Vergadering van de goden · 5472 dagen geleden by Ad van den Ende
De goden zijn op de Olympus bijeen; allen op één na: Poseidon. Nu is er dus de gelegenheid om de terugkeer van Odysseus te bespreken.
ἄνδρα μοι ἔννεπε, μοῦσα, πολύτροπον, ὃς μάλα πολλὰ
Bezing me, o Muze, de man, de vindingrijke, die zeer veel
πλάγχθη, ἐπεὶ Τροίης ἱερὸν πτολίεθρον ἔπερσεν·
gedwarsboomd werd, nadat hij van Troje de heilige stad had verwoest,
πολλῶν δ᾽ ἀνθρώπων ἴδεν ἄστεα καὶ νόον ἔγνω,
van veel mensen zag hij de steden en leerde hij de gedachten kennen,
πολλὰ δ᾽ ὅ γ᾽ ἐν πόντῳ πάθεν ἄλγεα ὃν κατὰ θυμόν,
op zee ondervond hij veel narigheid die hem diep raakte,
ἀρνύμενος ἥν τε ψυχὴν καὶ νόστον ἑταίρων.
terwijl hij vocht voor zijn leven en voor de (behouden) thuiskomst van zijn makkers.
ἀλλ᾽ οὐδ᾽ ὣς ἑτάρους ἐρρύσατο, ἱέμενός περ·
Maar toch redde hij zijn makkers niet, al deed hij zijn best;
αὐτῶν γὰρ σφετέρῃσιν ἀτασθαλίῃσιν ὄλοντο,
want door hun eigen stommiteit kwamen zij om,
νήπιοι, οἳ κατὰ βοῦς Ὑπερίονος Ἠελίοιο
de dwazen, die de runderen van de hooggaande Zon
ἤσθιον, αὐτὰρ ὁ τοῖσιν ἀφείλετο νόστιμον ἦμαρ.
opaten; en deze ontnam hun de dag van de terugkeer.
τῶν ἁμόθεν γε, θεά, θύγατερ Διός, εἰπὲ καὶ ἡμῖν.
Van deze gebeurtenissen, Godin, dochter van Zeus, vertel ook ons, te beginnen, waar u wilt.
Schets van de situatie aan het begin van het verhaal
ἔνθ᾽ ἄλλοι μὲν πάντες, ὅσοι φύγον αἰπὺν ὄλεθρον,
Toen waren alle anderen die ontkomen waren aan een vreselijke ondergang
οἴκοι ἔσαν, πόλεμόν τε πεφευγότες ἠδὲ θάλασσαν·
thuis, aan de oorlog ontkomen en aan de zee.
τὸν δ᾽ οἶον νόστου κεχρημένον ἠδὲ γυναικὸς
Hem alleen – hoe verlangend ook naar de terugkeer en naar zijn vrouw – νύμφη πότνι᾽ ἔρυκε Καλυψὼ δῖα θεάων
hield een machtige nimf vast, Kalypso, de stralende onder de godinnen,
ἐν σπέσσι γλαφυροῖσι, λιλαιομένη πόσιν εἶναι.
in een gewelfde grot, er naar verlangend dat hij haar echtgenoot zou zijn.
ἀλλ᾽ ὅτε δὴ ἔτος ἦλθε περιπλομένων ἐνιαυτῶν,
Maar toen het jaar gekomen was, bij het verstrijken der jaren,
τῷ οἱ ἐπεκλώσαντο θεοὶ οἶκόνδε νέεσθαι
waarin de goden hadden beschikt dat hij naar huis terug zou keren,
εἰς Ἰθάκην, οὐδ᾽ ἔνθα πεφυγμένος ἦεν ἀέθλων
naar Ithaka, zelfs toen was hij nog niet verlost van beproevingen,
καὶ μετὰ οἷσι φίλοισι. θεοὶ δ᾽ ἐλέαιρον ἅπαντες
ook al was hij onder de zijnen. De goden hadden allen medelijden (met hem),
νόσφι Ποσειδάωνος· ὁ δ᾽ ἀσπερχὲς μενέαινεν
behalve Poseidon, die hevig vertoornd bleef
ἀντιθέῳ Ὀδυσῆι πάρος ἣν γαῖαν ἱκέσθαι.
op de godgelijke Odysseus totdat hij zijn vaderland bereikt had.
