Go to content Go to navigation Go to search

Gesprek met Jason · Jul 11, 02:57 PM by Ad van den Ende

Vierde akte

Medea, met bedienden, en daarna Jason op

Ια. ἥκω κελευσθείς· καὶ γὰρ οὖσα δυσμενὴς
Ik kom, bevolen zijnde, want ook al ben je mij slecht gezind,
οὔ τἂν ἁμάρτοις τοῦδέ γ᾽, ἀλλ᾽ ἀκούσομαι
je zult dit niet missen, maar ik zal aanhoren
τί χρῆμα βούληι καινὸν ἐξ ἐμοῦ, γύναι.
wat je nu weer wilt van mij, vrouw.

Μη. Ἰᾶσον, αἰτοῦμαί σε τῶν εἰρημένων
Jason, ik vraag je ten opzichte van de gezegde dingen
συγγνώμον᾽ εἶναι· τὰς δ᾽ ἐμὰς ὀργὰς φέρειν
vergevingsgezind te zijn, mijn driftbuien te verdragen,
εἰκός σ᾽,
Het is billijk (dat jij dat doet);
ἐπεὶ νῶιν πόλλ᾽ ὑπείργασται φίλα.
omdat door ons beiden veel lieve dingen zijn gedaan!
ἐγὼ δ᾽ ἐμαυτῆι διὰ λόγων ἀφικόμην
Ik heb bij mezelf overlegd,
κἀλοιδόρησα·
ik heb mijzelf uitgescholden:
Σχετλία, τί μαίνομαι
Koppige, waarom ga ik zo te keer,
καὶ δυσμεναίνω τοῖσι βουλεύουσιν εὖ,
en ben ik vijandig aan hen die goed nadenken,
ἐχθρὰ δὲ γαίας κοιράνοις καθίσταμαι
en stel ik mij vijandig op tegen heersers van dit land?
πόσει θ᾽, ὃς ἡμῖν δρᾶι τὰ συμφορώτατα,
Tegen mijn echtgenoot, die voor ons doet de nuttigste dingen,
γήμας τύραννον
huwend een prinses
καὶ κασιγνήτους τέκνοις ἐμοῖς φυτεύων;
en broers voor mijn kinderen verwekkend?
οὐκ ἀπαλλαχθήσομαι θυμοῦ –
Zal ik niet eens ophouden met mijn woede -
τί πάσχω;
Wat bezielt me toch?
– θεῶν ποριζόντων καλῶς;
terwijl de goden het goed tot stand brengen?

οὐκ εἰσὶ μέν μοι παῖδες, οἶδα δὲ χθόνα
Heb ik dan geen kinderen; besef ik dat wij een land
φεύγοντας ἡμᾶς καὶ σπανίζοντας φίλων;
ontvlucht zijn en gebrek hebben aan vrienden?
ταῦτ᾽ ἐννοηθεῖσ᾽ ἠισθόμην ἀβουλίαν
Dat bedenkend besefte ik veel onverstand
πολλὴν ἔχουσα καὶ μάτην θυμουμένη.
te hebben en zonder reden boos te zijn.
νῦν οὖν ἐπαινῶ·
Nu stem ik er dus mee in.
σωφρονεῖν τ᾽ ἐμοὶ δοκεῖς
Jij schijnt mij toe verstandig te zijn
κῆδος τόδ᾽ ἡμῖν προσλαβών,
deze verbintenis voor ons erbij nemend,
ἐγὼ δ᾽ ἄφρων,
ik echter (schijn mij toe) onverstandig (te zijn),
ἧι χρῆν μετεῖναι τῶνδε τῶν βουλευμάτων
(ik) voor wie het nodig was deel te nemen aan deze plannen
καὶ ξυμπεραίνειν καὶ παρεστάναι λέχει
en mee te werken en bijstand te verlenen bij je huwelijk,
νύμφην τε κηδεύουσαν ἥδεσθαι σέθεν.
je bruid verzorgend en me verheugen voor jou.

ἀλλ᾽ ἐσμὲν οἷόν ἐσμεν, οὐκ ἐρῶ κακόν,
Maar we zijn zoals we zijn; ik zal niet zeggen slecht,
γυναῖκες· οὔκουν χρῆν
(maar) vrouwen; het was dus niet nodig
σ᾽ ὁμοιοῦσθαι κακοῖς,
dat jij je gelijk maakte aan slechten,
οὐδ᾽ ἀντιτείνειν
en ook niet dat jij inruilde
νήπι᾽ ἀντὶ νηπίων.
dwaze dingen tegen dwaze dingen.
παριέμεσθα, καί φαμεν
We vragen vergiffenis, en geven toe
κακῶς φρονεῖν τότ᾽,
dat we niet goed bij ons verstand waren toen.
ἀλλ᾽ ἄμεινον νῦν βεβούλευμαι τάδε·
Maar ik heb deze dingen nu beter besloten.

