Go to content Go to navigation Go to search

De heenreis · 6566 dagen geleden by Ad van den Ende

Op 16 maart (1987, noot van de vertaler), ‘s avonds om 11.40 uur, zette ik een punt achter mijn boek over rassenbetrekkingen in Engeland, en de volgende morgen vroeg – voor Ierse vrouwen een veelbelovende dag om een reis te beginnen – hingen we onze rugzakken om en namen we de métro naar Heathrow.

Op dat moment voelde ik me helemaal niet lekker: moe, ellendig en in de war na me twee-en-een-half jaar lang intensief te hebben bezig gehouden met Engelands verwarde en verwarrende toestanden van binnensteden-en-rassen-betrekkingen. Toen ons Aeroflot-toestel opsteeg kreeg ik een gevoel van bevrijding; je mocht veilig aannemen dat Kameroen geen “rassenbetrekkingen” kende in de beladen, verpolitiekte Engelse betekenis van dat woord.

Gedurende een oponthoud in Moskou van acht uur voor de vlucht Tripolis-Douala-Brazzaville, was glasnost verrassend goed merkbaar. Er patrouilleerden op de luchthaven veel minder gewapende soldaten dan gewoonlijk, en de zeer jonge paspoortambtenaar was er een van een nieuw soort. Zijn voorgangers keken gewoonlijk nijdig wanneer er kapitalistische varkens arriveerden, maar deze jongeman lachte verlegen naar me en gaf Rachel een flirterig knipoogje – een oppervlakkige verandering misschien, maar het voelde heel betekenisvol.

Later had ik een lang gesprek over de toekomst van de mensheid met een knappe jonge vrouw in een keurig Intourist uniform. Zij schold niet alleen op de NAVO en op de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten, maar ook op de Sovjet bureaucratie, lethargie, corruptie en dronkenschap. Zo’n ontmoeting zou alle vorige keren, dat we over moesten stappen, ondenkbaar zijn geweest.

Toen de bar op een puriteins vroeg uur dichtging – een uitvloeisel van de perestrojka? – werden we op kosten van Aeroflot ruimschoots van eten en drinken voorzien. Toen daalden we af naar die uitgestrekte ruimte van groene tegels en ongemakkelijke glimmende stoelen waar passagiers die veroordeeld zijn tot het vertrek in de kleine uurtjes zwijgend rondhangen.

Tenminste, de blanken doen dat – de zwarten niet. Zij toonden, midden in de nacht, een uitbundigheid om jaloers op te zijn. De mannen in onze groep waren in krijtstreep-pakken geklede jonge juristen, knap en vol zelfvertrouwen, op hun terugkeer naar Douala of Brazzaville van een internationale conferentie in Stockholm. Voor het merendeel waren zij zeer zwart en zeer fors en hun levendige vrouwen droegen met Gallische zwier lange Afrikaanse jurken.

Zij spraken onder elkaar Frans, en hadden het opgewonden over de onvermijdelijke manden vol hi-tech snuisterijen, die opgestapeld waren naast hun met goud beslagen leren koffers. Het leek er op of elk koppel minstens drie kleine kinderen had, gelukkige bundeltjes energie die onvermoeibaar rond stoeiden.

We moesten nog eens twee uur wachten. Rachel vluchtte in de korte verhalen van Elizabeth Bowen en ik keek rond voor een interessante gesprekspartner. Mevrouw G. T. Jackson, die alleen reisde, met de Guardian in haar handbagage, keek stralend toen ik naast haar ging zitten. “U hebt een knappe dochter!”, zei ze, en dat was een goed begin.

Mevrouw Jackson zag er door haar twee dikke sweaters, onder een tweed overjas, mollig uit maar als jonge vrouw moet ze heel mooi zijn geweest. Zij kwam uit een dorp bij Maroua, in het uiterste noorden van Kameroen, dicht bij het Tsjaadmeer. Ofschoon haar moslim familie haar huwelijk met een Engelsman had afgekeurd had men haar na haar vaders dood vergeven. “Nu ga ik om het jaar naar huis”, verklaarde ze. “Ik houd er van om mijn eigen mensen te zien, en ik heb warmte nodig. Drie maanden lang sla ik die op in mijn lichaam om me door die verschrikkelijke, verschrikkelijke Engelse winters heen te slaan.”