ἀλλ᾽ ὁ μὲν Αἰθίοπας μετεκίαθε τηλόθ᾽ ἐόντας,
Maar hij (Poseidon) was naar de Ethiopiërs gegaan, die ver weg wonen,
Αἰθίοπας τοὶ διχθὰ δεδαίαται, ἔσχατοι ἀνδρῶν,
de Ethiopiërs, die in tweeën zijn verdeeld, het verst van alle mensen,
οἱ μὲν δυσομένου Ὑπερίονος
de enen (in het gebied waar) de zon ondergaat,
οἱ δ᾽ ἀνιόντος,
de anderen waar hij opkomt.
ἀντιόων ταύρων τε καὶ ἀρνειῶν ἑκατόμβης.
Hij kreeg er zijn deel van een offer van stieren en geiten;
ἔνθ᾽ ὅ γ᾽ ἐτέρπετο δαιτὶ παρήμενος· οἱ δὲ δὴ ἄλλοι
daar vermaakte hij zich, zittend aan de maaltijd; maar de anderen
Ζηνὸς ἐνὶ μεγάροισιν Ὀλυμπίου ἁθρόοι ἦσαν.
waren in het huis van de Olympiër Zeus bij elkaar gekomen.
τοῖσι δὲ μύθων ἦρχε πατὴρ ἀνδρῶν τε θεῶν τε·
Onder hen nam de vader van mensen en goden het woord.
μνήσατο γὰρ κατὰ θυμὸν ἀμύμονος Αἰγίσθοιο,
Want hij herinnerde zich heel goed de aanzienlijke Aigisthos
τόν ῥ᾽ Ἀγαμεμνονίδης τηλεκλυτὸς ἔκταν᾽ Ὀρέστης·
dien de zoon van Agamemnon, de zeer beroemde Orestes, gedood had.
τοῦ ὅ γ᾽ ἐπιμνησθεὶς ἔπε᾽ ἀθανάτοισι μετηύδα·
Hem in gedachte sprak hij tot de onsterfelijken de woorden.
“ὢ πόποι, οἷον δή νυ θεοὺς βροτοὶ αἰτιόωνται·
‘Dat is me wat, zoals de stervelingen de goden beschuldigen.
ἐξ ἡμέων γάρ φασι κάκ᾽ ἔμμεναι, οἱ δὲ καὶ αὐτοὶ
Want ze zeggen dat van ons het slechte komt, zij die toch zelf
σφῇσιν ἀτασθαλίῃσιν ὑπὲρ μόρον ἄλγε᾽ ἔχουσιν,
door hun eigen overmoed méér dan wat beschikt is ellende ondergaan;
ὡς καὶ νῦν Αἴγισθος ὑπὲρ μόρον Ἀτρεΐδαο
Zoals Aigisthos in strijd met het lot
γῆμ᾽ ἄλοχον μνηστήν,
de wettige vrouw huwde van Atreus’ zoon
τὸν δ᾽ ἔκτανε νοστήσαντα,
en hem doodde, toen hij terugkeerde,
εἰδὼς αἰπὺν ὄλεθρον,
terwijl hij weet had van de dreigende ondergang
ἐπεὶ πρό οἱ εἴπομεν ἡμεῖς,
omdat we hem van tevoren hadden gezegd
Ἑρμείαν πέμψαντες, ἐύσκοπον ἀργεϊφόντην,
door Hermes te zenden, de scherpziende Argosdoder,
μήτ᾽ αὐτὸν κτείνειν μήτε μνάασθαι ἄκοιτιν·
hem niet te doden en niet diens vrouw te huwen.
ἐκ γὰρ Ὀρέσταο τίσις ἔσσεται Ἀτρεΐδαο,
Want door Orestes zou er wraak zijn voor Atreus’ zoon,
ὁππότ᾽ ἂν ἡβήσῃ
wanneer hij volwassen zou zijn
τε καὶ ἧς ἱμείρεται αἴης.
en naar zijn vaderland zou verlangen.
ὣς ἔφαθ᾽ Ἑρμείας, ἀλλ᾽ οὐ φρένας Αἰγίσθοιο
Zo sprak Hermes, maar de gezindheid van Aigisthos
πεῖθ᾽ ἀγαθὰ φρονέων·
beïnvloedde hij niet, ook al had hij het goede voor;
νῦν δ᾽ ἁθρόα πάντ᾽ ἀπέτισεν.”
Nu heeft hij voor al zijn wandaden geboet.
τὸν δ᾽ ἠμείβετ᾽ ἔπειτα θεά,
Hem antwoordde vervolgens de godin,
γλαυκῶπις Ἀθήνη·
Athene met de stralende ogen.
