De intocht in Jeruzalem · 4342 dagen geleden by Ad van den Ende
Johannes 7, 1-10
Jezus en zijn broers
1 Καὶ μετὰ ταῦτα περιεπάτει ὁ Ἰησοῦς ἐν τῇ Γαλιλαίᾳ·
Ook daarna trok Jezus rond in Galilea.
οὐ γὰρ ἤθελεν ἐν τῇ Ἰουδαίᾳ περιπατεῖν,
Want hij wilde niet in Judea rondtrekken
ὅτι ἐζήτουν αὐτὸν οἱ Ἰουδαῖοι ἀποκτεῖναι.
omdat de Joden hem zochten te doden.
2 ἦν δὲ ἐγγὺς ἡ ἑορτὴ τῶν Ἰουδαίων ἡ σκηνοπηγία.
Nu was het Joodse loofhuttenfeest aanstaande;
3 εἶπον οὖν πρὸς αὐτὸν οἱ ἀδελφοὶ αὐτοῦ,
zijn broers zeiden dus tegen hem:
Μετάβηθι ἐντεῦθεν καὶ ὕπαγε εἰς τὴν Ἰουδαίαν,
“Ga hiervandaan weg en ga naar Judea,
ἵνα καὶ οἱ μαθηταί σου θεωρήσουσιν
opdat ook je leerlingen zien
τὰ ἔργα ἃ ποιεῖς·
de daden die je verricht.
4 οὐδεὶς γάρ τι ἐν κρυπτῷ ποιεῖ
Want niemand doet iets in het verborgene
καὶ ζητεῖ αὐτὸς ἐν παρρησίᾳ εἶναι.
terwijl hij zoekt in de openbaarheid te zijn,
εἰ ταῦτα ποιεῖς, φανέρωσον σεαυτὸν τῷ κόσμῳ.
als hij dat doet. Maak je bekend aan de wereld.”
5 οὐδὲ γὰρ οἱ ἀδελφοὶ αὐτοῦ ἐπίστευον εἰς αὐτόν.
Want zijn broers geloofden niet in hem.
6 λέγει οὖν αὐτοῖς ὁ Ἰησοῦς,
Jezus zei hun:
Ὁ καιρὸς ὁ ἐμὸς οὔπω πάρεστιν,
“Voor mij is de juiste tijd nog niet gekomen.
ὁ δὲ καιρὸς ὁ ὑμέτερος πάντοτέ ἐστιν ἕτοιμος.
maar jullie tijd is altijd geschikt.
7 οὐ δύναται ὁ κόσμος μισεῖν ὑμᾶς,
De wereld kan jullie niet haten.
ἐμὲ δὲ μισεῖ,
maar mij haat zij
ὅτι ἐγὼ μαρτυρῶ περὶ αὐτοῦ
omdat ik van haar getuig
ὅτι τὰ ἔργα αὐτοῦ πονηρά ἐστιν.
dat haar daden slecht zijn.
8 ὑμεῖς ἀνάβητε εἰς τὴν ἑορτήν·
Gaan jullie maar naar het feest,
ἐγὼ οὐκ ἀναβαίνω εἰς τὴν ἑορτὴν ταύτην,
ik ga niet naar dat feest
ὅτι ὁ ἐμὸς καιρὸς οὔπω πεπλήρωται.
omdat voor mij de juiste tijd nog niet is gekomen.”
9 ταῦτα δὲ εἰπὼν αὐτὸς ἔμεινεν ἐν τῇ Γαλιλαίᾳ.
Nadat hij dat gezegd had bleef hij in Galilea.
10 Ὡς δὲ ἀνέβησαν οἱ ἀδελφοὶ αὐτοῦ εἰς τὴν ἑορτήν,
Maar toen zijn broers naar het feest waren gegaan,
τότε καὶ αὐτὸς ἀνέβη,
toen ging ook hij,
οὐ φανερῶς ἀλλ᾽ ἐν κρυπτῷ.
niet openlijk maar in het geheim.
Jezus weent over Jeruzalem.
(Lucas 19:41-44)
41 Καὶ ὡς ἤγγισεν,
En toen hij (Jeruzalem) naderde,
ἰδὼν τὴν πόλιν ἔκλαυσεν ἐπ᾽ αὐτήν,
ziende de stad, weende hij om haar.
42 λέγων ὅτι Εἰ ἔγνως ἐν τῇ ἡμέρᾳ ταύτῃ καὶ σὺ
Zeggend: “Als ook u op deze dag zou weten
τὰ πρὸς εἰρήνην –
wat u tot vrede (strekt).
νῦν δὲ ἐκρύβη ἀπὸ ὀφθαλμῶν σου.
Maar nu is dat verborgen voor uw ogen.
43 ὅτι ἥξουσιν ἡμέραι ἐπὶ σὲ
Want er zullen dagen over u komen
καὶ παρεμβαλοῦσιν οἱ ἐχθροί σου χάρακά σοι
en uw vijanden zullen een wal om u werpen
καὶ περικυκλώσουσίν σε
en u omsingelen
καὶ συνέξουσίν σε πάντοθεν,
en u van alle kanten in het nauw brengen.
