*De Goede Week* (Matteüs 26, 1-12) · 3610 dagen geleden by Ad van den Ende
“1 En het gebeurde, toen Jezus al die woorden beëindigd had,
dat hij tegen zijn leerlingen zei:
2 ‘Jullie weten dat het over twee dagen Pasen is en dat de Mensenzoon overgeleverd zal worden om gekruisigd te worden.’
3 Op dat ogenblik kwamen de opperpriesters en de oudsten van het volk naar de binnenplaats van de hogepriester, die Kaiafas heette,
4 en zij maakten samen plannen om Jezus met list gevangen te nemen en te doden.
5 Maar ze zeiden: ‘Niet op het feest, opdat er geen oproer ontstaat onder het volk.
6 Toen Jezus in Bethanië was, in het huis van Simon de Melaatse,
7 kwam er een vrouw naar hem, die een fles had met dure balsemolie; en zij goot het uit over zijn hoofd terwijl hij aan tafel aanlag.
8 Toen de leerlingen dit zagen werden ze kwaad en zeiden:
‘Waartoe die verkwisting?
9 Dat had immers voor veel geld verkocht kunnen worden en aan de armen gegeven kunnen worden!’
10 Toen Jezus dit hoorde zei hij hun:
‘Waarom bezorgen jullie overlast aan deze vrouw?
Zij heeft immers een goed werk aan mij gedaan!
11
Want de armen hebben jullie altijd bij je, maar mij hebben jullie niet altijd.’
12 Want door deze olie over mijn lichaam uit te gieten heeft zij mij gereed gemaakt om begraven te worden!”
Jezus weent om Jeruzalem.
(Lucas 19:41-44)
41 Toen hij Jeruzalem naderde
en de stad zag, weende hij om haar.
42 Zeggend: “Als ook u op deze dag zou weten
wat u tot vrede strekt!
Maar nu is dat verborgen voor uw ogen.
43 Want er zullen dagen over u komen
dat uw vijanden een wal om u zullen werpen
en u omsingelen
en u van alle kanten in het nauw zullen brengen.
44 En ze zullen u met de grond gelijk maken,
u en de inwoners in u,
en ze zullen geen steen op de andere laten in u,
omdat u geen oog had voor het moment
waarop God acht sloeg op u.”
De intocht in Jeruzalem
Jeruzalem is een zeer oude stad. Zij dateert waarschijnlijk al van 7000 jaar geleden. Rond 3000 jaar geleden werd zij door koning David veroverd. Zijn zoon Salomo bouwde er de eerste tempel.Vanaf die tijdgeloofden de Joden dat de Tempelberg de verblijfplaats was van God op aarde. Als zij kunnen maken Joden drie keer per jaar een pelgrimstocht naar Jeruzalem. Met Pasen (Pessach) herdenken zij de bevrijding uit Egypte. Dit was het belangrijkste feest.
Naar de tempel in Jeruzalem gaan betekende dat je naar God ging.
Op de plaquette bij deKlaagmuur staat geschreven: “De Joodse traditie leert dat de Tempelberg het centrale punt van de schepping is. Midden op de berg ligt de ‘oprichtingssteen’ van de wereld. Hier kwam Adam tot leven. Hier dienden Abram, Isaak en Jacob God. (…) Jeruzalem werd door God verkozen als de woonplaats van de Shekinah [goddelijke heerlijkheid].”
Volgens alle vier evangelisten ging Jezus met de twaalf apostelen op het einde van zijn openbare leven naar Jeruzalem om onderricht te geven, te genezen, en om de confrontatie aan te gaan met de Joodse machthebbers.
De profeet Zacharia had over de Messias voorspeld: “Juich Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, een hengstveulen, het jong van een ezelin.”
“Met dit in gedachten en omgeven door massa’s pelgrims die op weg waren naar de viering van het Pascha regelt Jezus zijn symbolisch beladen intocht.” (Dickson) Hier zet hij zich voor het eerst in het openbaar neer als de Messias. “Ik neig naar de visie dat het Jezus zelf was die de profetie las en besloot deze te vervullen: dat hij zichzelf hier impliciet tot koning uitriep.” (Professor Ed Sanders)
Deze scène sluit goed aan bij Jezus’ voorliefde voor profeetachtige tekenen zoals de selectie van de twaalf en het eten met zondaars.
Toen zij Jeruzalem naderden stuurde Jezus twee apostelen vooruit om een ezelsveulen te halen, dat nog niet door iemand was bereden.
(Marcus 11, 7-11)
“7 En ze brengen het ezelsveulen naar Jezus. Zij leggen op hem hun mantels, en Jezus ging op hem zitten.
8 En velen spreidden hun mantels uit op de weg, anderen takken, die zij op de velden hadden afgesneden.
9 En degenen die vooruit liepen en degenen die volgden riepen luid: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer.
10 Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David. Hosanna in de hoge!’
11 En hij ging Jeruzalem binnen, naar de tempel. En nadat hij rondgezien had naar alles, (het was al laat geworden) ging hij weg naar Bethanië, met de twaalf.”
Het feit dat dit verhaal, met kleine verschillen, ook voorkomt in het evangelie van Johannes wijst er op dat dit zeer waarschijnlijk historisch is.
