Jozef maakt zich bekend · 5367 dagen geleden by Ad van den Ende
Genesis 45 (1-9 + 24-28) + 46 (1-7)
1 Καὶ οὐκ ἠδύνατο Ιωσηφ ἀνέχεσθαι
En niet kon Jozef verdragen
πάντων τῶν παρεστηκότων αὐτῷ,
allen die om hem stonden,
ἀλλ᾽ εἶπεν Ἐξαποστείλατε πάντας ἀπ᾽ ἐμοῦ.
maar hij zei: ‘Stuur allen van me vandaan’,
καὶ οὐ παρειστήκει οὐδεὶς ἔτι τῷ Ιωσηφ,
en niemand stond nog bij Jozef
ἡνίκα ἀνεγνωρίζετο τοῖς ἀδελφοῖς αὐτοῦ.
toen hij zich bekend maakte aan zijn broers,
2 καὶ ἀφῆκεν φωνὴν μετὰ κλαυθμοῦ·
En hij bracht geluid uit onder geween;
ἤκουσαν δὲ πάντες οἱ Αἰγύπτιοι,
dat hoorden alle Egyptenaren,
καὶ ἀκουστὸν ἐγένετο εἰς τὸν οἶκον Φαραω.
en gehoord werd het in het huis van Farao.
3 εἶπεν δὲ Ιωσηφ πρὸς τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ
Jozef zei tegen zijn broers:
Ἐγώ εἰμι Ιωσηφ·
‘Ik ben Jozef;
ἔτι ὁ πατήρ μου ζῇ;
leeft mijn vader nog?’
καὶ οὐκ ἐδύναντο οἱ ἀδελφοὶ ἀποκριθῆναι αὐτῷ·
en niet konden zijn broers hem antwoorden;
ἐταράχθησαν γάρ.
want ze werden in verwarring gebracht.
4 εἶπεν δὲ Ιωσηφ πρὸς τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ
Maar Jozef zei tegen zijn broers:
Ἐγγίσατε πρός με. καὶ ἤγγισαν.
‘Kom nader tot me!’, en ze kwamen naderbij.
καὶ εἶπεν Ἐγώ εἰμι Ιωσηφ ὁ ἀδελφὸς ὑμῶν,
En hij zei: ‘Ik ben Jozef, uw broer,
ὃν ἀπέδοσθε εἰς Αἴγυπτον.
die jullie hebben verkocht naar Egypte.
5 νῦν οὖν μὴ λυπεῖσθε
Wees nu dus niet verdrietig,
μηδὲ σκληρὸν ὑμῖν φανήτω
en laat geen bittere (gedachte) bij je opkomen
ὅτι ἀπέδοσθέ με ὧδε·
omdat jullie mij hierheen verkocht hebben.
εἰς γὰρ ζωὴν ἀπέστειλέν με ὁ θεὸς ἔμπροσθεν ὑμῶν·
want voor het leven heeft de god me voor jullie uit gezonden;
6 τοῦτο γὰρ δεύτερον ἔτος
Want dit is het tweede jaar
λιμὸς ἐπὶ τῆς γῆς,
dat er hongersnood is in het land,
καὶ ἔτι λοιπὰ πέντε ἔτη,
en er zijn nog vijf jaar over
ἐν οἷς οὐκ ἔσται ἀροτρίασις οὐδὲ ἄμητος·
waarin er geen ploegen en geen oogsten zal zijn.
7 ἀπέστειλεν γάρ με ὁ θεὸς ἔμπροσθεν ὑμῶν,
Want de god zond me voor jullie uit,
ὑπολείπεσθαι ὑμῶν κατάλειμμα ἐπὶ τῆς γῆς
om een rest van jullie in leven te houden op aarde
καὶ ἐκθρέψαι ὑμῶν κατάλειψιν μεγάλην.
en om groot te brengen een grote rest van jullie.
8 νῦν οὖν οὐχ ὑμεῖς με ἀπεστάλκατε ὧδε,
Dus niet jullie hebben mij hierheen gezonden
ἀλλ᾽ ἢ ὁ θεός,
maar niemand anders dan de god.
καὶ ἐποίησέν με ὡς πατέρα Φαραω
En hij maakte mij als een vader voor de farao
καὶ κύριον παντὸς τοῦ οἴκου αὐτοῦ
en een heer van heel zijn huis
καὶ ἄρχοντα πάσης γῆς Αἰγύπτου.
en een heerser van heel het land Egypte.
9 σπεύσαντες οὖν ἀνάβητε πρὸς τὸν πατέρα μου
Ga dus met spoed naar mijn vader
καὶ εἴπατε αὐτῷ
en zeg hem:
Τάδε λέγει ὁ υἱός σου Ιωσηφ
‘Dit zegt uw zoon Jozef.
Ἐποίησέν με ὁ θεὸς κύριον πάσης γῆς Αἰγύπτου·
De god maakte mij tot heer van heel het land Egypte;
κατάβηθι οὖν πρός με καὶ μὴ μείνῃς·
daal dus af naar mij en wacht niet.’
24 ἐξαπέστειλεν δὲ τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ,
Hij liet zijn broers vertrekken,
καὶ ἐπορεύθησαν·
en ze gingen op weg.
καὶ εἶπεν αὐτοῖς Μὴ ὀργίζεσθε ἐν τῇ ὁδῷ.
En hij zei hun: ‘Maak geen ruzie onderweg.’
25 Καὶ ἀνέβησαν ἐξ Αἰγύπτου
En ze gingen omhoog uit Egypte,
καὶ ἦλθον εἰς γῆν Χανααν
en kwamen in het land Kanaän
πρὸς Ιακωβ τὸν πατέρα αὐτῶν
bij Jacob hun vader.
26 καὶ ἀνήγγειλαν αὐτῷ λέγοντες
En ze berichtten hem (alles), zeggend:
ὅτι Ὁ υἱός σου Ιωσηφ ζῇ,
‘Uw zoon Jozef leeft,
καὶ αὐτὸς ἄρχει πάσης γῆς Αἰγύπτου.
en hij heerst over heel het land Egypte.’
καὶ ἐξέστη ἡ διάνοια Ιακωβ·
En Jacob raakte buiten zinnen;
οὐ γὰρ ἐπίστευσεν αὐτοῖς.
want hij geloofde hen niet.
27 ἐλάλησαν δὲ αὐτῷ πάντα
Maar ze vertelden hem alles
τὰ ῥηθέντα ὑπὸ Ιωσηφ,
wat gesproken was door Jozef,
ὅσα εἶπεν αὐτοῖς.
alwat hij hen gezegd had.
ἰδὼν δὲ τὰς ἁμάξας, ἃς ἀπέστειλεν Ιωσηφ
En toen hij de wagens zag die Jozef gestuurd had
ὥστε ἀναλαβεῖν αὐτόν,
om hem op te halen,
ἀνεζωπύρησεν τὸ πνεῦμα Ιακωβ τοῦ πατρὸς αὐτῶν.
herleefde de geest van Jacob, hun vader.
28 εἶπεν δὲ Ισραηλ
Israël sprak:
Μέγα μοί ἐστιν,
‘Iets groots betekent het voor mij
εἰ ἔτι Ιωσηφ ὁ υἱός μου ζῇ·
als Jozef, mijn zoon, nog leeft.
πορευθεὶς ὄψομαι αὐτὸν
Als ik gegaan ben zal ik hem zien
πρὸ τοῦ ἀποθανεῖν με.
vóór ik zal sterven.’