44 καὶ ἐδαφιοῦσίν σε
En ze zullen u met de grond gelijk maken,
καὶ τὰ τέκνα σου ἐν σοί,
u en de inwoners in u,
καὶ οὐκ ἀφήσουσιν λίθον ἐπὶ λίθον ἐν σοί,
en ze zullen geen steen op de andere laten in u,
ἀνθ᾽ ὧν οὐκ ἔγνως τὸν καιρὸν
omdat u geen oog had voor het moment
τῆς ἐπισκοπῆς σου.
Waarop (God) acht sloeg op u.
De intocht in Jeruzalem
(Marcus 11:1-11)
1 Καὶ ὅτε ἐγγίζουσιν
En als ze komen
εἰς Ἱεροσόλυμα εἰς Βηθφαγὴ
bij Jeruzalem bij Betfage
καὶ Βηθανίαν
en Bethanië,
πρὸς τὸ Ὄρος τῶν Ἐλαιῶν,
bij de Berg van Olijven,
ἀποστέλλει δύο τῶν μαθητῶν αὐτοῦ
stuurt hij twee van zijn leerlingen
2 καὶ λέγει αὐτοῖς,
en zegt hun:
Ὑπάγετε εἰς τὴν κώμην
‘Gaat naar het dorp
τὴν κατέναντι ὑμῶν,
tegenover u,
καὶ εὐθὺς εἰσπορευόμενοι
en terstond wanneer jullie aankomen
εἰς αὐτὴν
daar
εὑρήσετε πῶλον
zullen jullie vinden een ezelsveulen,.
δεδεμένον ἐφ᾽ ὃν οὐδεὶς οὔπω
vastgebonden, waarop nog niemand ooit
ἀνθρώπων ἐκάθισεν·
van de mensen zat.
λύσατε αὐτὸν καὶ φέρετε.
Maakt hem los en breng hem.
3
καὶ ἐάν τις ὑμῖν εἴπῃ,
En als iemand jullie zegt:
Τί ποιεῖτε τοῦτο; εἴπατε,
«Wat doen jullie daar?», zeg dan:
Ὁ κύριος αὐτοῦ χρείαν ἔχει,
«De Heer heeft hem nodig,
καὶ εὐθὺς αὐτὸν ἀποστέλλει
en aanstonds stuurt hij hem
πάλιν ὧδε.
terug hierheen.’
4
καὶ ἀπῆλθον
En ze gingen heen
καὶ εὗρον πῶλον
en vonden een ezelsveulen,
δεδεμένον πρὸς θύραν
vastgebonden bij een deur,
ἔξω ἐπὶ τοῦ ἀμφόδου,
buiten bij de toegang.
καὶ λύουσιν αὐτόν.
en ze maken hem los.
5
καί τινες τῶν ἐκεῖ ἑστηκότων
En enkelen van de daar staanden
ἔλεγον αὐτοῖς,
zeiden hun:
Τί ποιεῖτε
‘Wat doen jullie,
λύοντες τὸν πῶλον;
losmakend het ezelsveulen?’
6
οἱ δὲ εἶπαν αὐτοῖς
Maar zij zeiden hun
καθὼς εἶπεν ὁ Ἰησοῦς·
zoals Jezus gezegd had.
καὶ ἀφῆκαν αὐτούς.
En zij lieten hen gaan.
7
καὶ φέρουσιν τὸν πῶλον,
En ze brengen het ezelsveulen
πρὸς τὸν Ἰησοῦν
naar Jezus.
καὶ ἐπιβάλλουσιν αὐτῷ
Zij leggen op hem
τὰ ἱμάτια αὐτῶν,
hun mantels,
καὶ ἐκάθισεν ἐπ᾽ αὐτόν.
en hij (Jezus) ging zitten op hem.
8
καὶ πολλοὶ τὰ ἱμάτια αὐτῶν ἔστρωσαν
En velen spreidden hun mantels uit
εἰς τὴν ὁδόν,
op de weg,
ἄλλοι δὲ στιβάδας
anderen takken,
κόψαντες.
die afgesneden hebbend
ἐκ τῶν ἀγρῶν
op de velden.
9 καὶ οἱ προάγοντες
En degenen die vooruit liepen
καὶ οἱ ἀκολουθοῦντες ἔκραζον,
en degenen die volgden riepen luid:
Ὡσαννά· Εὐλογημένος ὁ ἐρχόμενος
‘Hosanna! Gezegend hij die komt
ἐν ὀνόματι κυρίου·
in de naam van de Heer.
10
Εὐλογημένη ἡ ἐρχομένη βασιλεία
Gezegend het komende koninkrijk
τοῦ πατρὸς ἡμῶν Δαυίδ·
van onze vader David.
Ὡσαννὰ ἐν τοῖς ὑψίστοις.
Hosanna in de hoge!’
11
Καὶ εἰσῆλθεν εἰς Ἱεροσόλυμα
En hij ging Jerusalem binnen
εἰς τὸ ἱερόν·
naar de tempel.
καὶ περιβλεψάμενος πάντα,
En nadat hij rondgezien had naar alles,
ὀψίας ἤδη οὔσης τῆς ὥρας,
het was al laat geworden, het uur,
ἐξῆλθεν εἰς Βηθανίαν
ging hij weg naar Bethanië,
μετὰ τῶν δώδεκα.
met de twaalf.