Onderhandelingen · 5329 dagen geleden by Ad van den Ende
Boek 2, hoofdstuk 3
[3.14] πορευόμενοι δὲ ἀφίκοντο εἰς κώμας
Terwijl ze voorttrokken kwamen ze in dorpen
ὅθεν ἀπέδειξαν οἱ ἡγεμόνες
vanwaar gidsen hen wezen
λαμβάνειν τὰ ἐπιτήδεια.
de levensmiddelen te nemen.
ἐνῆν δὲ σῖτος πολὺς καὶ οἶνος φοινίκων
Er was veel graan en palmwijn
καὶ ὄξος ἑψητὸν ἀπὸ τῶν αὐτῶν.
en wijnazijn, bereid uit dezelfde (palmen).
[3.15] αὐταὶ δὲ αἱ βάλανοι τῶν φοινίκων
Die dadels van de palmen,
οἵας μὲν ἐν τοῖς Ἕλλησιν ἔστιν ἰδεῖν
zoals men die in Griekenland kan zien,
τοῖς οἰκέταις ἀπέκειντο,
werden voor de slaven opzij gelegd,
αἱ δὲ τοῖς δεσπόταις
maar die welke voor de voorname heren
ἀποκείμεναι ἦσαν ἀπόλεκτοι,
opzij werden gelegd waren uitgezocht,
θαυμάσιαι τοῦ κάλλους καὶ μεγέθους,
bewonderenswaardig in schoonheid en grootte,
ἡ δὲ ὄψις ἠλέκτρου οὐδὲν διέφερεν:
hun aanblik verschilde in niets van barnsteen.
τὰς δέ τινας ξηραίνοντες
Sommige andere drogend
τραγήματα ἀπετίθεσαν.
legden ze als lekkernijen opzij.
καὶ ἦν καὶ παρὰ πότον,
En dat was ook bij het drinken
ἡδὺ μέν κεφαλαλγὲς δέ.
wel lekker, maar ook hoofdpijn verwekkend.
[3.16] ἐνταῦθα καὶ τὸν ἐγκέφαλον τοῦ φοίνικος
Daar aten de soldaten ook de merg van de palmboom
πρῶτον ἔφαγον οἱ στρατιῶται,
voor het eerst,
καὶ οἱ πολλοὶ ἐθαύμασαν
en de meesten verbaasden zich
τό τε εἶδος καὶ τὴν ἰδιότητα τῆς ἡδονῆς.
over het uiterlijk en het bijzondere van de smaak.
ἦν δὲ σφόδρα καὶ τοῦτο κεφαλαλγές.
Maar ook dat was zeer hoofdpijnverwekkend.
ὁ δὲ φοῖνιξ ὅθεν ἐξαιρεθείη ὁ ἐγκέφαλος
De palmboom, waaruit het merg getrokken werd,
ὅλος ήξὐαίνετο.
verdorde geheel.
[3.17] ἐνταῦθα ἔμειναν ἡμέρας τρεῖς:
Daar bleven ze drie dagen;
καὶ παρὰ μεγάλου βασιλέως ἧκε Τισσαφέρνης
En van de kant van de grote koning kwam(en) Tissafernes
καὶ ὁ τῆς βασιλέως γυναικὸς ἀδελφὸς
en de broer van de vrouw van de koning
καὶ ἄλλοι Πέρσαι τρεῖς˙
en drie andere Perzen;
δοῦλοι δὲ πολλοὶ εἵποντο.
veel slaven volgden hen.
ἐπεὶ δὲ ἀπήντησαν αὐτοῖς
Toen ze hen ontmoetten,
οἱ τῶν Ἑλλήνων στρατηγοί,
de aanvoerders van de Grieken,
ἔλεγε πρῶτος Τισσαφέρνης
zei als eerste Tissafernes
δι᾽ ἑρμηνέως τοιάδε.
door middel van een tolk het volgende.
[3.18] —ἐγώ, ὦ ἄνδρες Ἕλληνες,
‘Ik, mannen Grieken,
γείτων οἰκῶ τῇ Ἑλλάδι,
woon als nabuur van Griekenland,
καὶ ἐπεὶ ὑμᾶς εἶδον
en omdat ik zag dat u
εἰς πολλὰ καὶ ἀμήχανα πεπτωκότας,
in vele onoplosbare situaties was geraakt,
εὕρημα ἐποιησάμην
beschouwde ik het als een groot geluk
εἴ πως δυναίμην
als het mij zou lukken
παρὰ βασιλέως αἰτήσασθαι
van de koning te vragen
δοῦναι ἐμοὶ
het aan mij te geven
ἀποσῶσαι ὑμᾶς εἰς τὴν Ἑλλάδα.
u behouden terug te brengen naar Griekenland.
