Go to content Go to navigation Go to search

Abraham offert zijn zoon Izaäk (Genesis, 22,1-13) · 5491 dagen geleden by Ad van den Ende

1 καὶ ἐγένετο μετὰ τὰ ῥήματα ταῦτα
En het gebeurde na die woorden
ὁ θεὸς ἐπείραζεν τὸν αβρααμ
dat God Abraham op de proef stelde
καὶ εἶπεν πρὸς αὐτόν αβρααμ αβρααμ
en tegen hem zei: ‘Abraham, Abraham!’
ὁ δὲ εἶπεν ἰδοὺ ἐγώ
Hij zei: ‘Zie, (hier ben) ik.’

2 καὶ εἶπεν λαβὲ τὸν υἱόν σου
En Hij zei: ‘Neem je zoon,
τὸν ἀγαπητόν ὃν ἠγάπησας
je welbeminde, waar je van houdt,
τὸν ισαακ καὶ πορεύθητι εἰς τὴν γῆν
Izaäk, en ga naar het land,
τὴν ὑψηλὴν καὶ ἀνένεγκον αὐτὸν ἐκεῖ
het hoge (land) en breng hem daar
εἰς ὁλοκάρπωσιν ἐφ’ ἓν τῶν ὀρέων
als (brand)offer op een van de bergen
ὧν ἄν σοι εἴπω
die ik je zal zeggen.’

3 ἀναστὰς δὲ αβρααμ τὸ πρωὶ
Nadat Abraham vroeg was opgestaan
ἐπέσαξεν τὴν ὄνον αὐτοῦ
zadelde hij zijn ezel,
παρέλαβεν δὲ μεθ’ ἑαυτοῦ δύο παῖδας
nam met zich twee slaven
καὶ ισαακ τὸν υἱὸν αὐτοῦ
en Izaäk, zijn zoon,
καὶ σχίσας ξύλα εἰς ὁλοκάρπωσιν
en na hout te hebben gehakt voor het offer
ἀναστὰς ἐπορεύθη καὶ ἦλθεν ἐπὶ τὸν τόπον
stond hij op, vertrok en kwam bij de berg
ὃν εἶπεν αὐτῷ ὁ θεός
die God hem gezegd had.

4 τῇ ἡμέρᾳ τῇ τρίτῃ
Op de derde dag
καὶ ἀναβλέψας αβρααμ τοῖς ὀφθαλμοῖς
en toen Abraham omhoog zag met zijn ogen
εἶδεν τὸν τόπον μακρόθεν
zag hij de plaats in de verte;

5 καὶ εἶπεν αβρααμ τοῖς παισὶν
en Abraham zei tegen zijn slaven:
αὐτοῦ καθίσατε αὐτοῦ μετὰ τῆς ὄνου
‘Zet u hier, met de ezel.
ἐγὼ δὲ καὶ τὸ παιδάριον διελευσόμεθα
Maar ik en de jongen zullen verder gaan
ἕως ὧδε καὶ προσκυνήσαντες
tot daar en na gebeden te hebben
ἀναστρέψωμεν πρὸς ὑμᾶς
zullen wij terugkomen bij jullie.’

6 ἔλαβεν δὲ αβρααμ τὰ ξύλα τῆς ὁλοκαρπώσεως
Abraham nam het hout voor het offer
καὶ ἐπέθηκεν ισαακ τῷ υἱῷ αὐτοῦ
en legde dat op Izaäk, zijn zoon,
ἔλαβεν δὲ καὶ τὸ πῦρ μετὰ χεῖρα
en hij nam ook het vuur in zijn hand,
καὶ τὴν μάχαιραν καὶ ἐπορεύθησαν οἱ δύο ἅμα
en het mes, en zij gingen voort, zij beiden.

