw, gedreven door armoede én/of godsdienstige motieven. Er waren groepjes stenen hutten – net groot genoeg voor één persoon – en grotten in de steile rotshelling.
Johannes de Doper preekte in de Jordaanvallei, ten noorden van de Dode Zee. Nadat Jezus door Johannes de Doper was gedoopt ging hij, door de geest gedreven, de woestijn in. Lucas schrijft dat hij veertig dagen in de woestijn bleef. Hij was dus bekend met dat gebied, en wist dat Qumran – naar alle waarschijnlijkheid – zeer veel Bijbelse boekrollen bezat, die uitgeleend werden.
Jezus heeft waarschijnlijk enige tijd bij zijn familie in Nazaret gewoond. Op de duur was Nazaret toch geen veilige plaats voor hem. Als er mensen waren die hem vijandig gezind waren – en die waren er veel – zouden ze hem aan kunnen geven. Er was voor hem geen veiliger gebied om te schuilen dan dat tussen Qumran en En-Gedi. Tussen de vele asceten, die daar woonden, zou hij niet opvallen.
Tussen Qumran en En-Gedi.
Paulus schrijft dat hij naar Arabië ging. Zoals gezegd was dat waarschijnlijk dat gebied ten zuiden van Qumran. Hij ging met Jezus mee. Zij zochten een grot of een paar hutten die niet al te ver van Qumran vandaan lagen, zodat zij daar gemakkelijk Bijbelse boekrollen konden lenen. Jezus’ vaardigheden als timmermanszoon hielpen hem om huisjes of grot meer bewoonbaar te maken.
Samen bestudeerden zij de geschriften van Mozes, van de profeten en de psalmen om na te gaan wat er over de Messias was voorspeld, in het bijzonder de voorspellingen met betrekking tot het lijden dat de Messias zou moeten ondergaan.
Hebben Jezus en Paulus samen het leerstuk van de erfzonde ontwikkeld? In zijn brief aan de Romeinen, hoofdstuk 5, schrijft Paulus:
12 De breuk met God is door één man over de wereld gekomen, en door de breuk met God de dood, en de dood is het lot van alle mensen geworden, omdat ze allemaal gebroken hebben met God. (…)
17 Door de overtreding van één persoon begon de dood te heersen, door die ene man dus. Maar hoeveel meer is bereikt door die éne mens Jezus Christus! Want door hem zullen alle mensen leven en heersen die de genade en de gerechtigheid overvloedig geschonken krijgen. (…)
19 Zoals door de ongehoorzaamheid van één man de mensheid in een vijandige verhouding kwam te staan tot God, zo ook kwam het ten gevolge van de gehoorzaamheid van één enkele man tussen God en de mensheid weer in orde.
Na drie jaar intense studie vertrok Paulus naar Jeruzalem. Hij bleef er twee weken om Petrus, zo goed mogelijk, bij te praten en zijn plannen uiteen te zetten. Toen vertrok hij naar het noorden, om de heidenen te gaan bekeren.
Bleef Jezus achter in de woestijn? Heeft hij daar nog meer leerlingen opgeleid? Dit zou, samen met de brieven van Paulus, kunnen verklaren dat het christendom zo snel opgang maakte.