ὦ τέκνα τέκνα, δεῦτε, λείπετε στέγας,
Kinderen, kinderen, hierheen, verlaat het huis,
ἐξέλθετ᾽, ἀσπάσασθε καὶ προσείπατε
kom naar buiten, begroet en praat met
πατέρα μεθ᾽ ἡμῶν, καὶ διαλλάχθηθ᾽ ἅμα
je vader, samen met ons, en houd tegelijkertijd op
τῆς πρόσθεν ἔχθρας ἐς φίλους
met de vroegere vijandschap tegenover dierbaren
μητρὸς μέτα· σπονδαὶ γὰρ ἡμῖν
samen met je moeder. Want er is verzoening voor ons
καὶ μεθέστηκεν χόλος.
en verdwenende is de woede.
λάβεσθε χειρὸς δεξιᾶς· οἴμοι, κακῶν
Pakt zijn recherhand. Wee mij!
ὡς ἐννοοῦμαι δή τι τῶν κεκρυμμένων.
Hoezeer besef ik iets van de verborgen rampen!

ἆρ᾽, ὦ τέκν᾽, οὕτω καὶ πολὺν ζῶντες χρόνον
O kinderen, zullen jullie zo nog veel tijd levend
φίλην ὀρέξετ᾽ ὠλένην; τάλαιν᾽ ἐγώ,
jullie lieve arm uitsteken? Ik ongelukkige!
ὡς ἀρτίδακρύς εἰμι καὶ φόβου πλέα.
Hoe geneigd tot huilen ben ik en vol angst!
χρόνωι δὲ νεῖκος πατρὸς ἐξαιρουμένη
Tenslotte de twist met jullie vader bijgelegd hebbend
ὄψιν τέρειναν τήνδ᾽ ἔπλησα δακρύων.
vulde ik dit tere gezicht met tranen.

(De kinderen komen bij haar.)

Χο. κἀμοὶ κατ᾽ ὄσσων χλωρὸν ὡρμήθη δάκρυ·
Ook bij mij welde uit mijn ogen een natte traan op.
καὶ μὴ προβαίη μεῖζον ἢ τὸ νῦν κακόν.
En moge zich niet een grotere ramp voordoem dan die van nu.

Ια. αἰνῶ, γύναι, τάδ᾽,
Ik prijs je, vrouw, om deze dingen,
οὐδ᾽ ἐκεῖνα μέμφομαι·
en over die van toen klaag ik niet.
εἰκὸς γὰρ
want het is begrijpelijk dat
ὀργὰς θῆλυ ποιεῖσθαι γένος
het vrouwelijk geslacht woedeuitbarstingen maakt
γάμους παρεμπολῶντος ἀλλοίους πόσει.
tegen haar man wanneer hij een ander huwelijk binnensmokkelt.

ἀλλ᾽ ἐς τὸ λῶιον σὸν μεθέστηκεν κέαρ,
Maar ten goede is veranderd je hart.
ἔγνως δὲ τὴν νικῶσαν,
Je hebt ingezien wat het beste plan is,
ἀλλὰ τῶι χρόνωι,
al is het dan na enige tijd,
βουλήν· γυναικὸς ἔργα ταῦτα σώφρονος.
Dat zijn daden van een verstandige vrouw.

ὑμῖν δέ, παῖδες, οὐκ ἀφροντίστως πατὴρ
Jullie, kinderen, heeft je vader, niet onzorgvuldig,
πολλὴν ἔθηκε σὺν θεοῖς σωτηρίαν·
goede redding verschaft met de hulp van goden.
οἶμαι γὰρ ὑμᾶς τῆσδε γῆς Κορινθίας
Want ik denk dat jullie van dit Korinthische land
τὰ πρῶτ᾽ ἔσεσθαι σὺν κασιγνήτοις ἔτι.
nog eens de eersten zullen zijn samen met jullie broers.