Mevrouw Jackson wist niets van West-Kameroen, zelfs niet van Adamawa, waar de bevolking grotendeels moslim is. “Voor ons is het alsof deze gebieden een ander land zijn. Kameroenezen reizen niet binnen Kameroen tenzij ze dat moeten, voor hun werk.”

Toch vond zij ons plan voor onze trektocht niet vreemd. “Zo zijn de Engelsen”, merkte zij op. “Toen mijn man in Nigeria werkte was hij altijd weg de bush in, met de tent en de auto.” Toen ze hoorde dat we geen Engelsen waren knikte zij nadenkend. “Het is dat jullie zo over je Iers-zijn denken. Onze regering moet er zo hard aan werken om Kameroenezen zich Kameroenezen te laten voelen …. Waarom zouden we? Wat is Kameroen? Het is een Europese uitvinding, net als alle Afrikaanse landen!”

“Maar het heeft in ieder geval wel meer succes gehad dan de naburige ‘uitvindingen’”, zei ik, “Nigeria, Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, Gabon, Equatoriaal Guinée. Waarom? Zijn de stammen van Kameroen op een of andere manier anders?”

Mevrouw Jackson dacht diep na, terwijl haar vingers met haar stevige grijze krullen speelden. Toen vroeg ze: “Hebt u wel eens gemerkt hoe weinig er bekend is over de geschiedenis van ons gebied?”

Dat had ik inderdaad; in de bibliotheken en boekwinkels van Londen was er geen Geschiedenis van Kameroen te vinden geweest, alleen maar historische verhalen over West Afrika, met korte verwijzingen naar Kameroen. Zoals een boekje van de Kameroenese luchtvaartmaatschappij vermeldt: “In de vijfde eeuw voor Christus verkende Hanno, een Carthager, de Golf van Guinée en ontdekte een actieve vulkaan die hij “De strijdwagen van de goden” noemde. Vanaf die periode bleven twintig eeuwen lang gebeurtenissen, die met dit land te maken hebben, vaag.”

“Europeanen voelen zich onzeker als ze geen geschiedenis hebben”, ging mijn gesprekspartner verder. “Zij vinden dat zij geen mensen kunnen begrijpen van nu wanneer zij niets te weten kunnen komen van hun verleden. Maar zou het niet zo kunnen zijn dat het gemakkelijker is een nieuwe staat in vrede te houden zonder dat de schaduwen van het verleden er over heen gaan?

In de kranten lees ik vaak over uw land en ik zie televisieprogramma’s – heeft u misschien te veel verleden? Onze bevolking is voor ongeveer één derde moslim, één derde christen van veel verschillende richtingen, één derde heidens. Als wij ons even bewust waren van het verleden als u zouden we misschien heel wat spanningen hebben. Mijn moslimvoorouders vielen een paar eeuwen geleden binnen, maakten duizenden slaaf, namen stamland in en heersten over veel heidenen tot de Europeanen kwamen. Maar de meeste Kameroenezen weten dit niet. Zij hebben geen geschreven inheemse talen, en ook geen belangstelling voor hun eigen verleden, behalve dan dat zij contact houden met voorouders.

Natuurlijk is er wel wat achterdocht en jaloezie en animositeit tussen de godsdiensten, met name tussen christenen en moslims. De heidenen zijn heel primitief en houden zich op de achtergrond. Maar we hebben nooit ernstige moeilijkheden over de verschrikkelijke dingen die we elkaar eeuwen geleden aandeden; het heeft zijn voordelen om geen grote overdreven gevoelens te hebben een natie te zijn.