“ὦ πάτερ ἡμέτερε Κρονίδη,
«O vader van ons, zoon van Kronos,
ὕπατε κρειόντων,
allerhoogste van de heersers’,
καὶ λίην κεῖνός γε ἐοικότι κεῖται ὀλέθρῳ·
welzeker is hij aan een passend verderf te gronde gegaan;
ὡς ἀπόλοιτο καὶ ἄλλος,
moge zo ook (ieder) ander te gronde gaan
ὅτις τοιαῦτά γε ῥέζοι·
die zulke dingen doet.
ἀλλά μοι ἀμφ᾽ Ὀδυσῆι δαΐφρονι δαίεται ἦτορ,
Maar vanwege de slimme Odysseus breekt mijn hart,
δυσμόρῳ, ὃς δὴ δηθὰ φίλων ἄπο
de ongelukkige, die al zo lang ver van de zijnen
πήματα πάσχει
leed verduurt
νήσῳ ἐν ἀμφιρύτῃ,
op een (door zee) omstroomd eiland,
ὅθι τ᾽ ὀμφαλός ἐστι θαλάσσης.
waar het middelpunt is van de zee.
νῆσος δενδρήεσσα,
Het eiland is dichtbebost,
θεὰ δ᾽ ἐν δώματα ναίει,
een godin bewoont daarop een paleis,
Ἄτλαντος θυγάτηρ ὀλοόφρονος,
een dochter van Atlas, de kwaadaardige
ὅς τε θαλάσσης πάσης βένθεα οἶδεν,
die van de hele zee de diepten kent,
ἔχει δέ τε κίονας αὐτὸς μακράς,
en zelf de lange zuilen vasthoudt
αἳ γαῖάν τε καὶ οὐρανὸν ἀμφὶς ἔχουσιν.
die aarde en zee gescheiden houden.
τοῦ θυγάτηρ δύστηνον
Diens dochter houdt de ongelukkige
ὀδυρόμενον κατερύκει,
ondanks zijn gejammer tegen,
αἰεὶ δὲ μαλακοῖσι
steeds weer (probeert ze hem) met lieve
καὶ αἱμυλίοισι λόγοισιν θέλγει,
en vleiende woordjes over te halen
ὅπως Ἰθάκης ἐπιλήσεται·
dat hij Ithaka vergeet.
αὐτὰρ Ὀδυσσεύς, ἱέμενος
Maar Odysseus, verlangend om
καὶ καπνὸν ἀποθρᾐσκοντα νοῆσαι
al was het maar de opstijgende rook te zien
ἧς γαίης, θανέειν ἱμείρεται.
van zijn land, verlangt te sterven.
οὐδέ νυ σοί περ
Raakt dit uw
ἐντρέπεται φίλον ἦτορ, Ὀλύμπιε.
hart niet, Olympiër,
οὔ νύ τ᾽ Ὀδυσσεὺς
heeft Odysseus niet
Ἀργείων παρὰ νηυσὶ χαρίζετο
bij de schepen van de Grieken u vreugde bereid
ἱερὰ ῥέζων Τροίῃ ἐν εὐρείῃ;
door u offers te brengen in het weidse Troje?
τί νύ οἱ τόσον ὠδύσαο, Ζεῦ;”
Waarom ben je toch op hem zo vertoornd, Zeus?’
τὴν δ᾽ ἀπαμειβόμενος προσέφη νεφεληγερέτα Ζεύς·
Haar ten antwoord sprak de wolkenverzamelaar Zeus
“τέκνον ἐμόν, ποῖόν σε ἔπος φύγεν ἕρκος ὀδόντων.
“Mijn kind toch, wat voor woord ontsnapte je lippen.
πῶς ἂν ἔπειτ᾽ Ὀδυσῆος ἐγὼ θείοιο λαθοίμην,
Hoe zou ik, na alles, de heldhaftige Odysseus kunnen vergeten,
ὃς περὶ μὲν νόον ἐστὶ βροτῶν,
die in vernuft alle stervelingen te boven gaat,
περὶ δ᾽ ἱρὰ θεοῖσιν ἀθανάτοισιν ἔδωκε,
en meer (dan allen) offers aan de onsterfelijke goden bracht,
τοὶ οὐρανὸν εὐρὺν ἔχουσιν;
aan hen die de wijde hemel bewonen.