ἀλλ᾽ αὐξάνεσθε· τἄλλα δ᾽ ἐξεργάζεται
Maar groeit op; de andere dingen brengt tot stand
πατήρ τε καὶ θεῶν ὅστις ἐστὶν εὐμενής·
jullie vader en van de goden wie welgezind is.
ἴδοιμι δ᾽ ὑμᾶς εὐτραφεῖς
moge ik jullie zien goed opgegroeid,
ἥβης τέλος μολόντας,
aan het einde van de volwassenheid gekomen,
ἐχθρῶν τῶν ἐμῶν ὑπερτέρους.
sterker dan mijn vijanden,

αὕτη, τί χλωροῖς δακρύοις τέγγεις κόρας,
maar jij, waarom bevochtig jij met natte tranen je pupillen,
στρέψασα λευκὴν ἔμπαλιν παρηίδα,
afgewend hebbend je witte wang,
κοὐκ ἀσμένη τόνδ᾽ ἐξ ἐμοῦ δέχηι λόγον;
en ontvang je niet blij mijn woord?
Μη. οὐδέν. τέκνων τῶνδ᾽ ἐννοουμένη πέρι.
Het is niets. (Ik was) nadenkend over deze kinderen.

Ια. θάρσει νυν·
Houd nu moed.
εὖ γὰρ τῶνδ᾽ ἐγὼ θήσω πέρι.
Want ik zal goede regelingen treffen aangaande dezen.
Μη. δράσω τάδ᾽· οὔτοι σοῖς ἀπιστήσω λόγοις·
Dat zal ik doen. Ik zal zeker niet twijfelen aan je woorden.
γυνὴ δὲ θῆλυ κἀπὶ δακρύοις ἔφυ.
Een vrouw is iets zwaks en geneigd tot tranen.
Ια. τί δῆτα λίαν τοῖσδ᾽ ἐπιστένεις τέκνοις;
Waarom toch klaag jij al te zeer om deze kinderen?
Μη. ἔτικτον αὐτούς· ζῆν δ᾽ ὅτ᾽ ἐξηύχουν τέκνα,
Ik baarde hen. Jij bad toen dat de kinderen leefden.
ἐσῆλθέ μ᾽ οἶκτος
Bij mij kwam medelijden op
εἰ γενήσεται τάδε.
(mij afvragend) of dat zou gebeuren.

ἀλλ᾽ ὧνπερ οὕνεκ᾽ εἰς ἐμοὺς ἥκεις λόγους,
Maar wat betreft waarom je met mij bent komen praten:
τὰ μὲν λέλεκται,
sommige dingen zijn gezegd,
τῶν δ᾽ ἐγὼ μνησθήσομαι.
andere zal ik je voorleggen.
ἐπεὶ τυράννοις γῆς
Omdat het aan heersers van dit land
μ᾽ ἀποστεῖλαι δοκεῖ
goed toeschijnt mij weg te sturen,
κἀμοὶ τάδ᾽ ἐστὶ λῶιστα, γιγνώσκω καλῶς,
en dat voor mij het beste is, dat weet ik best,
μήτ᾽ ἐμποδών σοι μήτε κοιράνοις χθονὸς
noch in de weg voor jou, noch voor de heersers van dit land
ναίειν – δοκῶ γὰρ
te (blijven) wonen – want ik schijn
δυσμενὴς εἶναι δόμοις –,
vijandig te zijn aan het huis -
ἡμεῖς μὲν ἐκ γῆς τῆσδ᾽ ἀπαροῦμεν φυγῆι,
wij vertrekken uit dit land door verbanning,
παῖδες δ᾽ ὅπως ἂν ἐκτραφῶσι σῆι χερί,
maar opdat de kinderen worden grootgebracht door jouw hand
αἰτοῦ Κρέοντα τήνδε μὴ φεύγειν χθόνα.
vraag Kreon dat (zij) niet worden verbannen uit dit land
Ια. οὐκ οἶδ᾽ ἂν εἰ πείσαιμι,
Ik weet niet of ik hem kan overhalen;
πειρᾶσθαι δὲ χρή.
maar het is nodig het te proberen.

Μη. σὺ δ᾽ ἀλλὰ σὴν κέλευσον αἰτεῖσθαι πατρὸς
Jij moet in ieder geval je vrouw verzoeken haar vader te vragen
γυναῖκα παῖδας τήνδε μὴ φεύγειν χθόνα.
dat de kinderen niet worden verbannen uit dit land.
Ια. μάλιστα, καὶ πείσειν γε δοξάζω σφ᾽ ἐγώ.
Heel goed! En ik vermoed haar te zullen overhalen.
Μη. εἴπερ γυναικῶν ἐστι τῶν ἄλλων μία.
Als zij er tenminste een is zoals de andere vrouwen.
συλλήψομαι δὲ τοῦδέ σοι κἀγὼ πόνου·
Ook ik zal je helpen bij deze inspanning.
πέμψω γὰρ αὐτῆι δῶρ᾽ ἃ καλλιστεύεται
Want ik zal haar geschenken sturen die de mooiste zijn
τῶν νῦν ἐν ἀνθρώποισιν, οἶδ᾽ ἐγώ, πολύ,
van die onder de mensen van nu, weet ik, verreweg,
λεπτόν τε πέπλον καὶ πλόκον χρυσήλατον
een fijn gewaad en een sieraad, uit goud gedreven,
παῖδας φέροντας.
(en ik zal sturen) kinderen die het dragen.