7 εἶπεν δὲ ισαακ πρὸς αβρααμ τὸν πατέρα αὐτοῦ
Maar Izaäk sprak tegen Abraham, zijn vader:
εἴπας πάτερ ὁ δὲ εἶπεν τί ἐστιν τέκνον
zeggende: ‘Vader!’ Hij zei: ‘Wat is er, kind?’
λέγων ἰδοὺ τὸ πῦρ καὶ τὰ ξύλα
Hij zei: ‘Zie, het vuur en het hout.
ποῦ ἐστιν τὸ πρόβατον τὸ εἰς ὁλοκάρπωσιν
Waar is het lam voor het offer?’

8 εἶπεν δὲ αβρααμ ὁ θεὸς ὄψεται ἑαυτῷ
Maar Abraham zei: ‘God zal zelf zorgen voor
πρόβατον εἰς ὁλοκάρπωσιν τέκνον
het lam voor het offer, kind.’
πορευθέντες δὲ ἀμφότεροι ἅμα
Zij gingen beiden verder.

9 ἦλθον ἐπὶ τὸν τόπον
Zij kwamen op de plaats
ὃν εἶπεν αὐτῷ ὁ θεός
die God hem gezegd had,
καὶ ᾠκοδόμησεν ἐκεῖ αβρααμ θυσιαστήριον
en Abraham bouwde daar een altaar
καὶ ἐπέθηκεν τὰ ξύλα
en legde er het hout op,
καὶ συμποδίσας ισαακ τὸν υἱὸν αὐτοῦ
en na Izaäk, zijn zoon, bij de voeten tehebben gebonden
ἐπέθηκεν αὐτὸν ἐπὶ τὸ θυσιαστήριον
legde hij hem op het altaar
ἐπάνω τῶν ξύλων
boven op het hout.

10 καὶ ἐξέτεινεν αβρααμ τὴν χεῖρα αὐτοῦ
En Abraham strekte zijn hand uit
λαβεῖν τὴν μάχαιραν σφάξαι τὸν υἱὸν αὐτοῦ
om het mes te pakken om zijn zoon te slachten.


Rembrandt

11 καὶ ἐκάλεσεν αὐτὸν ἄγγελος κυρίου ἐκ τοῦ οὐρανοῦ
Toen riep hem een engel van de heer uit de hemel
καὶ εἶπεν αὐτῷ αβρααμ αβρααμ
en zei hem: ‘Abraham, Abraham!’
ὁ δὲ εἶπεν ἰδοὺ ἐγώ
Hij zei: ‘Zie, (hier ben) ik.’

12 καὶ εἶπεν μὴ ἐπιβάλῃς τὴν χεῖρά σου
En hij zei: ‘Strek je hand niet uit
ἐπὶ τὸ παιδάριον μηδὲ ποιήσῃς αὐτῷ μηδέν
naar de jongen en doe hem niets;
νῦν γὰρ ἔγνων ὅτι φοβῇ τὸν θεὸν σὺ
want nu weet ik dat je je God vreest,
καὶ οὐκ ἐφείσω τοῦ υἱοῦ σου τοῦ ἀγαπητοῦ δι’ ἐμέ
en dat je je welbeminde zoon niet zou ontzien voor mij.’

13 καὶ ἀναβλέψας αβρααμ τοῖς ὀφθαλμοῖς αὐτοῦ
En Abrahem, opziende met zijn ogen
εἶδεν καὶ ἰδοὺ κριὸς εἷς
keek hij en zie, een ram
κατεχόμενος ἐν φυτῷ σαβεκ
vastzittend in het struikgewas
τῶν κεράτων καὶ ἐπορεύθη αβρααμ
met zijn horens. En Abraham ging er op af
καὶ ἔλαβεν τὸν κριὸν
en hij ving de ram
καὶ ἀνήνεγκεν αὐτὸν εἰς ὁλοκάρπωσιν
en hij bracht hem ten offer
ἀντὶ ισαακ τοῦ υἱοῦ αὐτοῦ
in plaats van Izaäk, zijn zoon.

Terug
Volgende