Hektor bezoekt Paris en Helena · 6371 dagen geleden by Ad van den Ende
Hektor bezoekt Paris en Helena (6, 313-368)
a. Hektor bezoekt Paris
Ἕκτωρ δὲ πρὸς δώματ᾽ Ἀλεξάνδροιο βεβήκει
Hektor was bij het mooie paleis van Alexandros aangekomen,
καλά, τά ῥ᾽ αὐτὸς ἔτευξε σὺν ἀνδράσιν οἳ τότ᾽ ἄριστοι
dat deze zelf gebouwd had met de bouwmeesters die toen het best
ἦσαν ἐνὶ Τροίῃ ἐριβώλακι τέκτονες ἄνδρες,
waren in het vruchtbare Troje.
οἵ οἱ ἐποίησαν θάλαμον καὶ δῶμα καὶ αὐλὴν
Zij maakten voor hem een vrouwenvertrek en een mannenzaal en een hof
ἐγγύθι τε Πριάμοιο καὶ Ἕκτορος ἐν πόλει ἄκρῃ.
dichtbij Priamos’ en Hektor’s (woningen), op het hoogste punt van de stad.
Ἔνθ᾽ Ἕκτωρ εἰσῆλθε Διῒ φίλος, ἐν δ᾽ ἄρα χειρὶ
Daar trad Hektor binnen, de bij Zeus geliefde; in zijn hand
ἔγχος ἔχ᾽ ἑνδεκάπηχυ· πάροιθε δὲ λάμπετο δουρὸς
had hij een lans van elf el lang. Voor aan de lans schitterde
αἰχμὴ χαλκείη, περὶ δὲ χρύσεος θέε πόρκης.
een bronzen punt (aan de schacht), die omsloten werd door een gouden ring.
Τὸν δ᾽ εὗρ᾽ ἐν θαλάμῳ περικαλλέα τεύχε᾽ ἕποντα
Hem (Alexandros) vond hij in het vrouwenvertrek, bezig met zijn prachtige wapenrusting,
ἀσπίδα καὶ θώρηκα, καὶ ἀγκύλα τόξ᾽ ἁφόωντα·
het schild en het pantser, en de gekromde boog, die hij in handen had.
Ἀργείη δ᾽ Ἑλένη μετ᾽ ἄρα δμῳῇσι γυναιξὶν
De Griekse Helena zat te midden van haar slavinnen
ἧστο καὶ ἀμφιπόλοισι περικλυτὰ ἔργα κέλευε.
en gaf haar dienaressen aanwijzingen voor haar vermaarde weefsels.
Τὸν δ᾽ Ἕκτωρ νείκεσσεν ἰδὼν αἰσχροῖς ἐπέεσσι·
Zodra Hektor hem zag schold hij (hem) uit in beledigende bewoordingen:
δαιμόνι᾽ οὐ μὲν καλὰ χόλον τόνδ᾽ ἔνθεο θυμῷ,
“Dwaas! Het is niet goed dat je je toorn koestert in je hart.
λαοὶ μὲν φθινύθουσι περὶ πτόλιν αἰπύ τε τεῖχος
Onze mannen bezwijken in een gevecht om de stad en de steile muur!
μαρνάμενοι· σέο δ᾽ εἵνεκ᾽ ἀϋτή τε πτόλεμός τε
Vanwege jou woedt krijgsgeschreeuw en strijd rondom
ἄστυ τόδ᾽ ἀμφιδέδηε· σὺ δ᾽ ἂν μαχέσαιο καὶ ἄλλῳ,
deze stad. Jij zou ook een ander verwijten maken
ὅν τινά που μεθιέντα ἴδοις στυγεροῦ πολέμοιο.
van wie je zou zien dat hij zich onttrok aan deze afschuwelijke oorlog.
Ἀλλ᾽ ἄνα μὴ τάχα ἄστυ πυρὸς δηΐοιο θέρηται.
Kom op! Zo dadelijk staat onze stad te branden in laaiend vuur!”
Τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπεν Ἀλέξανδρος θεοειδής·
Hem antwoordde de godgelijke Alexandros:
Ἕκτορ ἐπεί με κατ᾽ αἶσαν ἐνείκεσας οὐδ᾽ ὑπὲρ αἶσαν,
„Hektor, omdat je me terecht verwijten maakte, en niet overdrijft,
τοὔνεκά τοι ἐρέω· σὺ δὲ σύνθεο καί μευ ἄκουσον·
daarom zal ik het je uitleggen. Luister naar mij, en hoor me aan.
οὔ τοι ἐγὼ Τρώων τόσσον χόλῳ οὐδὲ νεμέσσι
Het was niet zozeer uit woede of verontwaardiging over de Trojanen
ἥμην ἐν θαλάμῳ, ἔθελον δ᾽ ἄχεϊ προτραπέσθαι.
dat ik in het vrouwenvertrek bleef; ik wilde mij overgeven aan verdriet.
Νῦν δέ με παρειποῦσ᾽ ἄλοχος μαλακοῖς ἐπέεσσιν
Nu heeft mijn vrouw mij echter, door me te bepraten met haar vriende-
lijke woorden,
ὅρμησ᾽ ἐς πόλεμον· δοκέει δέ μοι ὧδε καὶ αὐτῷ
(gezegd) me gereed te maken voor de strijd; dat lijkt ook mijzelf
λώϊον ἔσσεσθαι· νίκη δ᾽ ἐπαμείβεται ἄνδρας.
beter te zijn; de overwinning gaat beurtelings van de een naar de ander.
Ἀλλ᾽ ἄγε νῦν ἐπίμεινον, Ἀρήϊα τεύχεα δύω·
Maar komaan, wacht nu even, tot ik mijn oorlogsuitrusting heb aangetrokken.
