Go to content Go to navigation Go to search

6a. De droom van Nausikaä · 6358 dagen geleden by Ad van den Ende

ὣς ὁ μὲν ἔνθα καθεῦδε πολύτλας δῖος Ὀδυσσεὺς
Zo lag hij daar, de zwaarbeproefde held Odysseus,
ὕπνῳ καὶ καμάτῳ ἀρημένος· αὐτὰρ Ἀθήνη
door slaap en vermoeidheid overmand. Maar Athene
βῆ ῥ᾽ ἐς Φαιήκων ἀνδρῶν δῆμόν τε πόλιν τε,
ging naar het volk en de stad van de Faiaken,
οἳ πρὶν μέν ποτ᾽ ἔναιον ἐν εὐρυχόρῳ Ὑπερείῃ,
die vroeger hadden gewoond in het weidse Hypereia,
ἀγχοῦ Κυκλώπων ἀνδρῶν ὑπερηνορεόντων,
dichtbij de Kyklopen, overmoedige mannen,
οἵ σφεας σινέσκοντο, βίηφι δὲ φέρτεροι ἦσαν.
die hen steeds kwaad deden, en in lichaamskracht beter waren.

ἔνθεν ἀναστήσας ἄγε Ναυσίθοος θεοειδής,
Daarvandaan deed de op een god gelijkende Nausithoös hen verhuizen,
εἷσεν δὲ Σχερίῃ, ἑκὰς ἀνδρῶν ἀλφηστάων,
en hij liet hen zich vestigen op Scheria, ver van brood etende mannen;
ἀμφὶ δὲ τεῖχος ἔλασσε πόλει, καὶ ἐδείματο οἴκους,
om de stad legde hij een muur aan, en hij bouwde huizen
καὶ νηοὺς ποίησε θεῶν, καὶ ἐδάσσατ᾽ ἀρούρας.
en tempels maakte hij voor de goden, en hij verdeelde het bouwland.
ἀλλ᾽ ὁ μὲν ἤδη κηρὶ δαμεὶς Ἄϊδόσδε βεβήκει,
Maar hij was reeds, door de dood bedwongen, naar (het huis van) Hades gegaan.
Ἀλκίνοος δὲ τότ᾽ ἦρχε, θεῶν ἄπο μήδεα εἰδώς.
Alkinoös heerste toen, die van de goden de gedachten goed kende.

τοῦ μὲν ἔβη πρὸς δῶμα θεά, γλαυκῶπις Ἀθήνη,
Naar diens huis ging de godin, de uilogige Athene,
νόστον Ὀδυσσῆι μεγαλήτορι μητιόωσα.
op de thuisreis van de fiere Odysseus bedacht.
βῆ δ᾽ ἴμεν ἐς θάλαμον πολυδαίδαλον, ᾧ ἔνι κούρη
Zij ging op weg naar de mooi versierde slaapkamer, waarin een meisje
κοιμᾶτ᾽ ἀθανάτῃσι φυὴν καὶ εἶδος ὁμοίη,
sliep, op godinnen in gestalte en uiterlijk gelijkend,
Ναυσικάα, θυγάτηρ μεγαλήτορος Ἀλκινόοιο,
Nausikaä, dochter van de fiere Alkinoös.
πὰρ δὲ δύ᾽ ἀμφίπολοι, Χαρίτων ἄπο κάλλος ἔχουσαι,
Bij (haar sliepen) twee dienaressen, van Gratiën de schoonheid bezittend,
σταθμοῖιν ἑκάτερθε· θύραι δ᾽ ἐπέκειντο φαειναί.
aan weerszijden van de deurposten; de deuren zaten op slot (met) schitterende (sloten).

