Go to content Go to navigation Go to search

Mbouda, 11 mei 1971 · 5912 dagen geleden by Ad van den Ende

Beste Theo, De vorige keer heb ik je achtergelaten op het tournooiveld van Béchar, tussen schietende en dansende Berbers. Op een gegeven ogenblik gingen ze zelfs het schieten en dansen combineren: ze stelden zich, twee aan twee, in een lange rij op, het geweer boven hun hoofd, en zo dansten ze langs de kanten van het veld. Voorop ging iemand die blijkbaar de leider van de groep was. Hij reed in het hoogste teken van zijn waardigheid: een Renault 4! In een grote boog reed hij tenslotte naar het midden van het veld. Daar dansten ze allemaal om de auto heen, en ineens schoten ze allemaal tegelijk hun geweer af. Horen en zien verging je! In Béchar ben ik ook naar de barbier geweest. Ik had een baard van een paar dagen, en het leek me het best die er door een expert te laten afhalen. Ik heb het geweten! Om te beginnen vond hij het niet nodig om warm water te gebruiken. Als je weet dat ik een baard van een halve dag al niet met goed fatsoen met warm water er af krijg, dan begrijp je het wel. Hij heeft drie messen op me bot geschoren! Toen nog een jodiumbehandeling na, en ik was weer het heertje! Ze waren daar wel vriendelijk, dat wel. Iedereen, die binnen kwam, gaf iedereen een hand, ook als je vreemd voor hem was. Dat was verder in andere plaatsen, als je bijvoorbeeld een winkel binnen kwam, ook zo. Het leek me daarbij dat negers, Toearegs en de nakomelingen van de Fransen goed met elkaar op kunnen schieten. Je merkte weinig van rassen-tegenstellingen. Ook tegenover vreemdelingen waren ze heel voorkomend.

In Béchar hebben we ook geprobeerd benzinebonnen te krijgen. Dat is een verhaal op zich! Die bonnen zijn speciaal voor toeristen; daarmee krijg je wel dertig procent korting. Omdat we zoveel bezine gebruikten was dat wel de moeite waard. Maar om die bonnen te krijgen had je eerst een grensverzekering nodig. En we waren bij zo’n onmogelijk klein plaatsje de grens gepasseerd, dat de douane daar niet in staat was ons een grensverzekering te geven. Hij verwees ons naar de douane in Béchar. Maar dat was zo’n belangrijke douanepost – centraal voor heel het land en zo – dat ze ons ook geen grensverzekering konden geven! We moesten het maar bij “Akim” proberen. Akim was een particulier verzekeringsbedrijfje, bestaande uit een directeur en een secretaris. De directeur had niets te doen, de secretaris had het razend druk. Dus braaf gewacht eerst. Toen we eindelijk aan de beurt waren, bleek dat Akim niet in grensverzekeringen deed! Het speet ze geweldig. Toen maar weer terug naar de douane, om te informeren waar dan wél een grensverzekering te krijgen was. De commissaris keek ons eens aan, pakte de telefoon en belde Akim op. Met als verbluffend resultaat dat Akim nu wél in grensverzekeringen bleek te doen!

De secretaris van Akim keek wat zuur toon we weer voor hem opdoken, gaf ons een verzekering voor drie dagen, en daarmee gingen we enthousiast naar de bank om onze bonnen in ontvangst te nemen. Daar bleek dat je bonnen kreeg per dag datje verzekerd was. Voor drie dagen kreeg je bonnen voor 60 liter, en we hadden wel voor 500 liter nodig. Dus gingen we terug naar Akim, kregen met veel moeite onze verzekering verlengd, en toen we daarna terug kwamen bij de bank… was de bank gesloten. Hij was net vijf minuten dicht. Op zo’n moment heb je wel zin een paar flinke Vergiel-termen te gebruiken!

Maar dat helpt ook niet veel. Dus besloten we om maar gelijk door te rijden naar Adrar, een plaats die zo’n zeshonderd kilometer verder ligt. Daar was ook een Nationale Bank, dus daar zouden we ook wel benzinebonnen kunnen krijgen. De weg was goed geasfalteerd. We kwamen onderweg geen plaats tegen, en maar twee of drie auto’s, dus dan kun je wel opschieten. ’s Middags vijf uur –tweede Paasdag – reden we uit Béchar weg en ‘s nachts drie uur kwamen we bij Adrar aan. We zochten een goed plaatsje langs de stadsmuur, en doken de hangmat in. We werden de volgende morgen gewekt door een stralende zon, en door een jongetje dat zingend op een ezeltje naar de stad reed. We stonden blijkbaar op een belangrijke toegangsweg naar de stad want er kwamen regelmatig mensen langs, soms op een ezeltje, meestal te voet. Dichtbij lag een kameel ons slaperig aan te staren. Toen we uit de auto stapten deden we een minder prettige ontdekking: een lekke band. Voor we daaraan begonnen ben ik eerst naar de stad gegaan om geld te wisselen en de benzinebonnen te halen. Dat eerste ging wel, maar voor dat laatste moesten we in Béchar zijn! Alleen bij de grootste banken van het land hadden ze benzinebonnen, en daar hoorden die van Adrar niet bij. Tot troost vertelde de bankbediende dat zij ze volgend jaar wel zouden hebben. Daar hadden we wat aan!

Die bonnen konden we dus verder wel vergeten. Dat was onze kennismaking met Adrar; niet zo prettig alles bij elkaar, want de lekke band gaf ook nogal wat complicaties. Maar we hebben toch
ook wel goede herinneringen aan Adrar. We hebben er zelfs een bruiloft meegemaakt! Maar daarover een volgende keer meer.
Hartelijke groeten, oom Ad.

Volgende
Terug