De schepping · 5351 dagen geleden by Ad van den Ende
Genesis 1
Het zeven dagen verhaal
1 ἐν ἀρχῇ ἐποίησεν ὁ θεὸς τὸν οὐρανὸν καὶ τὴν γῆν
In het begin maakte God de hemel en de aarde.
2 ἡ δὲ γῆ ἦν ἀόρατος καὶ ἀκατασκεύαστος
De aarde was onzichtbaar en niet ingericht,
καὶ σκότος ἐπάνω τῆς ἀβύσσου
en duisternis was boven de afgrond,
καὶ πνεῦμα θεοῦ ἐπεφέρετο ἐπάνω τοῦ ὕδατος
en de adem van God waaide over het water,
3 καὶ εἶπεν ὁ θεός γενηθήτω φῶς καὶ ἐγένετο φῶς
en God zei: ‘Dat er licht komt!’ en er kwam licht.
4 καὶ εἶδεν ὁ θεὸς τὸ φῶς ὅτι καλόν
En God zag dat het licht goed was.
καὶ διεχώρισεν ὁ θεὸς
en God maakte scheiding
ἀνὰ μέσον τοῦ φωτὸς
in het midden van het licht
καὶ ἀνὰ μέσον τοῦ σκότους
en in het midden van de duisternis.
5 καὶ ἐκάλεσεν ὁ θεὸς τὸ φῶς ἡμέραν
En God noemde het licht dag,
καὶ τὸ σκότος ἐκάλεσεν νύκτα
en de duisternis noemde hij nacht.
καὶ ἐγένετο ἑσπέρα καὶ ἐγένετο πρωί
Het werd avond en het werd ochtend.
ἡμέρα μία
De eerste dag.
7 καὶ ἐποίησεν ὁ θεὸς τὸ στερέωμα
En God maakte het gewelf
καὶ διεχώρισεν ὁ θεὸς
en God maakte een scheiding
ἀνὰ μέσον τοῦ ὕδατος ὃ ἦν ὑποκάτω τοῦ στερεώματος
in het midden van het water dat onder het gewelf was
καὶ ἀνὰ μέσον τοῦ ὕδατος τοῦ ἐπάνω τοῦ στερεώματος
en in het midden van het water dat boven het gewelf was.
8 καὶ ἐκάλεσεν ὁ θεὸς τὸ στερέωμα οὐρανόν
En God noemde het gewelf hemel
καὶ εἶδεν ὁ θεὸς ὅτι καλόν
en God zag dat het goed was.
καὶ ἐγένετο ἑσπέρα καὶ ἐγένετο πρωί
En het werd avond en het werd ochtend.
ἡμέρα δευτέρα
De tweede dag.
9 καὶ εἶπεν ὁ θεός
En God zei:
συναχθήτω τὸ ὕδωρ τὸ ὑποκάτω τοῦ οὐρανοῦ
Laat samengebracht worden het water onder de hemel
εἰς συναγωγὴν μίαν
naar één verzamelplaats,
καὶ ὀφθήτω ἡ ξηρά
en laat gezien worden het droge.
καὶ ἐγένετο οὕτως
En zo gebeurde.
10 καὶ ἐκάλεσεν ὁ θεὸς τὴν ξηρὰν γῆν
En God noemde het droge aarde,
καὶ τὰ συστήματα τῶν ὑδάτων ἐκάλεσεν θαλάσσας
en de verzamelplaatsen van de wateren noemde hij zeeën;
καὶ εἶδεν ὁ θεὸς ὅτι καλόν
en God zag dat het goed was.
12 καὶ ἐξήνεγκεν ἡ γῆ βοτάνην χόρτου
En de aarde bracht voort gewas van gras
σπεῖρον σπέρμα κατὰ γένος καὶ καθ’ ὁμοιότητα
dat zaad voortbracht naar soort en naar gelijkenis,
καὶ ξύλον κάρπιμον ποιοῦν καρπόν
en vruchtbomen die vrucht voortbrachten,
οὗ τὸ σπέρμα αὐτοῦ ἐν αὐτῷ κατὰ γένος ἐπὶ τῆς γῆς
waarvan het zaad er in (was) naar soort op de aarde.
καὶ εἶδεν ὁ θεὸς ὅτι καλόν
En God zag dat het goed was.
13 καὶ ἐγένετο ἑσπέρα καὶ ἐγένετο πρωί
En het werd avond en het werd ochtend.
ἡμέρα Τρίτη
De derde dag.
14 καὶ εἶπεν ὁ θεός
En God zei:
γενηθήτωσαν φωστῆρες ἐν τῷ στερεώματι τοῦ οὐρανοῦ
‘Laten er lichten komen in het gewelf van de hemel
εἰς φαῦσιν τῆς γῆς
voor de verlichting van de aarde.