καὶ περὶ μὲν τούτων ὑπέσχετό μοι
En over die dingen beloofde hij mij
βουλεύσεσθαι˙
zich te beraden.
[3.20] ἐρέσθαι δέ με ὑμᾶς ἐκέλευεν ἐλθόντα
Hij beval me ook u te vragen, na gekomen te zijn,
τίνος ἕνεκεν ἐστρατεύσατε ἐπ’αúτoν́
waarom u te velde trok tegen hem.
καὶ συμβουλεύω ὑμῖν
En ik raad u aan
μετρίως ἀποκρίνασθαι,
op gematigde toon te antwoorden,
ἵνα μοι εὐπρακτότερον ᾖ
opdat het voor mij gemakkelijker zal zijn
ἐάν τι δύνωμαι ἀγαθὸν ὑμῖν
zo mogelijk iets goeds voor u
παρ᾽ αὐτοῦ διαπράξασθαι.
bij hem te bereiken.’
[3.21] πρὸς ταῦτα μεταστάντες οἱ Ἕλληνες
Nadat de Grieken zich daarop verwijderd hadden
ἐβουλεύοντο˙ καὶ ἀπεκρίναντο,
beraadslaagden ze; en ze gaven antwoord,
Κλέαρχος δ ἔλεγεν:
Klearchos zei:
—ἡμεῖς οὔτε συνήλθομεν
‘Wij kwamen niet bij elkaar
ὡς βασιλεῖ πολεμήσοντες
om de koning te beoorlogen,
οὔτε ἐπορευόμεθα ἐπὶ βασιλέα,
en wij trokken ook niet op tegen de koning,
ἀλλὰ πολλὰς προφάσεις Κῦρος ηὕρισκεν,
maar veel voorwendsels vond Kyros
ὡς καὶ σὺ εὖ οἶσθα,
zoals ook u goed weet,
ἵνα ὑμᾶς τε ἀπαρασκεύους λάβοι
om u onvoorbereid te overvallen
καὶ ἡμᾶς ἐνθάδε ἀγάγοι.
en ons hierheen te brengen.
[3.22] ἐπεὶ μέντοι ἤδη αὐτὸν ἑωρῶμεν
Toen wij hem echter eenmaal zagen
ἐν δεινῷ ὄντα,
in gevaar zijnde
ᾐσχύνθημεν καὶ θεοὺς
schaamden wij ons tegenover de goden
καὶ ἀνθρώπους προδοῦναι αὐτόν,
én de mensen hem te verraden
ἐν τῷ πρόσθεν χρόνῳ παρέχοντες
(terwijl we hem) in het verleden gelegenheid gaven
ἡμᾶς αὐτοὺς εὖ ποιεῖν.
ons zelf goed te behandelen.
[3.23] ἐπεὶ δὲ Κῦρος τέθνηκεν,
Maar nu Kyros eenmaal gestorven is
οὔτε βασιλεῖ ἀντιποιούμεθα τῆς ἀρχῆς
betwisten wij de koning zijn heerschappij niet,
οὔτ᾽ ἔστιν ὅτου ἕνεκα βουλοίμεθα
noch is er een reden waarom wij zouden willen
ἂν τὴν βασιλέως χώραν κακῶς ποιεῖν,
het land van de koning kwaad te doen,
οὐδ᾽ αὐτὸν ἀποκτεῖναι ἂν ἐθέλοιμεν,
noch zouden wij hem willen doden;
πορευοίμεθα δ᾽ ἂν οἴκαδε,
wij zullen wel naar huis willen vertrekken,
εἴ τις ἡμᾶς μὴ λυποίη:
als iemand ons niet hindert.
ἀδικοῦντα μέντοι
Wie ons echter onrecht aandoet,
πειρασόμεθα
hem zullen wij proberen
σὺν τοῖς θεοῖς ἀμύνασθαί
met de hulp van de goden af te weren;
ἐὰν μέντοι τις ἡμᾶς καὶ εὖ ποιῶν ὑπάρχῃ,
wanneer echter iemand ons goed begint te doen,
καὶ τούτου
dan zullen ook wij voor hem,
εἴς γε δύναμιν
naar ons vermogen,
οὐχ ἡττησόμεθα εὖ ποιοῦντες.
niet onderdoen in het goed doen.’
[3.24] ὁ μὲν οὕτως εἶπεν˙
Zo sprak hij.
ἀκούσας δὲ ὁ Τισσαφέρνης,
Toen Tissafernes dit gehoord had,
—ταῦτα, ἔφη, ἐγὼ ἀπαγγελῶ βασιλεῖ
zei hij: ‘Dat zal ik berichten aan de koning,
καὶ ὑμῖν πάλιν τὰ παρ᾽ ἐκείνου˙
en aan u zal ik weer het antwoord van hem (berichten).
