Mercurius, Herse en Aglauros (fragment) · 5504 dagen geleden by Ad van den Ende
Mercurius vliegt naar Athene en wordt verliefd op de koningsdochter Herse. Zijn liefde wordt gedwarsboomd door Herse’s zus Aglauros.
Pars secreta domus ebore et testudine cultos
De gescheiden afdeling van het huis had drie met ivoor en schildpad versierde
tres habuit thalamos, quorum tu, Pandrose, dextrum,
slaapkamers, waarvan jij, Pandrosos, de rechter-,
Aglauros laevum, medium possederat Herse.
Aglauros de linker en Herse de middelste had.
quae tenuit laevum, venientem prima notavit
Zij die de de linker kamer had merkte als eerste
Mercurium nomenque dei scitarier ausa est
de binnen komende Mercurius op en had de moed de naam van de god te vragen
et causam adventus; cui sic respondit Atlantis
en de reden van zijn komst; haar antwoordde aldus de nakomeling van Atlas
Pleionesque nepos: ‘ego sum, qui iussa per auras
en Pleionè: ‘Ik ben de man die door het luchtruim
verba patris porto; pater est mihi Iuppiter ipse.
de boodschappen van mijn vader breng; mijn vader is Jupiter zelf,
nec fingam causas, tu tantum fida sorori
en ik zal geen redenen verzinnen, ik hoop alleen dat jij aan je zus trouw
esse velis prolisque meae matertera dici:
wilt zijn en van mijn kinderen de tante genoemd wilt worden.
Herse causa viae; faveas oramus amanti.’
Herse is de reden van mijn reis; ik bid je dat je haar minnaar terwille wilt zijn.’
adspicit hunc oculis isdem, quibus abdita nuper
Aglauros zag hem aan met dezelfde ogen die onlangs de verborgen
viderat Aglauros flavae secreta Minervae,
geheimen van de blonde Minerva hadden gezien,
proque ministerio magni sibi ponderis aurum
en voor haar bemiddeling eist ze voor zich een groot gewicht goud;
postulat: interea tectis excedere cogit.
intussen dwingt zij hem het paleis te verlaten.
Minerva helpt Mercurius door Vrouwe Jalouzie op Aglauros af te sturen.
Vertit ad hanc torvi dea bellica luminis orbem
Op haar richtte de oorlogsgodin de ronding van haar grimmige oog
et tanto penitus traxit suspiria motu,
en ze haalde diep adem, met zó‘n beweging
ut pariter pectus positamque in pectore forti
dat ze evenzeer haar borst als haar op haar sterke borst geplaatste
aegida concuteret:
borstschild deed trillen;
subit, hanc arcana profana
de gedachte komt (bij Minerva) op dat zij die haar geheim schandelijk
detexisse manu, tum cum sine matre creatam
met haar hand had ontdekt op dat moment toen zij het zonder moeder verwekte
Lemnicolae stirpem contra data foedera vidit,
kind van Lemnus’ bewoner in strijd met de opgelegde bepalingen gzien had,
et gratamque deo fore iam gratamque sorori
én nu in een goed blaadje zou komen bij de god én bij haar zus
et ditem sumpto, quod avara poposcerat, auro.
én rijk zou worden door het goud aan te nemen dat zij zo hebzuchtig geëist had.
protinus Invidiae nigro squalentia tabo
Meteen gaat ze naar het huis van Jaloezie dat stijf staat van zwart slijm;
tecta petit: domus est imis in vallibus huius
Het huis van haar ligt diep in een dal,
abdita, sole carens, non ulli pervia vento,
verborgen, uit de zon, voor geen enkele wind toegankelijk,
tristis et ignavi plenissima frigoris et quae
somber en zeer vol van verstijvende kou en van die aard dat
igne vacet semper, caligine semper abundet.
het vrij is van vuur en altijd een overvloed heeft aan duisternis.
huc ubi pervenit belli metuenda virago,
Zodra ze hier aangekomen was, de geduchte krijgsvrouw,
constitit ante domum (neque enim succedere tectis
bleef ze voor het huis staan (het huis binnen gaan houdt ze immers niet
fas habet) et postes extrema cuspide pulsat.
voor passend) en herhaaldelijk slaat ze met de uiterste punt van haar speer op de deur.
concussae patuere fores. videt intus edentem
Door het gebonk ging de deur open. Ze ziet Jaloezie binnen, vretend
vipereas carnes, vitiorum alimenta suorum,
aan slangenvlees, voedsel voor haar ondeugden,
Invidiam visaque oculos avertit; at illa
en toen ze haar gezien had wendde ze de ogen af; maar zij (Jaloezie)
surgit humo pigre semesarumque relinquit
rijst traag van de grond op en laat de half opgegeten slangenlijven liggen
corpora serpentum passuque incedit inerti.
en loopt met trage tred.
utque deam vidit formaque armisque decoram,
En zodra ze de godin zag, mooi van gestalte en wapenen,
ingemuit vultumque ima ad suspiria duxit.
begon ze te zuchten en vertrok ze haar gezicht in een zeer diep gekreun.
pallor in ore sedet, macies in corpore toto.
Bleekheid is op haar gezicht, schraalheid in heel haar lichaam.
nusquam recta acies, livent robigine dentes,
Nergens heen is haar blik recht, door cariës grauw zijn haar tanden,
pectora felle virent, lingua est suffusa veneno;
haar hart is door gal groen, haar tong is doordrenkt van gif;
risus abest, nisi quem visi movere dolores;
gelach is er niet, behalve om hem dien smarten zichtbaar hebben getroffen;
nec fruitur somno, vigilantibus excita curis,
ze geniet ook niet van slaap, verschrikt door nooit met rust latende zorgen,
sed videt ingratos intabescitque videndo
maar ziet zij haar onwelkome successen van mensen en kwijnt zij weg bij dat zien
successus hominum carpitque et carpitur una
dan proeft ze die en wordt beproefd tegelijk,
suppliciumque suum est. quamvis tamen oderat illam,
ze is haar eigen straf. Hoewel Tritonia (Minerva) haar haatte,
talibus adfata est breviter Tritonia dictis:
toch sprak ze haar toe, kort, met de volgende woorden:
‘infice tabe tua natarum Cecropis unam:
‘Besmet met je etter een van de dochters van Cecrops:
sic opus est. Aglauros ea est.’ haud plura locuta
dat staat je te doen. Zij is Aglauros.’ Zonder meer te zeggen
fugit et inpressa tellurem reppulit hasta.
vluchtte ze weg en steunend op haar lans kwam ze van de grond omhoog.