In de omgeving van Maroua geven we nu onderdak en voedsel aan een kwart miljoen vluchtelingen uit Tsjaad waar de wereld nooit van gehoord heeft! Het is geen rijk gebied maar mijn buren accepteren deze vluchtelingen zonder wrok te koesteren. Zij zien hen niet als buitenlanders, maar alleen als angstige hongerige mensen die de vlucht moesten nemen. Internationale grenzen hebben niet veel betekenis voor onze dorpsbewoners – zelfs nu hebben zij er nog geen echt idee van. Misschien is het een vergissing te proberen een Kameroenese identiteit te ontwikkelen….

Maar u vroeg of onze stammen op een of andere manier anders zijn. Daar weet ik niets van, ik weet alleen dat onze leiders heel anders waren – hoe zou het nu met ons zijn als we aan de top krankzinnige duivels hadden gehad als Idi Amin en Nguema en Sekou Touré en Bokassa? Om er maar een paar te noemen! Je hebt ongetwijfeld gehoord dat we geluk hebben gehad met onze twee presidenten. En dat is alles-bepalend in Afrika, waar de mensen hulpeloos zijn. Dat is de eerste les die we geleerd hebben sinds de onafhankelijkheid. In Kameroen wordt onze regerende klasse gevormd door minder dan duizend mensen, en niemand anders heeft ook maar enige echte macht – of enige hoop die ooit te bereiken.”

Het was duidelijk dat mevrouw Jackson niet al haar tijd aan het huishouden besteedde. Toen ik er naar vroeg gaf zij toe dat zij les gaf in politieke sociologie en we bespraken enkele obstakels die ze op een Britse universiteit heeft te overwinnen.

“Mijn studenten horen de waarheid over Afrika niet graag. Zij willen niet weten dat de dorpsbewoners in de meeste Afrikaanse landen nu, na een generatie “Onafhankelijkheid”, materieel slechter af zijn dan zij ooit waren in koloniale tijden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door het neo-kolonialisme, maar dat doet het alleen zo goed omdat er zoveel corrupte zwarte bestuurders zijn.

Onze eerste president, Ahmadou Ahidjo, moedigde de multinationals niet aan om het land meer te exploiteren dan zij al deden. Hij was een wijs man, een moslim uit het noorden, die onze voorraden tweeëntwintig jaar lang goed beheerde. En hij was heel eerlijk. De mensen zeggen dat hij maar een paar miljoen Franse francs achterover drukte, en de meeste Kameroenezen vinden dat een redelijke beloning voor veel en hard werken. Hij verdeed geen tijd met net te doen of hij leiding gaf aan een democratie. Maar ook al was hij een absoluut dictator, in de praktijk kon hij de corruptie niet in bedwang houden. En het werd erger gedurende de laatste tien jaar dat hij aan de macht was.

Toen hij zich in ‘82 plotseling terugtrok wees hij onze tweede president aan, Paul Biya, een christen uit het zuiden, die al jaren met hem had samengewerkt. Ze zeggen dat hij heel eerlijk is. Ik geef toe dat hij bezig geweest is met een grote anti-corruptie-campagne – maar helpt dat echt?

Hij moedigt ook meer buitenlandse investeringen aan, uit de Verenigde Staten, Canada, Europa, Japan, China. En omdat Kameroen zo stabiel is zijn grote maatschappijen er op gebrand om te investeren. Maar daar schuilt gevaar in. Misschien zijn we juist door het ontbreken van buitenlandse investeringen tot nu toe zo stabiel. Grote maatschappijen geven ruime gelegenheid voor corruptie op grote schaal, en dat zou kunnen leiden tot nieuwe politieke partijen met tegenstrijdige belangen.

Er zijn er die denken dat Biya niet zo’n vooruitziende blik heeft als Ahidjo. In Kameroen is er minder corruptie dan in de meeste zwarte landen, maar het gedijt nog steeds. Wanneer de meeste mensen vinden dat het niet verkeerd is, hoe kan iemand er dan schoon schip mee maken? Het beste dat je kunt doen is wat Ahidjo deed: beperk de gelegenheid.”
Tegen de tijd dat onze vlucht werd omgeroepen, om 2.30 uur ‘s nachts, had ik van mevrouw Jackson meer opgestoken dan van welk “Informatieblad” ook.

Volgende
Terug