16 καὶ ἐποίησεν ὁ θεὸς τοὺς δύο φωστῆρας τοὺς μεγάλους
En God maakte de twee grote lichten,
τὸν φωστῆρα τὸν μέγαν εἰς ἀρχὰς τῆς ἡμέρας
het grote licht om te heersen over de dag,
καὶ τὸν φωστῆρα τὸν ἐλάσσω εἰς ἀρχὰς τῆς νυκτός
en het kleinere licht om te heersen over de nacht,
καὶ τοὺς ἀστέρας
en de sterren.
καὶ εἶδεν ὁ θεὸς ὅτι καλόν
En God zag dat het goed was.
19 καὶ ἐγένετο ἑσπέρα καὶ ἐγένετο πρωί
En het werd avond en het werd ochtend.
ἡμέρα τετάρτη
De vierde dag.
21 καὶ ἐποίησεν ὁ θεὸς τὰ κήτη τὰ μεγάλα
Toen schiep God de grote zeedieren
καὶ πᾶσαν ψυχὴν ζῴων ἑρπετῶν
en allee krioelende levende wezens
ἃ ἐξήγαγεν τὰ ὕδατα
waarvan de wateren wemelen,,
κατὰ γένη αὐτῶν
naar hun aard,
καὶ πᾶν πετεινὸν πτερωτὸν κατὰ γένος
an alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard,
καὶ εἶδεν ὁ θεὸς ὅτι καλά
en God zag dat het goed was.
23 καὶ ἐγένετο ἑσπέρα καὶ ἐγένετο πρωί
En het werd avond en het werd ochtend:
ἡμέρα Πέμπτη
de vijfde dag.
24 καὶ εἶπεν ὁ θεός
En God zei:
ἐξαγαγέτω ἡ γῆ ψυχὴν ζῶσαν
‘Laat het land voortbrengen levende wezens
κατὰ γένος
naar zijn soort:
τετράποδα καὶ ἑρπετὰ
viervoeters en kruipend (gedierte),
καὶ θηρία τῆς γῆς κατὰ γένος
en wilde dieren van het land, naar zijn soort.
καὶ ἐγένετο οὕτως
En zo gebeurde het.
καὶ εἶδεν ὁ θεὸς ὅτι καλά
En God zag dat het goed was.
De schepping van Adam
Michelangelo
26 καὶ εἶπεν ὁ θεός
En God zei:
ποιήσωμεν ἄνθρωπον κατ’ εἰκόνα ἡμετέραν
laten we een mens maken naar ons beeld
καὶ καθ’ ὁμοίωσιν
en naar (onze) gelijkenis;
καὶ ἀρχέτωσαν τῶν ἰχθύων τῆς θαλάσσης
en laten zij heersen over de vissen van de zee
καὶ τῶν πετεινῶν τοῦ οὐρανοῦ
en over de vogels van de lucht,
καὶ τῶν κτηνῶν καὶ πάσης τῆς γῆς
en over het vee en over heel de aarde,
καὶ πάντων τῶν ἑρπετῶν
en over alle kruipende dieren
τῶν ἑρπόντων ἐπὶ τῆς γῆς
die rondkruipen over de aarde.
27 καὶ ἐποίησεν ὁ θεὸς τὸν ἄνθρωπον
En God schiep de mens
κατ’ εἰκόνα θεοῦ ἐποίησεν αὐτόν
naar het beeld van God schiep hij hem,
ἄρσεν καὶ θῆλυ ἐποίησεν αὐτούς
mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.
28 καὶ ηὐλόγησεν αὐτοὺς ὁ θεὸς
En God zegende hen,
λέγων αὐξάνεσθε
zeggende: ‘Vermenigvuldig u,
καὶ πληθύνεσθε καὶ πληρώσατε τὴν γῆν
vervul de aarde en breng er overvloed,
καὶ κατακυριεύσατε αὐτῆς
en onderwerp haar.
31 καὶ εἶδεν ὁ θεὸς τὰ πάντα ὅσα ἐποίησεν
God keek naar alles wat hij gemaakt had
καὶ ἰδοὺ καλὰ λίαν
en zag dat het heel goed was.
καὶ ἐγένετο ἑσπέρα καὶ ἐγένετο πρωί
En het werd avond en het werd ochtend:
ἡμέρα ἕκτη
de zesde dag.
2
1 Καὶ συνετελέσθησαν ὁ οὐρανὸς καὶ ἡ γῆ
En ze werden voltooid, de hemel en de aarde.
2 καὶ κατέπαυσεν τῇ ἡμέρᾳ τῇ ἑβδόμῃ
En hij rustte uit op de zevende dag
ἀπὸ πάντων τῶν ἔργων αὐτοῦ, ὧν ἐποίησεν.
van al het werk dat hij gemaakt had.
3 καὶ ηὐλόγησεν ὁ θεὸς τὴν ἡμέραν τὴν ἑβδόμην
En God zegende de zevende dag
καὶ ἡγίασεν αὐτήν.
en heiligde hem.