Nachtelijke paniek · 5516 dagen geleden by Ad van den Ende
14 Vix consideramus,
Nauwelijks gaan we zitten,
et nox
of (het wordt) nacht
— non qualis illunis
-niet als een zonder maneschijn
aut nubila,
of bewolkt,
sed qualis in locis clausis
maar zoals in een afgesloten ruimte
lumine exstincto.
met het licht uit.
Audires ululatus feminarum,
Je had het gegil kunnen horen van vrouwen,
infantum quiritatus,
het gekrijs van kinderen,
clamores virorum;
de kreten van mannen;
alii parentes
sommigen probeerden met hun stem hun ouders,
alii liberos
anderen hun kinderen,
alii coniuges vocibus requirebant,
anderen hun echtgenoot te roepen,
vocibus noscitabant;
of met hun stem te herkennen;
hi suum casum,
sommigen bejammerden hun eigen lot,
illi suorum miserabantur;
anderen dat van hun familieleden;
erant qui metu mortis
er waren er die, vol angst voor de dood,
mortem precarentur;
om de dood smeekten;
15 multi ad deos manus tollere,
velen hieven hun handen op naar de goden,
plures nusquam iam deos ullos
de meesten verklaarden dat er nergens meer goden (bestonden),
aeternamque illam et novissimam noctem
dat dit een eeuwige en laatste nacht
mundo interpretabantur.
voor de wereld (was).
Nec defuerunt qui
En er ontbraken geen mensen die
fictis mentitisque terroribus
met verzonnen en valse verschrikkingen
vera pericula augerent.
de echte gevaren aandikten.
Aderant qui Miseni
Er waren mensen die vertelden dat in Misenum
illud ruisse
dit (gebouw) ingestort was,
illud ardere
en dat (gebouw) in brand stond;
falso sed credentibus nuntiabant.
niet naar waarheid, maar voor gewillige oren.
16 Paulum reluxit,
Het werd een beetje licht,
quod non dies nobis,
wat ons niet het daglicht
sed adventantis ignis indicium videbatur.
maar een aanwijzing van naderend vuur bleek.
Et ignis quidem longius substitit;
En het vuur hield wel vrij ver weg halt ;
tenebrae rursus cinis rursus,
opnieuw duisternis, opnieuw as,
multus et gravis.
veel en zwaar.
Hunc identidem
Dit schudden we, doordat we steeds weer,
assurgentes excutiebamus;
opstonden, van ons af;
operti alioqui
anders zouden we (door de as) overdekt,
atque etiam
en zelfs
oblisi pondere essemus.
onder het gewicht doodgedrukt zijn.
17 Possem gloriari
Ik zou me er op kunnen beroemen
non gemitum mihi,
dat geen klacht,
non vocem parum fortem
geen weinig dapper woord
in tantis periculis excidisse,
in zulke gevaren mij is ontvallen,
nisi me cum omnibus,
als ik niet (het feit dat) ik met alles,
omnia mecum perire misero,
alles met mij te gronde ging als een wel armzalige,
magno tamen mortalitatis solacio credidissem.
maar toch grote troost voor onze sterfelijkheid had opgevat.