Sint-Salvatorskerk Brugge · 6585 dagen geleden by Ad van den Ende
Brugge was van de 13de tot de 15de eeuw een belangrijke havenstad, en de residentie van de graven van Vlaanderen en van de hertogen van Bourgondië. Het groeide ook uit tot een belangrijk kunstcentrum. Aan de Sint-Salvatorskerk is gebouwd van de 13de tot de 16de eeuw. Het koorgestoelte bleef tamelijk goed in de oorspronkelijke toestand bewaard. Het koorgestoelte is waarschijnlijk ontstaan in de jaren 1440-1450. Het is gemaakt van eikehout.
In 1608 begon men zestien nieuwe koorstoelen te maken, in de stijl van de oude. Ze werden tegen de achterwand van het koordoksaal geplaatst. Ook later werden vernieuwingen aangebracht, met name in 1834. In de tijd van de Franse Revolutie hebben burgers waarschijnlijk het meubilair opgekocht om het te behouden. Op plaat 4 en 5 zien we Lucas (met os), schrijvend aan een draaibare lessenaar. Aan de overkant zit Marcus (met leeuw; plaat 18 en 19). Met de rechterhand schrijft hij in een boek dat op het hoofd van de leeuw lijkt te rusten. Met de linkerhand houdt hij een inktpot vast. Deze personen zijn goed uitgewerkt; de gewaden vertonen een zwierig plooienspel, de gezichten zijn ernstig.
De wangen zijn bekroond met liggende leeuwen. De bovenste zijn klein, bezig met het verslinden van een prooi. De onderste zijn groot; deze dateren waarschijnlijk uit de 17de eeuw. Aan de evangeliezijde zien we profeten, met een banderol of open boek als herkenningsteken. (plaat 11). Als tegenhanger zien we aan de epistelkant apostelfiguren (plaat 10). Hier zien we ook een aantal bevallige vrouwelijke heiligen, nl. Margareta, Dorothea, Barbara, Catharina en Magdalena. Ze lijken telkens twee aan twee met elkaar in dialoog te zijn.
De zittertjes vertonen een heel eigen karakter. Bij de zittertjes vormt de driehoeksvorm a.h.w. een baldakijn voor de figuren. De bloementrossen en het blad- en rankwerk dateren waarschijnlijk van de 17de tot de 20ste eeuw. Het valt op dat er hier veel voorstellingen zijn van kinderen. Op plaat 12 zien we een jonge vrouw, die bezorgd naar een kind kijkt dat leert lopen met behulp van een plankje op wieltjes.
Op plaat 6 knielt een jongen met een boek in de hand voor een leraar, die hem streng aankijkt, en hem mogelijk ook aan de oren trekt. Achter hem kijkt een andere leerling nog snel even zijn les door. Op een ander zittertje heeft een jongen in lang gewaad waarschijnlijk een schotel voedsel aan een oudere man met baard gegeven.
Twee zittertjes hangen waarschijnlijk nauw met elkaar samen. Op het ene zien we een jonge man, die voor een oudere man staat. Roept hij diens voorspraak in? Op het andere zien we weer een jonge man; nu knielt hij voor twee personen (plaat 7). Treedt de oude man nu op ten gunste van de knielende jongen? Op plaat 15 zien we de baardige oude man opnieuw, met links van hem opnieuw de jonge man, aan een eenvoudige maaltijd. Mogelijk werd hier een doorlopend verhaal afgebeeld.
In een tweede reeks zittertjes zien we mensen aan het werk: een geleerde in wijde mantel zit voor zijn boekenkast te schrijven op een banderol. Verderop is een leiendekker aan het werk, staande op een ladder. Een man in korte tuniek plukt druiven en leg ze voorzichtig in een mand. Hij heeft zijn drinkbus aan een tak gehangen. Ook reizigers werden afgebeeld.
Op plaat 9 zien we een bootsman, die zijn bootje naar de oever roeit waar een passagier staat te wachten en hem wenkt. Op plaat 3 zien we mogelijk een pelgrim, gekleed in korte tuniek, op weg naar een kasteel of een versterkte stad. Hij heeft een stok over zijn schouder en een drinkbus in zijn linkerhand.
Op enkele zittertjes wordt een voorstelling uitgebeeld met een moraliserende strekking. Op plaat 16 leegt een naakte duivel, compleet met bokkepoten, een buidel geld in een kist. Een edele heer in een lange mantel staat lachend toe te kijken, en controleert de hoeveelheid. Wordt hier misschien de hebzucht uitgebeeld? De duivel zien we ook op het zittertje waar een man zijn vrouw naar een oven (de hel) rijdt. Een grijnzende duivel kijkt uit het raam.
Op plaat 13 rijdt een man fier op een paard door een bos, op valkenjacht. Het bos is schematisch voorgesteld, m.b.v. sterk gestileerde bomen. De jager draag een korte mantel met wijde mouwen, en lange sporen aan zijn voeten. Het spreekwoord ‘Elk trekt naar zijn kant’ wordt uitgebeeld op het zittertje waar twee mannen in onderkleren aan een stok trekken. Ook in Hoogstraten en in Rouen vinden we deze voorstelling.
Da afbeelding van een mannenhoofd, met neergeslagen ogen en nauwsluitende kap, en bladeren als vlammen uit zijn mond, is waarschijnlijk van oosterse oorsprong, en heeft een versierende betekenis. Plaat 8 laat een liggende centaur zien, het enige fabelwezen op deze koorbanken. Hij draagt een zwaard en een schild. Hij verpersoonlijkt ongebreidelde kracht en wilde passie, en is als zodanig een symbool van de duivel.