μέχρι δ᾽ ἂν ἐγὼ ἥκω
tot ik terugkom
αἱ σπονδαὶ μενόντων˙
(geldt) de wapenstilstand voor degenen die blijven.
ἀγορὰν δὲ ἡμεῖς παρέξομεν.
wij zullen gelegenheid geven om levensmiddelen te kopen.’
[3.25] καὶ εἰς μὲν τὴν ὑστεραίαν οὐχ ἧκεν:
En de volgende dag kwam hij niet,
ὥσθ᾽ οἱ Ἕλληνες ἐφρόντιζον˙
zodat de Grieken zich zorgen gingen maken.
τῇ δὲ τρίτῃ ἥκων ἔλεγεν
Toen hij de derde dag kwam, zei hij
ὅτι διαπεπραγμένος ἥκοι
dat hij kwam nu hij gedaan had gekregen
παρὰ βασιλέως δοθῆναι αὐτῷ
van de koning dat hem gegeven werd
σῷζειν τοὺς Ἕλληνας,
de Grieken te redden,
καίπερ πάνυ πολλῶν ἀντιλεγόντων
ook al brachten zeer velen er tegen in
ὡς οὐκ ἄξιον εἴη βασιλεῖ
dat het onwaardig was voor een koning
ἀφεῖναι
hen te laten gaan
τοὺς ἐφ᾽ ἑαυτὸν στρατευσαμένους.
die tegen hem te velde waren getrokken.
[3.26] τέλος δὲ εἶπε:
Tenslotte zei hij:
—καὶ νῦν ἔξεστιν ὑμῖν
‘En nu is het u mogelijk
πιστὰ λαβεῖν παρ᾽ ἡμῶν
de plechtige belofte te krijgen van ons
ἦ μὴν φιλίαν παρέξειν ὑμῖν τὴν χώραν
dat wij u waarachtig bevriend gebied zullen verschaffen
καὶ ἀδόλως ἀπάξειν εἰς τὴν Ἑλλάδα
en u zonder bedrog terug zullen voeren naar Griekenland,
ἀγορὰν παρέχοντας˙
u gelegenheid gevend om inkopen te doen;
ὅπου δ᾽ ἂν μὴ ᾖ πρίασθαι,
waar het niet mogelijk zou zijn om te kopen,
λαμβάνειν ὑμᾶς ἐκ τῆς χώρας ἐάσομεν
zullen wij u toestaan uit de streek te nemen
τὰ ἐπιτήδεια.
wat u nodig hebt.
[3.27] ὑμᾶς δὲ αὖ ἡμῖν δεήσει ὀμόσαι
U van uw kant moet ons zweren
ἦ μὴν πορεύσεσθαι
waarachtig op te trekken
ὡς διὰ φιλίας
als door bevriende gebieden
ἀσινῶς σῖτα καὶ ποτὰ λαμβάνοντας
zonder schade te doen eten en drinken nemend
ὁπόταν μὴ ἀγορὰν παρέχωμεν,
wanneer wij geen gelegenheid geven inkopen te doen;
ἐὰν δὲ παρέχωμεν ἀγοράν,
maar wanneer wij gelegenheid geven om inkopen te doen,
ὠνουμένους ἕξειν τὰ ἐπιτήδεια
door te kopen de levensmiddelen te verkrijgen.’
[3.28] ταῦτα ἔδοξε,
Dat werd besloten,
καὶ ὤμοσαν
en zij zwoeren een eed
καὶ δεξιὰς ἔδοσαν Τισσαφέρνης
en gaven de rechterhand, Tissafernes
καὶ ὁ τῆς βασιλέως γυναικὸς ἀδελφὸς
en de broer van de vrouw van de koning,
τοῖς τῶν Ἑλλήνων στρατηγοῖς καὶ λοχαγοῖς
aan de aanvoerders en onderaanvoerders van de Grieken,
καὶ ἔλαβον παρὰ τῶν Ἑλλήνων.
en ze kregen die van de Grieken.
[3.29] μετὰ δὲ ταῦτα Τισσαφέρνης εἶπε:
Daarna zei Tissafernes:
—νῦν μὲν δὴ ἄπειμι ὡς βασιλέα˙
‘Nu vertrek ik naar de koning;
ἐπειδὰν δὲ διαπράξωμαι ἃ δέομαι,
wanneer ik zal hebben gedaan gekregen wat ik verlang,
ἥξω συσκευασάμενος
zal ik komen, na mij gereed gemaakt te hebben,
ὡς ἀπάξων ὑμᾶς εἰς τὴν Ἑλλάδα
om u weg te voeren naar Griekenland,
καὶ αὐτὸς ἀπιὼν ἐπὶ τὴν ἐμαυτοῦ ἀρχήν.
en zelf te vertrekken naar mijn eigen provincie.’