Visaperikelen geprolongeerd · 6600 dagen geleden by Ad van den Ende
Het immigratiekantoor van Bamenda is een aantrekkelijke oude, door een lustwarande omsloten bungalow, temidden van een mini-jungle van scharlakenrode en blauwe heesters. We zaten tien minuten in de koele, schemerige vestibule te wachten, naast drie nerveuze Nigeriaanse jongemannen, die geen moment hun blikken afwendden van de deur van het kantoor waar de Grote Man zetelde. Ik kon hun zenuwenzweet ruiken en verwonderde mij er eens te meer over waarom de geur van zwarte lichamen (voor ons) zo veel minder onaangenaam is dan die van blanke. Toen wij uitgenodigd werden naar binnen te gaan, aarzelde ik en wees ik er op dat de Nigerianen het eerst waren aangekomen. Maar wij hadden een briefje van mijnheer Hughes….
De Hoofdfambtenaar was een innemende persoonlijkheid, mollig en levenslustig, met fonkelende ogen, en van zijn handdruk kan je alleen zeggen dat hij hartellijk was. Hij sprak vloeiend Engels, maar toen de beleefdheden eenmaal waren uitgewisseld zaten we ineens op een heel andere golflengte. Waarom dachten we dat een visum-voor-een-maand niet geschikt was voor een trektocht van drie maanden? Hij keek lachend naar onze paspoorten en merkte op: “Dat is in orde, u heeft visa van Londen! Komt u uit Engeland, dames?”
Ik vouwde een paspoort dicht om hem de groene kaft te laten zien met daarop in duidelijke letters: Eire. Hij wierp er een nietszeggende blik op, en herhaalde toen: “Dit zijn goede Londense visa! Als u Kameroen wenst te verlaten komt u opnieuw naar me toe en zal ik u uitreis-visa geven.”
Ik deed een laatste poging, leunde voorover over het bureau en onderstreepte met een vinger het “EEN MAAND” dat zorgvuldig met hoofdletters op elk visum geschreven stond.
De Hoofambtenaar knikte en zei: “Als u drie maanden in ons land wenst te blijven zijn dit goede visa voor drie maanden. Ik vind het fijn dat u zo lang in ons land wenst te blijven – daar zijn we gelukkig om en daar zijn we trots op! Het is niet nodig dat ik verder nog iets doe.”
“Tel tot tien!” mompelde Rachel.
Dat deed ik, en vroeg toen: “Wat gebeurt er wanneer we bij een controlepost van de politie komen en zij zien dat onze visa al lang verlopen zijn?”
De ogen van de Hoofambtenaar schitterden van plezier. “Geen probleem! U vertelt ze dat ik zeg dat het goede visa zijn!”
“Maar tegen die tijd zijn we in Adamawa!” protesteerde ik. “In een andere provincie bent u een volledig onbekende – daar spreken ze zelfs geen Engels!”
“Dan vertelt u ze dat u naar mij toegaat voor uw uitreisvisa,” zei de Hoofdambtenaar.
“Volgens mij kunnen we beter gaan,” adviseerde Rachel rustig. “Dit schiet niet op.”