Prehistorie: door de tijd-gewijde plaatsen · 5454 dagen geleden by Ad van den Ende
In de 19e eeuw begon men bewerkte stenen en bewerkte botten te verzamelen, en ging men een verklaring zoeken. De verklaring van de grote botten zocht men aanvankelijk in de reuzen, die vóór de zondvloed geleefd zouden hebben.
Stenen speerpunt (ca 100.000 vC; Musée de l’homme, Parijs)
In 1847 verscheen Antiquités Celtiques et Antédiluviennes van de hand van Boucher de Crèvecoeur de Perthes. Dit veroorzaakte geen gelach meer, maar shockeerde wel omdat het een originele interpretatie gaf van de menselijke geschiedenis, en dus van Genesis.
Men begon te beseffen dat het niet juist was te denken dat de Zondvloed een einde had gemaakt aan het bestaan van een eerste mensenras, en dat ook alle vondsten niet aan de Kelten toegeschreven konden worden.
Darwin toonde aan dat er een evolutie had plaats gevonden, ook voor de mens. Dat hield in dat de geschiedenis van de mens zich over een zeer lang tijdperk uitstrekte.
Ivoren hoofd uit La Grotte du Pape: Venus van Brassempouy (ca 23.000 vC)
In 1884 publiceerden Edouard Lartet en Henry Christy een artikel dat uitsluitend op Franse vondsten was gebaseerd. Hierin beschreven zij uitgesneden en gegraveerde dierfiguurtjes. Het begon duidelijk te worden dat er vóór het tijdperk van de geschreven geschiedenis een zeer lange periode geweest was waarin de homo artifex allerlei voorwerpen maakte. Uit die voorwerpen bleek dat de mens in die tijd al over zeer grote vaardigheden beschikte.
Boucher de Perthes vroeg zich terecht af: ‘Bewijst deze ruwe bijl niet even goed het bestaan van een menselijk wezen als de Minerva van Phidias en de Venus van Praxiteles doen?’ De bijl was niet alleen mooi, maar ook functioneel.
In het Jong-Paleolithicum lieten de mensen al zoveel sporen van hun know-how en ideeën na dat zij voor ons geen volledig onbekenden meer zijn.
Harpoenen, priem en naald (15.000 – 8.000 vC)
Een zekere continuïteit wat betreft plaats
Rond 1850 ontstond er een enorme verzameling bewerkte stenen en ingegrifte beenderen, opgegraven in een grote boog van Engeland via het gebied rond de Seine naar het Maasdal. Men vond nederzettingen die door hun werktuigen gekarakteriseerd werden. Men vond plaatsen waar eeuwen lang mensen gewoond hebben, zoals Pincevent, Arcy-sur-Cure, Fontaine-Salées en de ‘heilige heuvel’ Vezelay. Vondsten in het zuiden en in Spanje wezen op een Frans-Cantabrische zone, met daarin zeer belangrijke grotschilderingen. Men kwam slechts langzaam tot het besef dat de gevonden afbeeldingen van herten en runderen authentiek waren. Het duurde ook lang voor men er data aan durfde toe te kennen: 25.000 vC op zijn vroegst, 15.000 – 12.000 vC op zijn laatst.
In 1940 vond men bij toeval de grot van Lascaux in de Dordogne. Deze droeg er toe bij de prehistorie in tijdperken in te delen.
Een stier en een rode koe, gevolgd door haar kalf. Lascaux (Dordogne; ca 17.000 vC))
De perioden werden ingedeeld naar vindplaatsen in Frankrijk:
• Aurignac: 30.000 tot 25.000 vC
• Solutré: 20.000 tot ca 16.000 vC
• La Madeleine: 15.000-12.000 tot 10.000-8.000 vC
Van de vierhonderd bekende locaties van het ‘Magdalenian’ zijn er meer dan driehonderd in het gebied bij de Spaanse grens gevonden. Dat wijst er op dat dit gebied frequent bewoond werd. Kennelijk heerste hier een mild klimaat en kon men zich gemakkelijk over rivieren en door rivierdalen verplaatsen. Op veel plaatsen vond men overblijfselen van de Cro-Magnon-mens (genoemd naar de Cro-Magon-grot bij Les Eyzies in de Dordogne). Er werden ook afbeeldingen van mensen en dieren gevonden, gekerfd of uitgesneden op zeepsteen en ivoor. Vaak hebben deze een hoge artistieke kwaliteit, zoals de Lespugue Venus. De wonderlijk mooie afbeeldingen van dieren in grotten bereikten hun hoogtepunt in de ‘Midden Magdalenian’ periode (14.000 – 12.000 vC).
Rond 10.000 vC begonnen de gletsjers weer toe te nemen. Dit had een verandering in de dierenpopulatie tot gevolg, en een migratie van mensen. Hele groepen stierven uit.