16 ODYSSEUS BIJ DE FAIAKEN · 6358 dagen geleden by Ad van den Ende
16A Nausikaä
De godin Athena bekommert zich om de terugkeer van Odysseus.
Ze gaat daarom naar de slaapkamer van Nausikaä;
het meisje slaapt, en in haar slaap zegt de godin tegen haar:
‘Nausikaä, waarom slaap je nog?
Het is nu noodzakelijk om de kleren te wassen;
Want je wordt al volwassen en de dag van je huwelijk is nabij;
dan moeten de kleren schoon zijn.’
De volgende dag verwondert Nausikaä zich over de droom.
Ze gaat echter meteen naar haar vader en zegt:
‘Lieve paps, ik ben van plan de kleren in de rivier te (gaan) wassen;
want mijn broers willen altijd maar schone kleren hebben.
Ik wil daarom met de dienaressen naar de rivier gaan.
Is het je mogelijk om voor een wagen te zorgen?’
Met deze woorden overreedt Nausikaä haar vader.
Uit schaamte zegt ze niets over het huwelijk!
Alkinoös beveelt dus de wagen gereed te maken.
Nausikaä rijdt zelf op de wagen met de kleren
naar de rivier; maar de andere meisjes gaan te voet.
Daar ligt Odysseus in het struikgewas te slapen.
16B Odysseus en Nausikaä
Odysseus springt uit het struikgewas op, als een leeuw.
Voor de meisjes lijkt hij zeer vreesaanjagend te zijn;
want hij is naakt en verweerd door het zeewater.
De meisjes vluchten naar de zee,
alleen Nausikaä wil niet vluchten, maar zij blijft (waar ze is).
Odysseus zegt van op een afstand tegen haar:
‘Ik smeek u, meesteres, bent u een godin of een mens? Want als
u een godin bent lijkt u mij het meest gelijk te zijn aan Artemis;
als je een mens bent zijn je vader
en je moeder en je broers heel gelukkig. Maar ik ben heel ongelukkig;
want het is mijn lot altijd vele ongelukken te krijgen
op zee en op het land. Maar heb medelijden, meesteres!
Ik smeek u (de naam van) de stad mee te delen en mij kleren te geven.
Als dank hiervoor zullen de goden u mooie geschenken geven:
een echtgenoot en een huis en geluk.’
Zo smeekt Odysseus Nausikaä.
16C Nausikaä helpt Odysseus
Nausikaä antwoordt Odysseus:
‘Vreemdeling, wij zijn Faiaken. Ik ben een kind van Alkinoös,
de heer van de Faiaken. Ik ben bereid u te helpen.
Dienaressen, waarom zijn jullie zo laf? Vlucht niet meer,
Maar kom hier naar toe; want wij moeten de vreemdeling verzorgen.
Weest dus bereid hem te helpen. Maar kom aan, vriendinnen, geef hem
spijs en wijn en wast hem in de rivier.’
Maar Odysseus zegt tegen de meisjes:
‘Blijf daar, dienaressen; want ik zal mijzelf wassen;
want ik vind het gênant om naakt te zijn in tegenwoordigheid van zo jonge meisjes!’
Daarna wast Odysseus de zoutkorst af en
smeert zich in met olijfolie. De godin Athena geeft hem veel charme.
Daarna gaat Odysseus dicht bij de zee zitten,
schitterend als een ster. Nausikaä kijkt naar hem
en zij bewondert de mooie vreemdeling zeer.