Go to content Go to navigation Go to search

De boodchap van de engel Gabriël Lucas 1, 26-38 · 5457 dagen geleden by Ad van den Ende

26 Ἐν δὲ τῷ μηνὶ τῷ ἕκτῳ
In de zesde maand (van de zwangerschap van Elisabeth)
ἀπεστάλη ὁ ἄγγελος Γαβριὴλ ἀπὸ τοῦ θεοῦ
werd de engel Gabriël door God gezonden
εἰς πόλιν τῆς Γαλιλαίας ᾗ ὄνομα Ναζαρὲθ
naar een stad in Galilea, met de naam Nazaret,
27 πρὸς παρθένον ἐμνηστευμένην ἀνδρὶ ᾧ ὄνομα Ἰωσὴφ
naar een meisje dat verloofd was met een man met de naam Jozef,
ἐξ οἴκου Δαυίδ, καὶ τὸ ὄνομα τῆς παρθένου Μαριάμ.
uit het huis van David, en de naam van het meisje was Maria.

28 καὶ εἰσελθὼν πρὸς αὐτὴν εἶπεν,
En bij haar gekomen, zei hij:
Χαῖρε, κεχαριτωμένη, ὁ κύριος μετὰ σοῦ.
‘Gegroet, gezegende, de Heer is met je!’
29 ἡ δὲ ἐπὶ τῷ λόγῳ διεταράχθη
Zij werd door dit woord in verwarring gebracht,
καὶ διελογίζετο ποταπὸς εἴη ὁ ἀσπασμὸς οὗτος.
en ze vroeg zich af wat voor een begroeting dit was.


Melchior Broederlam

30 καὶ εἶπεν ὁ ἄγγελος αὐτῇ,
En de engel zei tegen haar:
Μὴ φοβοῦ, Μαριάμ, εὗρες γὰρ χάριν παρὰ τῷ θεῷ·
‘Wees niet bang, Maria, want je vond genade bij God.
31 καὶ ἰδοὺ συλλήμψῃ ἐν γαστρὶ καὶ τέξῃ υἱόν,
En zie, je zult in je schoot ontvangen en een zoon baren,
καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰησοῦν.
en je zult hem benoemen met de naam Jezus.

32 οὗτος ἔσται μέγας
Hij zal groot zijn
καὶ υἱὸς ὑψίστου κληθήσεται,
en hij zal een zoon van de allerhoogste genoemd worden,
καὶ δώσει αὐτῷ κύριος ὁ θεὸς
en hem zal de Heer, God, geven
τὸν θρόνον Δαυὶδ τοῦ πατρὸς αὐτοῦ,
de troon van David, zijn vader.
33 καὶ βασιλεύσει ἐπὶ τὸν οἶκον Ἰακὼβ
En hij zal koning zijn over het huis van Jacob,
εἰς τοὺς αἰῶνας, καὶ τῆς βασιλείας αὐτοῦ οὐκ ἔσται τέλος.
voor altijd, en aan zijn koningschap zal geen einde zijn.’

34 εἶπεν δὲ Μαριὰμ πρὸς τὸν ἄγγελον,
Maria zei tegen de engel:
Πῶς ἔσται τοῦτο, ἐπεὶ ἄνδρα οὐ γινώσκω;
‘Hoe zal dat zijn, omdat ik geen kennis heb aan een man?’
35 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ ἄγγελος εἶπεν αὐτῇ,
En de engel antwoordde haar, en zei:
Πνεῦμα ἅγιον ἐπελεύσεται ἐπὶ σέ,
‘De Heilige Geest zal neerdalen over je,
καὶ δύναμις ὑψίστου ἐπισκιάσει σοι·
en de kracht van de allerhoogste zal je overschaduwen.

διὸ καὶ τὸ γεννώμενον
Daarom ook zal het ter wereld gebrachte (kind)
ἅγιον κληθήσεται, υἱὸς θεοῦ.
heilig genoemd worden, een zoon van God.
36 καὶ ἰδοὺ Ἐλισάβετ ἡ συγγενίς σου
En zie, Elisabeth, je bloedverwante,
καὶ αὐτὴ συνείληφεν υἱὸν ἐν γήρει αὐτῆς,
ook zij ontving een zoon in haar schoot,
καὶ οὗτος μὴν ἕκτος ἐστὶν αὐτῇ
en dit is de zesde maand voor haar,
τῇ καλουμένῃ στείρᾳ·
die onvruchtbaar werd genoemd.
37 ὅτι οὐκ ἀδυνατήσει παρὰ τοῦ θεοῦ
Want niet zal onmogelijk zijn bij God
πᾶν ῥῆμα.
wat je uit kunt spreken.’

38 εἶπεν δὲ Μαριάμ, Ἰδοὺ ἡ δούλη κυρίου·
Maria zie: ‘Zie, (ik ben) de dienares van de Heer.
γένοιτό μοι κατὰ τὸ ῥῆμά σου.
Moge mij gebeuren overeenkomstig uw woord.’
καὶ ἀπῆλθεν ἀπ᾽ αὐτῆς ὁ ἄγγελος.
En de engel ging bij haar weg.

—————

Volgende
Terug