Fooi of geen fooi ? · 6598 dagen geleden by Ad van den Ende
Toen, na het donker worden, de wind ging liggen stapelden we meer hout op het vuur en bespraken we ons ‘dash’-dilemma. (In Kameroen wordt het woord ‘dash’ in ruime zin gebruikt zoweel om een fooi ter beloning aan te geven als een gunstig stemmende steekpenning.) Hadden we Danieli ‘dash’ moeten geven toen hij ons achterna kwam? Hadden we onze gidsen iets moeten geven, in één van de twee of in beide gevallen? Ik dacht van niet; geld is een gevaarlijk iets, dat de verstandhouding tussen mensen snel kan bederven tenzij er zorgvuldig mee wordt omgegaan.
De moderne praktijk dat ouders (of andere verwanten) jonge kinderen betalen voor hun hulp in alledaagse karweitjes stoot me af. En iedereen weet wat de economie van het massa-toerisme wereldwijd voor gevolgen heeft gehad voor de menselijke verhoudingen. Kennelijk verwachtten de twee meisjes, die ons zo snel verlieten, geen fooi. We hadden hun wellicht een genoegen gedaan door er een te geven; maar zou dan, in het onwaarschijnlijke geval dat andere blanken langs hun nederzetting zwierven, het vooruitzicht van fooi de sfeer niet op een geniepige manier hebben bedorven? Het is voor ons, bewoners van een door en door materialistische samenleving, hartverwarmend onder mensen te verkeren die hulp aanbieden eenvoudig omdat zij een edelmoedig hart hebben.
Rachel was het niet helemaal met me eens. Sommige karakters vinden het moeilijker om te ontvangen dan te geven en het had haar echt van streek gemaakt toen onze gids met de zware baby haar dringende taak (mais stampen voor het avondeten) in de steek had gelaten en ver van de nederzetting was meegelopen om ons Het Hek te laten zien. Ik bewonderde deze grote bezorgdheid om niet tot last te zijn, om geen voordeel te halen uit iemands goedheid. Toch zou het ongepast geweest zijn (mijn persoonlijke geremdheid even buiten beschouwing gelaten) die waardige vrouw geld aan te bieden.
Maar hadden we haar misschien niet een van onze goedkope standaard ‘reizigers gaven’ moeten geven – een lippenstift, of een bonte haarspeld, of een kaart met veiligheidsspelden? Dat trucje roept op een onprettige manier Europese handelaars in het geheugen terug die (voor hen bijna waardeloze) gekleurde kralen ruilden voor goud, ivoor en slaven. Toch waren die kralen voor de Afrikanen niet waardeloos; veel ervan worden nog steeds gebruikt als bewonderde en begeerde halskettingen. Is het daarom slecht gefrustreerde Blanken toe te staan Zwarte dorpelingen de speeldingen te onthouden die zij op prijs zouden stellen? Voor ik me ‘inwerkte’ in Kameroen, nam ik deze – en er mee verband houdende – vraagstukken serieus. Maar zo’n gewetensonderzoek over houdingen of motieven van rassen ten opzichte van elkaar zou spoedig overbodig blijken. Iemand kon zich geen grote buil vallen door spontaan te reageren op de verschillende verwachtingen en persoonlijkheden van individuele dorpelingen.
Ofschoon het geven van ‘dash’ aan je gastheer een duidelijke verplichting is, kan de manier waarop dat gebeurt verre van duidelijk zijn. In landelijk Kameroen – en in de rest van West-Afrika ook, denk ik – zou een klaploper, zolang hij wil, heel goed kunnen leven door de gastvrijheid te accepteren die traditioneel aan vreemdelingen van elke kleur wordt aangeboden. Aan hem of haar zou het beste eten en onderdak worden aangeboden waarover men beschikt, zonder enige zinspeling te maken dat er een beloning verwacht werd.
Zelfs nu worden er wel eens gastheren –gewoonlijk Fulanis – beledigd doordat vertrekkende gasten fooi aanbieden. Anderen vinden een gift, maar niet in geld, aanvaardbaar; de meesten verwelkomen elke vorm van ‘dash’ die men zonder gezichtsverlies kan ontvangen. Voor ons was een bruikbaar trucje, dat men ons had aangeraden, bij het vertrek te betalen voor ‘het voer van het paard’ – dat uiteraard niets kost.
We lieten de voorkant van de tent wijd open; op 1800 meter hoogte waren er geen muggen of andere ongewenste gevleugelde dieren. Rachel sliep spoedig, ik lag te kijken naar een halve maan, waarvan het zwakke schijnsel te voorschijn kwam achter een fries van takken met grote bladeren. Het getjilp van vogels, verre kreten van apen en het gekauw van Egbert weefden een aangenaam patroon op de diepe stilte van de rimboe. Het leek me een behoorlijke verspilling van tijd het bewustzijn te verliezen als het zo aangenaam was bij bewustzijn te zijn.
In feite was het buiten bewustzijn zijn van die nacht produktief. In een droom herinnerde ik mij iets dat ik jaren lang totaal had vergeten: de laad-techniek die me in 1975 door een Balti handelaar was geleerd. Toen bestond onze bagage ook uit uit twee tassen en de methode van de handelaar om ze samen te binden vóór het opladen was, wanneer je hem eenmaal onder de knie had, veel eenvoudiger dan mijn eigen ingewikkelde knopenconstructie.