De Emmaüsgangers Lucas 24,13-32 · 4367 dagen geleden by Ad van den Ende
13 Καὶ ἰδοὺ δύο ἐξ αὐτῶν
En zie, twee van hen,
ἐν αὐτῇ τῇ ἡμέρᾳ ἦσαν πορευόμενοι
op dezelfde dag waren zij onderweg
εἰς κώμην ἀπέχουσαν σταδίους ἑξήκοντα
naar een dorp, verwijderd zestig stadia
ἀπὸ Ἰερουσαλήμ, ᾗ ὄνομα Ἐμμαοῦς,
van Jeruzalem, met de naam Emmaüs.
14 καὶ αὐτοὶ ὡμίλουν πρὸς ἀλλήλους
En zij spraken met elkaar
περὶ πάντων τῶν συμβεβηκότων τούτων.
over al die dingen die waren voorgevallen.
15 καὶ ἐγένετο ἐν τῷ ὁμιλεῖν αὐτοὺς καὶ συζητεῖν
En het gebeurde, terwijl zij met elkaar spraken en disputeerden,
καὶ αὐτὸς Ἰησοῦς ἐγγίσας συνεπορεύετο αὐτοῖς,
dat ook Jezus zelf, naderbij gekomen, met hen opliep;
16 οἱ δὲ ὀφθαλμοὶ αὐτῶν ἐκρατοῦντο
Maar hun ogen waren vertroebeld
τοῦ μὴ ἐπιγνῶναι αὐτόν.
zodat ze hem niet herkenden.
17 εἶπεν δὲ πρὸς αὐτούς,
Hij zei tegen hen:
Τίνες οἱ λόγοι οὗτοι οὓς ἀντιβάλλετε
‘Wat zijn die gesprekken die jullie voeren
πρὸς ἀλλήλους περιπατοῦντες;
met elkaar onder het voortgaan?’
καὶ ἐστάθησαν σκυθρωποί.
Zij bleven staan, somber gestemd.
18 ἀποκριθεὶς δὲ εἷς ὀνόματι Κλεοπᾶς εἶπεν πρὸς αὐτόν,
Hem antwoordend zei één van hen, met de naam Kleopas, hem:
Σὺ μόνος παροικεῖς Ἰερουσαλὴμ
‘Bent u de enige vreemdeling in Jeruzalem
καὶ οὐκ ἔγνως τὰ γενόμενα
die niet weet wat gebeurd is
ἐν αὐτῇ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις;
in haar in deze dagen?’
19 καὶ εἶπεν αὐτοῖς, Ποῖα;
En hij zei hun: ‘Wat dan?’
οἱ δὲ εἶπαν αὐτῷ, ,
Zij zeiden hem:
Τὰ περὶ Ἰησοῦ τοῦ Ναζαρηνοῦ
‘Dat van Jezus uit Nazaret,
ὃς ἐγένετο ἀνὴρ προφήτης
die een profeet was,
δυνατὸς ἐν ἔργῳ καὶ λόγῳ
machtig in daad en woord
ἐναντίον τοῦ θεοῦ καὶ παντὸς τοῦ λαοῦ,
tegenover (=in de ogen van) God en heel het volk,
20 ὅπως τε παρέδωκαν αὐτὸν οἱ ἀρχιερεῖς
hoe ze hem overleverden, onze opperpriesters
καὶ οἱ ἄρχοντες ἡμῶν εἰς κρίμα θανάτου
en leiders voor de veroordeling ter dood,
καὶ ἐσταύρωσαν αὐτόν.
en hoe ze hem kruisigden.
21 ἡμεῖς δὲ ἠλπίζομεν ὅτι αὐτός ἐστιν
Wij hoopten dat hij het is
ὁ μέλλων λυτροῦσθαι τὸν Ἰσραήλ·
die zal bevrijden Israël;
ἀλλά γε καὶ σὺν πᾶσιν τούτοις
maar met dat al
τρίτην ταύτην ἡμέραν ἄγει
is het nu de derde dag
ἀφ᾽ οὗ ταῦτα ἐγένετο.
sinds dat gebeurde.