ἢ ἴθ᾽, ἐγὼ δὲ μέτειμι· κιχήσεσθαι δέ σ᾽ ὀΐω.
Of ga alvast, ik zal je volgen; ik zal je wel inhalen, denk ik.”
Ὣς φάτο, τὸν δ᾽ οὔ τι προσέφη κορυθαίολος Ἕκτωρ·
Zo sprak hij; Hektor met de fonkelende helm zei niets meer.
b. Helena heeft spijt
τὸν δ᾽ Ἑλένη μύθοισι προσηύδα μειλιχίοισι·
Tot hem sprak Helena de honingzoete woorden:
δᾶερ ἐμεῖο κυνὸς κακομηχάνου ὀκρυοέσσης,
“Zwager van mij, hondse, onheil stichtende, huiveringwekkende (vrouw);
ὥς μ᾽ ὄφελ᾽ ἤματι τῷ ὅτε με πρῶτον τέκε μήτηρ
was het maar zo geweest, op die dag zodra mijn moeder me baarde,
οἴχεσθαι προφέρουσα κακὴ ἀνέμοιο θύελλα
dat een wrede windvlaag me weggevoerd had
εἰς ὄρος ἢ εἰς κῦμα πολυφλοίσβοιο θαλάσσης,
naar een berg of naar de golven van de luid klotsende zee,
ἔνθά με κῦμ᾽ ἀπόερσε πάρος τάδε ἔργα γενέσθαι.
waar een golf me weggerukt zou hebben, voordat al deze dingen gebeurden!
Αὐτὰρ ἐπεὶ τάδε γ᾽ ὧδε θεοὶ κακὰ τεκμήραντο,
Maar nu de goden deze rampen zo hebben beschikt,
ἀνδρὸς ἔπειτ᾽ ὤφελλον ἀμείνονος εἶναι ἄκοιτις,
zou ik wel van een betere man de vrouw willen zijn,
ὃς ᾔδη νέμεσίν τε καὶ αἴσχεα πόλλ᾽ ἀνθρώπων.
die begrip had voor de verontwaardiging en de vele verwijten van de mensen.
Τούτῳ δ᾽ οὔτ᾽ ἂρ νῦν φρένες ἔμπεδοι οὔτ᾽ ἄρ᾽ ὀπίσσω
Die man heeft geen gezond verstand en zal dat ook nooit
ἔσσονται· τὼ καί μιν ἐπαυρήσεσθαι ὀΐω.
krijgen. Daar zal hij nog plezier aan beleven, denk ik!
Ἀλλ᾽ ἄγε νῦν εἴσελθε καὶ ἕζεο τῷδ᾽ ἐπὶ δίφρῳ
Maar kom toch binnen en ga zitten op deze stoel,
δᾶερ, ἐπεί σε μάλιστα πόνος φρένας ἀμφιβέβηκεν
zwager, omdat deze ellende jou wel het meest ter harte gaat,
εἵνεκ᾽ ἐμεῖο κυνὸς καὶ Ἀλεξάνδρου ἕνεκ᾽ ἄτης,
veroorzaakt door mij, hondsvot (van een vrouw), en door de verblinding van Alexandros,
οἷσιν ἐπὶ Ζεὺς θῆκε κακὸν μόρον, ὡς καὶ ὀπίσσω
(ja, door ons beiden,) aan wie Zeus een slecht lot toebedeelde – zeker om later
ἀνθρώποισι πελώμεθ᾽ ἀοίδιμοι ἐσσομένοισι.
bezongen te worden door de mensen die na ons leven!”
Τὴν δ᾽ ἠμείβετ᾽ ἔπειτα μέγας κορυθαίολος Ἕκτωρ
Haar antwoordde toen de grote Hektor met de flonkerende helm:
μή με κάθιζ᾽ Ἑλένη φιλέουσά περ· οὐδέ με πείσεις·
„Biedt me geen stoel aan, Helena, al meen je het goed, Neen, dring niet aan.
ἤδη γάρ μοι θυμὸς ἐπέσσυται ὄφρ᾽ ἐπαμύνω
Ik verlang er al erg naar om hulp te bieden aan
Τρώεσσ᾽, οἳ μέγ᾽ ἐμεῖο ποθὴν ἀπεόντος ἔχουσιν.
de Trojanen, die een groot verlangen hebben naar mij, nu ik (bij hen) weg ben.
Ἀλλὰ σύ γ᾽ ὄρνυθι τοῦτον, ἐπειγέσθω δὲ καὶ αὐτός,
Spoor jij hém aan, en laat hij ook zelf haast maken,
ὥς κεν ἔμ᾽ ἔντοσθεν πόλιος καταμάρψῃ ἐόντα.
opdat hij mij inhaalt terwijl ik nog in de stad ben.
Καὶ γὰρ ἐγὼν οἶκον δὲ ἐλεύσομαι ὄφρα ἴδωμαι
Want ik ga (nu eerst) naar huis, om mijn huisgenoten te zien,
οἰκῆας ἄλοχόν τε φίλην καὶ νήπιον υἱόν.
mijn lieve vrouw en mijn jonge zoon.
Οὐ γὰρ οἶδ᾽ εἰ ἔτι σφιν ὑπότροπος ἵξομαι αὖτις,
Ik weet immers niet, of ik nog weer naar hen terug zal keren,
ἦ ἤδη μ᾽ ὑπὸ χερσὶ θεοὶ δαμόωσιν Ἀχαιῶν.
of dat de goden mij nu al zullen doen bezwijken onder de handen van de Grieken.”