ἡ δ᾽ ἀνέμου ὡς πνοιὴ ἐπέσσυτο δέμνια κούρης,
Als een zucht van de wind zweefde ze (Athene) naar het ledikant van het meisje,
στῆ δ᾽ ἄρ᾽ ὑπὲρ κεφαλῆς, καί μιν πρὸς μῦθον ἔειπεν,
ging bij het hoofdeinde staan, en sprak haar toe,
εἰδομένη κούρῃ ναυσικλειτοῖο Δύμαντος,
gelijkend op een dochter van de door schepen beroemde Dymas,
ἥ οἱ ὁμηλικίη μὲν ἔην, κεχάριστο δὲ θυμῷ.
die een leeftijdsgenote van haar was, zij was haar dierbaar in haar hart.
τῇ μιν ἐεισαμένη προσέφη γλαυκῶπις Ἀθήνη·
Na haar gestalte te hebben aangenomen sprak de uilogige Athene:

“Ναυσικάα, τί νύ σ᾽ ὧδε μεθήμονα γείνατο μήτηρ;
“Nausikaä, heeft je moeder jou als zo’n nalatige (dochter) ter wereld gebracht?
εἵματα μέν τοι κεῖται ἀκηδέα σιγαλόεντα,
Schitterende kleren liggen er onverzorgd bij.
σοὶ δὲ γάμος σχεδόν ἐστιν, ἵνα χρὴ καλὰ μὲν αὐτὴν
Je huwelijk is nabij, en daarbij is het nodig dat je zelf schone (kleren)
ἕννυσθαι, τὰ δὲ τοῖσι παρασχεῖν, οἵ κέ σ᾽ ἄγωνται.
aantrekt, en die ook verschaft aan degenen die je geleiden.
ἐκ γάρ τοι τούτων φάτις ἀνθρώπους ἀναβαίνει
Op grond daarvan verbreidt zich immers een goede naam onder de mensen,
ἐσθλή, χαίρουσιν δὲ πατὴρ καὶ πότνια μήτηρ.
en verheugen zich je vader en je eerbiedwaardige moeder.

ἀλλ᾽ ἴομεν πλυνέουσαι ἅμ᾽ ἠοῖ φαινομένηφι·
Laten we ze gaan wassen bij het verschijnen van de dageraad;
καί τοι ἐγὼ συνέριθος ἅμ᾽ ἕψομαι, ὄφρα τάχιστα
en ik zal als helpster met je meegaan, opdat je heel snel
ἐντύνεαι, ἐπεὶ οὔ τοι ἔτι δὴν παρθένος ἔσσεαι·
gereed komt. Niet lang meer zal je nog maagd zijn;
ἤδη γάρ σε μνῶνται ἀριστῆες κατὰ δῆμον
want ze staan al te trappelen om met je te trouwen, de voornaamsten uit het volk
πάντων Φαιήκων, ὅθι τοι γένος ἐστὶ καὶ αὐτῇ.
van alle Faiaken, (uit het volk) waar ook jij van afkomstig bent.

ἀλλ᾽ ἄγ᾽ ἐπότρυνον πατέρα κλυτὸν ἠῶθι πρὸ
Kom, verzoek je beroemde vader morgen vroeg
ἡμιόνους καὶ ἄμαξαν ἐφοπλίσαι, ἥ κεν ἄγῃσι
muilezels en een wagen in gereedheid te (laten) brengen, die zullen vervoeren
ζῶστρά τε καὶ πέπλους καὶ ῥήγεα σιγαλόεντα.
hemden en jurken en glanzende hoezen.
καὶ δὲ σοὶ ὧδ᾽ αὐτῇ πολὺ κάλλιον ἠὲ πόδεσσιν
En ook voor jou zelf is het zo veel beter dan te voet
ἔρχεσθαι· πολλὸν γὰρ ἀπὸ πλυνοί εἰσι πόληος.”
te gaan; de wasplaatsen zijn immers ver van de stad.”
ἡ μὲν ἄρ᾽ ὣς εἰποῦσ᾽ ἀπέβη γλαυκῶπις Ἀθήνη
Na zo gesproken te hebben vertrok ze, de uilogige Athene.

Volgende
Terug