22 ἀλλὰ καὶ γυναῖκές τινες ἐξ ἡμῶν
Maar enkele vrouwen onder ons
ἐξέστησαν ἡμᾶς·
hebben ons in verwarring gebracht;
γενόμεναι ὀρθριναὶ ἐπὶ τὸ μνημεῖον
geweest ’s morgens vroeg bij het graf
23 καὶ μὴ εὑροῦσαι τὸ σῶμα αὐτοῦ
en niet gevonden hebbend zijn lichaam
ἦλθον λέγουσαι
kwamen ze dat zeggen
καὶ ὀπτασίαν ἀγγέλων ἑωρακέναι,
en dat ze een verschijning van engelen gezien hebben
οἳ λέγουσιν αὐτὸν ζῆν.
die zeggen dat hij leeft.
24 καὶ ἀπῆλθόν τινες τῶν σὺν ἡμῖν
En er gingen enkelen van de onzen
ἐπὶ τὸ μνημεῖον,
naar het graf,
καὶ εὗρον οὕτως καθὼς καὶ αἱ γυναῖκες εἶπον,
en ze vonden het zo als de vrouwen zeiden,
αὐτὸν δὲ οὐκ εἶδον.
maar hem zagen ze niet.’
25 καὶ αὐτὸς εἶπεν πρὸς αὐτούς,
En hij zei regen hen:
Ὦ ἀνόητοι καὶ βραδεῖς τῇ καρδίᾳ
‘O onverstandigen en tragen van hart
τοῦ πιστεύειν ἐπὶ πᾶσιν
(als het gaat over) het geloven in alles
οἷς ἐλάλησαν οἱ προφῆται·
wat de profeten gezegd hebben;
26 οὐχὶ ταῦτα ἔδει παθεῖν τὸν Χριστὸν
Moest hij dat niet ondergaan, de Gezalfde,
καὶ εἰσελθεῖν εἰς τὴν δόξαν αὐτοῦ;
en (zo) binnengaan in zijn heerlijkheid?’
27 καὶ ἀρξάμενος ἀπὸ Μωϋσέως
En beginnend met Mozes
καὶ ἀπὸ πάντων τῶν προφητῶν
en alle profeten
διερμήνευσεν αὐτοῖς ἐν πάσαις ταῖς γραφαῖς
gaf hij uitleg aan hen over alle geschriften
τὰ περὶ ἑαυτοῦ.
over hem.
28 Καὶ ἤγγισαν εἰς τὴν κώμην
En ze naderden het dorp
οὗ ἐπορεύοντο,
waarnaar ze op weg waren,
καὶ αὐτὸς προσεποιήσατο πορρώτερον πορεύεσθαι.
en hij deed alsof hij verder wilde gaan.
29 καὶ παρεβιάσαντο αὐτὸν λέγοντες,
Maar zij drongen sterk aan bij hem, zeggend:
Μεῖνον μεθ᾽ ἡμῶν,
‘Blijf bij ons,
ὅτι πρὸς ἑσπέραν ἐστὶν
want het is bijna avond
καὶ κέκλικεν ἤδη ἡ ἡμέρα.
en de dag is al om.
καὶ εἰσῆλθεν τοῦ μεῖναι σὺν αὐτοῖς.
En hij ging naar binnen om bij hen te blijven.
30 καὶ ἐγένετο ἐν τῷ κατακλιθῆναι αὐτὸν μετ᾽ αὐτῶν
En het gebeurde, toen hij (aan tafel) aanlag bij hen,
λαβὼν τὸν ἄρτον
dat hij, het brood genomen hebbend,
εὐλόγησεν
het zegengebed uitsprak,
καὶ κλάσας ἐπεδίδου αὐτοῖς·
en, het gebroken hebbend, gaf aan hen.
31 αὐτῶν δὲ διηνοίχθησαν οἱ ὀφθαλμοὶ
En van hen werden de ogen geopend
καὶ ἐπέγνωσαν αὐτόν·
en ze herkenden hem.
καὶ αὐτὸς ἄφαντος ἐγένετο ἀπ᾽ αὐτῶν.
En hij werd onzichtbaar voor hen.
32 καὶ εἶπαν πρὸς ἀλλήλους,
En ze zeiden tegen elkaar:
Οὐχὶ ἡ καρδία ἡμῶν καιομένη ἦν [ἐν ἡμῖν]
‘Was ons hart niet brandend [in ons]
ὡς ἐλάλει ἡμῖν ἐν τῇ ὁδῷ,
toen hij ons sprak onderweg,
ὡς διήνοιγεν ἡμῖν τὰς γραφάς;
toen hij ons uitlegde de schriften?’