ἀλλὰ Ποσειδάων γαιήοχος ἀσκελὲς αἰεὶ
Maar Poseidon, de aardomvatter, is steeds maar onbedaarlijk
Κύκλωπος κεχόλωται, ὃν ὀφθαλμοῦ ἀλάωσεν,
vertoornd vanwege de Cycloop, die hij van zijn oog beroofde,
ἀντίθεον Πολύφημον,
de goddelijke Polyphemos,
ὅου κράτος ἐστὶ μέγιστον
van wie de kracht het grootst is
πᾶσιν Κυκλώπεσσι· Θόωσα δέ μιν τέκε νύμφη,
van alle cyclopen. Thoösa baarde hem, de nimf,
Φόρκυνος θυγάτηρ ἁλὸς ἀτρυγέτοιο μέδοντος,
(de dochter van Phorkys, heer van de onvruchtbare zee,)
ἐν σπέσσι γλαφυροῖσι Ποσειδάωνι μιγεῖσα.
na in een gewelfde grot met Poseidon te hebben geslapen.
ἐκ τοῦ δὴ Ὀδυσῆα Ποσειδάων ἐνοσίχθων
Sindsdien doodt de aardschokker Poseidon Odysseus
οὔ τι κατακτείνει, πλάζει δ᾽ ἀπὸ πατρίδος αἴης.
nog wel niet, maar hij laat hem zwerven ver van zijn land.
ἀλλ᾽ ἄγεθ᾽, ἡμεῖς οἵδε περιφραζώμεθα πάντες
Maar kom, laten wij hier allen zorgvuldig beraadslagen over
νόστον, ὅπως ἔλθῃσι·
zijn thuisreis, hoe hij terugkeert.
Ποσειδάων δὲ μεθήσει ὃν χόλον·
Poseidon zal zijn toorn wel laten varen.
οὐ μὲν γὰρ τι δυνήσεται ἀντία πάντων
Want hij kan niets tegen (ons) allen,
ἀθανάτων ἀέκητι θεῶν ἐριδαινέμεν οἶος.”
tegen de onsterfelijke goden in zijn eentje strijdend.
τὸν δ᾽ ἠμείβετ᾽ ἔπειτα θεά,
Hem antwoordde vervolgens de godin,
γλαυκῶπις Ἀθήνη·
Athene met de glanzende ogen:
“ὦ πάτερ ἡμέτερε Κρονίδη, ὕπατε κρειόντων,
‘O vader van ons, zoon van Kronos, hoogste van de heersers,
εἰ μὲν δὴ νῦν τοῦτο φίλον μακάρεσσι θεοῖσιν,
als het nu kennelijk behaagt aan de gelukzalige goden
νοστῆσαι Ὀδυσῆα πολύφρονα ὅνδε δόμονδε,
dat de slimme Odusseus terugkeert naar zijn huis,
Ἑρμείαν μὲν ἔπειτα διάκτορον ἀργεϊφόντην
laten we dan Hermes, de bode en argosdoder
νῆσον ἐς Ὠγυγίην ὀτρύνομεν, ὄφρα τάχιστα
naar het eiland Ogygia zenden, opdat hij heel snel
νύμφῃ ἐυπλοκάμῳ εἴπῃ νημερτέα βουλήν,
aan de nimf met de schone lokken ons onwrikbare besluit meedeelt,
νόστον Ὀδυσσῆος ταλασίφρονος,
de thuisreis van de onverschrokken Odysseus,
ὥς κε νέηται·
dat hij (behouden) terugkeert.
αὐτὰρ ἐγὼν Ἰθάκηνδ᾽ ἐσελεύσομαι, ὄφρα οἱ υἱὸν
Maar ik zal naar Ithaka gaan, opdat ik zijn zoon
μᾶλλον ἐποτρύνω καί οἱ μένος ἐν φρεσὶ θείω,
meer aanspoor en hem moed inspreek
εἰς ἀγορὴν καλέσαντα κάρη κομόωντας Ἀχαιοὺς
om de lang haar dragende Grieken ter vergadering te roepen
πᾶσι μνηστήρεσσιν ἀπειπέμεν, οἵ τέ οἱ αἰεὶ
en alle vrijers de wacht aan te zeggen, die steeds maar
μῆλ᾽ ἁδινὰ σφάζουσι
zijn blatende schapen slachten
καὶ εἰλίποδας ἕλικας βοῦς.
en zijn traagvoetige runderen met de schroefvormige horens.
πέμψω δ᾽ ἐς Σπάρτην τε καὶ ἐς Πύλον ἠμαθόεντα
Ik zal hem naaar Sparta zenden en naar ‘t zandige Pylos,
νόστον πευσόμενον πατρὸς φίλου,
om naar de terugkeer van zijn geliefde vader te vragen,
ἤν που ἀκούσῃ,
of hij daar iets over hoort,
ἠδ᾽ ἵνα μιν κλέος ἐσθλὸν ἐν ἀνθρώποισιν ἔχῃσιν.”
en opdat hij een goede naam onder de mensen zal hebben.