ἀλλ᾽ ὅσον τάχος χρεὼν
Maar zo snel mogelijk is het nodig
κόσμον κομίζειν δεῦρο προσπόλων τινά.
dat een van de dienaressen het sieraad hierheen brengt.
εὐδαιμονήσει δ᾽ οὐχ ἕν,
Zij zal gelukkig zijn, niet over één
ἀλλὰ μυρία,
maar over ontelbare dingen,
ἀνδρός τ᾽ ἀρίστου σοῦ
omdat zij in jou een zeer goede man
τυχοῦσ᾽ ὁμευνέτου,
getroffen heeft als echtgenoot,
κεκτημένη τε κόσμον ὅν ποθ᾽ Ἥλιος
verworven hebbend een sieraad dat eens de Zon,
πατρὸς πατὴρ δίδωσιν ἐκγόνοισιν οἷς.
van mijn vader de vader gaf aan zijn nakomelingen.
λάζυσθε φερνὰς τάσδε, παῖδες, ἐς χέρας
Neem deze huwelijksgeschenken, kinderen, in jullie handen,
καὶ τῆι τυράννωι μακαρίαι νύμφηι δότε
en geef ze aan de prinses, de gelukkige bruid,
φέροντες· οὔτοι
al dragend. Zij zal zeker niet
δῶρα μεμπτὰ δέξεται.
de geschenken als te versmaden ontvangen.
Ια. τί δ᾽, ὦ ματαία, τῶνδε σὰς κενοῖς χέρας;
Waarom, dwaas, maak je van deze dingen je handen leeg?
δοκεῖς σπανίζειν δῶμα βασίλειον πέπλων,
Denk je dat het koninklijk huis gebrek heeft aan gewaden,
δοκεῖς δὲ χρυσοῦ;
denk je (dat het gebrek heft aan) goud?
σῶιζε, μὴ δίδου τάδε
Behoud het, geef dat niet!
εἴπερ γὰρ ἡμᾶς ἀξιοῖ λόγου τινὸς
Want als zij ons enigszins de moeite waard vindt,
γυνή, προθήσει χρημάτων, σάφ᾽ οἶδ᾽ ἐγώ.
vrouw, zal zij ons stellen boven dingen, dat weet ik zeker.
Μη. μή μοι σύ· πείθειν δῶρα καὶ θεοὺς λόγος·
Laat mij maar! Dat geschenken ook goden overhalen wordt gezegd.
χρυσὸς δὲ κρείσσων μυρίων λόγων βροτοῖς.
Goud is sterker dan ontelbare woorden voor stervelingen.
κείνης ὁ δαίμων,
Van haar (op haar hand) is de godheid,
κεῖνα νῦν αὔξει θεός,
die dingen (haar positie) vergroot (versterkt) nu god,
νέα τυραννεῖ· τῶν δ᾽ ἐμῶν παίδων φυγὰς
al jong heerst zij; van mijn kinderen zou ik de verbanningen
ψυχῆς ἂν ἀλλαξαίμεθ᾽, οὐ χρυσοῦ μόνον.
met mijn leven willen ruilen, niet met goud alleen.

ἀλλ᾽, ὦ τέκν᾽, εἰσελθόντε πλουσίους δόμους
Maar kinderen,binnen gegaan in het rijke huis,
πατρὸς νέαν γυναῖκα, δεσπότιν δ᾽ ἐμήν,
smeekt de nieuwe vrouw van jullie vader, mijn meesteres,
ἱκετεύετ᾽, ἐξαιτεῖσθε μὴ φεύγειν χθόνα,
en vraagt haar dringend niet te worden verbannen uit het land,
κόσμον διδόντες – τοῦδε γὰρ μάλιστα δεῖ –
de tooi gevend – want dat is het meest nodig -
ἐς χεῖρ᾽ ἐκείνην δῶρα δέξασθαι τάδε.
in haar hand, (dat zij) deze geschenken ontvangt;
ἴθ᾽ ὡς τάχιστα· μητρὶ δ᾽
gaat zo snel mogelijk; mogen jullie voor jullie moeder
ὧν ἐρᾶι τυχεῖν
van die dingen die zij begeert te verkrijgen
εὐάγγελοι γένοισθε πράξαντες καλῶς.
goede boodschappers zijn, na (alles) goed gedaan te hebben.

(Jason, kinderverzorger en kinderen af)

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.