Het offer van de weduwe (Marcus 12, 38-44)
“38 En tijdens zijn onderricht zei hij:
‘Kijk uit voor de schriftgeleerden, die in dure kleren rondlopen en begroet willen worden op de marktpleinen,
39 en de voornaamste plaatsen willen in de synagogen en de beste plaatsen bij de maaltijden;
40 Zij, die de huizen van de weduwen opeten, zogenaamd lange gebeden zeggend,
dezen zullen een zwaarder oordeel ondergaan .’
41 En zittend tegenover de offerkist zag hij hoe de menigte geld wierp in de offerkist.
En veel rijken wierpen er veel in.
42 Toen er een weduwe kwam wierp ze er twee muntjes in, wat een quadrans waard is.
43 Na zijn leerlingen er bij geroepen te hebben, zei hij hun:
‘Voorwaar ik zeg jullie dat deze arme weduwe er meer in gegooid heeft dan alle anderen die geld gooiden in de offerkist.
44 Want allen wierpen geld uit hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles, wat ze had, gegeven, heel haar levensonderhoud.”
De tempel is het huis van God.
Het tempelplein was 300 meter breed en 500 meter lang: een oppervlakte van twaalf voetbalvelden. Alle families moesten tijdens het Paasfeest dierenoffers brengen. Zij hoefden de dieren niet van huis mee te nemen maar konden ze op het tempelplein kopen bij de priesters, die zelf de prijs bepaalden. Zij maakten daar nogal eens misbruik van: veel priesters waren rijk.
Jezus’ actie wordt door alle vier evangelisten beschreven, en mag dus als historisch vaststaand worden beschouwd.
(Marcus 11, 15 – 19)
“15 En ze komen in Jeruzalem. En naar de tempel gegaan begon hij de verkopers en de kopers weg te jagen op het tempelplein. En de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers wierp hij omver.
16 En hij liet niet toe dat iemand handelswaar over het tempelplein vervoerde.
17 Hij onderwees hen en zei: ‘Staat er niet geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken.’ Maar jullie hebben haar tot een rovershol gemaakt.’
18 De hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden er van , en ze zochten hoe ze hem konden doden, want ze waren bang van hem. Want heel het volk was verbaasd over zijn leer.”
Was het de bedoeling van Jezus de tempeldienst te zuiveren opdat deze meer aan God zou behagen? Deze actie kan ook worden gezien als een teken van de naderende verwoesting van de tempel door het ingrijpen van God. Bij Johannes lezen we:
(Johannes 2, 18-23)
“18 De Joden namen het woord en zeiden hem: ‘Welk teken toont u ons dat u zulke dingen doet?’
19 Jezus antwoordde hun en zei: ‘Breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen.’
20 Toen zeiden de Joden: ‘In zes-en-veertig jaar is deze tempel gebouwd, en in drie dagen zult u hem doen herrijzen?’
21 Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam.
22 Toen hij werd opgewekt uit de doden herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had.
En zij geloofden de Schrift en het woord dat Jezus gezegd had.
23 Toen hij in Jeruzalem was op het Paasfeest geloofden velen in hem, ziende de tekenen die hij deed.”
Dit optreden van Jezus in de tempel vormde de climax van zijn verkondiging van het oordeel. In Galilea had Jezus de religieuze leiders ervan beschuldigd dat zij geobsedeerd waren door wettelijke pietluttigheden, terwijl zij barmhartigheid en gerechtigheid verwaarloosden. Galilese dorpen had hij veroordeeld vanwege hun onwil om zich op zijn prediking te bekeren. “Het is deze boodschap van oordeel – voor leiders en leken – die Jezus naar de tempel bracht, het hart van het religieuze leven van het volk.” (Dickson)
Jezus had wel moed om tijdens het Paasfeest te spreken over de verwoesting van de tempel.
Jezus’ laatste raadgevingen
(Lucas 22:35-38)
35 En hij zei hun: “Toen ik jullie uitzond,
zonder geld en een reistas en schoenen,
kwamen jullie toen som iets tekort?”
Zij zeiden: “Niets!”
36 Hij zei hun:
“Maar nu, wie een geldzak heeft, moet die meenemen,
en ook een reistas,
en wie er geen heeft moet zijn mantel verkopen
en een zwaard kopen .
37 Want ik zeg u dat hetgeen geschreven is:
‘En hij werd onder misdadigers gerekend’
in mij vervuld moet worden.
Want het gebeuren rond mij
komt tot een einde.
38 En zij zeiden:
“Heer, zie, hier zijn twee zwaarden!”
Hij antwoordde hun: “Dat is genoeg.“
Het verraad door Judas
(Lucas 22:1-6)
1 Het feest naderde van de ongedesemde broden,
dat Pasen wordt genoemd.
2 De opperpriesters en schriftgeleerden zochten een gelegenheid
om hem te doden; ze vreesden het volk.
3 Satan nam bezit van Judas, die Iskariot wordt genoemd
en die behoorde tot de groep van twaalf.
4 En van hen weggegaan besprak hij met
de opperpriesters en de aanvoerders van de tempelwacht
hoe hij hem aan hen uit zou leveren.
5 Zij waren blij en kwamen met hem overeen
hem geld te geven.
6 Hij stemde hiermee in en zocht een goede gelegenheid
hem aan hen over te leveren,
zonder dat de menigte in de buurt was.