Op weg naar Kumbo · 6588 dagen geleden by Ad van den Ende
In het eerste dorp dat we die dag tegen kwamen, een uur steil afdalen later, sloeg Egbert uitgehongerd aan het grazen, tegenover de drankwinkel, terwijl wij daar met een twintigtal mannen ontspannen bier zaten te drinken. Ontelbaar veel bijna-naakte kleine kinderen waren aan het stoeien en zingen en dansen in de schaduw van de lege marktstalletjes. Een paar hadden door wormen opgezwollen buiken; de rest zag er stralend gezond uit. Hier was het heel warm en heel weelderig.
Op de hellingen om ons heen hielp een groot aantal oudere kinderen hun moeders en grootmoeders met hun zware werk op de akelig steile veldjes.
De plaatselijke bevolking noemde het Ocu meer “Mawes meer” en was geweldig trots op het “toeristenhuis”. Een zwierige jonge man, met een “kantoorbaan” in Douala en nu thuis op vacantie, voorspelde dat er veel, heel veel mensen Ocu zouden bezoeken wanneer men (Groot Brittannië) de openbare middelen voor de nieuwe Bamenda rondweg ter beschikking zou stellen.
We gingen verder heuvelafwaarts, kwamen door een smal, onwaarschijnlijk mooi groen dal en klommen daarna weer omhoog, langs de helling van een bosrijke berg naar een dicht bevolkte bergrug. Nadat we op een echt berijdbaar wagenspoor waren uitgekomen kwamen we door het langgerekte dorp (of stadje) Jakiri. Het was 4.30 uur in de middag, en toen de lucht plotseling betrok stelde ik voor onderdak te zoeken. Maar Rachel wees er op dat Egbert eens goed moest kunnen grazen, en niet – zoals de avond daarvoor – genoeg had aan een krenterig beetje gras dat de plaatselijke geiten hadden laten staan.
Midden in het dorp stond een groot, met riet bedekt lemen gebouw met zorgvuldig uitgesneden antieke deurposten, die gestileerde naakte mannen en apen uitbeeldden. Toen ik stopte om er naar te kijken voelde ik een ongebruikelijk vijandige houding van drie oudere mannen, die daar zaten op stoelen die al even zorgvuldig waren uitgesneden – kennelijk de dienaren van het opperhoofd, aan wie versierde deurposten en uitgesneden stoelen traditioneel zijn voorbehouden. Zij beantwoordden mijn groet on-Kameroenees koel; ik liep snel verder.
Kort daarop kwam een geweldige bier-vrachtwagen langzaam met horten en stoten achter ons aan; de lading maakte een hels lawaai. Omdat er ruimte was om Egbert opzij van de weg te leiden hield hij zich koest. Maar verder op, in de bergen, kon er wel eens geen manouvreerruimte zijn. Omdat we ons realiseerden dat dit smalle, door erosie gespleten spoor in feite de hoofdweg was naar de belangrijke stad Kumbo, volgden we een zwaarbepakt meisje omhoog langs een steile “binnendoor-weg” over een gecultiveerde bergrug.