Medea doodt haar zoons · 2679 dagen geleden by Ad van den Ende
Ἔξοδος
Ια. γυναῖκες, αἳ τῆσδ᾽ ἐγγὺς ἕστατε στέγης,
Vrouwen, die dicht bij deze woning staan,
ἆρ᾽ ἐν δόμοισιν ἡ τὰ δείν᾽ εἰργασμένη
is soms zij, die deze vreselijke dingen heeft gedaan,,
Μήδεια τοῖσδ᾽ ἔτ᾽,
Medea, nog in dit huis,
ἢ μεθέστηκεν φυγῆι;
of is zij in een vlucht naar elders vertrokken?
δεῖ γάρ νιν ἤτοι
Want het is nodig dat zij ofwel
γῆς γε κρυφθῆναι κάτω,
zich verbergt onder de grond,
ἢ πτηνὸν ἆραι σῶμ᾽
ofwel dat zij gevleugeld haar lichaam optilt
ἐς αἰθέρος βάθος,
naar de diepte van de lucht.
εἰ μὴ τυράννων δώμασιν
om niet aan het huis van de heersers
δώσει δίκην·
genoegdoening te geven.
πέποιθ᾽
Vertrouwt zij er op,
ἀποκτείνασα κοιράνους χθονὸς
na de heersers van dit land gedood te hebben,
ἀθῶιος αὐτὴ τῶνδε φεύξεσθαι δόμων;
zelf ongestraft weg te zullen vluchten uit dit huis?
ἀλλ᾽ οὐ γὰρ αὐτῆς φροντίδ᾽ ὡς τέκνων ἔχω·
Maar niet om haar heb ik zorg zoals om de kinderen.
κείνην μὲν οὓς ἔδρασεν
Degenen die zij (slecht) behandelde
ἔρξουσιν κακῶς,
zullen haar slecht behandelen,
ἐμῶν δὲ παίδων ἦλθον ἐκσώισων βίον,
ik kwam om het leven van mijn kinderen te redden,
μή μοί τι δράσωσ᾽
laten zij (mijn kinderen) niet iets aandoen,
οἱ προσήκοντες γένει,
zij die verwant zijn aan de familie,
μητρῶιον ἐκπράσσοντες ἀνόσιον φόνον.
wrekend de goddeloze moord van de moeder.
Χο. ὦ τλῆμον, οὐκ οἶσθ᾽
O ongelukkige, u weet niet
οἷ κακῶν ἐλήλυθας,
tot welk punt van ellende u bent gekomen,
Ἰᾶσον· οὐ γὰρ τούσδ᾽ ἂν ἐφθέγξω λόγους.
Jason. Want dan zou u deze woorden niet hebben gesproken!
Ια. τί δ᾽ ἔστιν; ἦ που κἄμ᾽ ἀποκτεῖναι θέλει;
Wat is er? Wil zij ook mij soms doden?
Χο. παῖδες τεθνᾶσι χειρὶ μητρώιαι σέθεν.
De kinderen van u zijn gestorven door de hand van de moeder!
Ια. οἴμοι, τί λέξεις;
Wee mij, wat zegt u?
ὥς μ᾽ ἀπώλεσας, γύναι.
Hoe heb je mij te gronde gericht, vrouw!
Χο. ὡς οὐκέτ᾽ ὄντων σῶν τέκνων φρόντιζε δή.
Bekommer u dus om uw kinderen die niet meer zijn!
Ια. ποῦ γάρ νιν ἔκτειν᾽; ἐντὸς ἢ ἔξωθεν δόμων;
Waar doodde zij hen? Binnen of biten het huis?
Χο. πύλας ἀνοίξας
Wanneer u de poorten hebt geopend
σῶν τέκνων ὄψηι φόνον.
zult u de moord op uw kinderen zien.
Ια. χαλᾶτε κλῆιδας ὡς τάχιστα, πρόσπολοι,
Open de grendels zo snel mogelijk, dienaren,
ἐκλύεθ᾽ ἁρμούς, ὡς ἴδω διπλοῦν κακόν,
maak de pinnen los, zodat ik het tweevoudige kwaad zie,
τοὺς μὲν θανόντας – τὴν δὲ τείσωμαι δίκην.
de gestorvenen – haar zal ik straffen!
Μη. τί τάσδε κινεῖς κἀναμοχλεύεις πύλας,
Waarom beweeg en forceer je deze poorten?
νεκροὺς ἐρευνῶν κἀμὲ τὴν εἰργασμένην;
De lijken zoekend en mij, die het gedaan heeft?
παῦσαι πόνου τοῦδ᾽. εἰ δ᾽ ἐμοῦ χρείαν ἔχεις,
Stop met die inspanning, en als je mij nodig hebt,
λέγ᾽ εἴ τι βούληι,
zeg het als je iets wilt,
χειρὶ δ᾽ οὐ ψαύσεις ποτέ.
met je hand zul je mij nooit aanraken!
τοιόνδ᾽ ὄχημα πατρὸς Ἥλιος πατὴρ
Zo’n wagen geeft mijn vaders vader, de Zon,
δίδωσιν ἡμῖν, ἔρυμα πολεμίας χερός.
ons, als bescherming tegen een vijandige hand.
Ια. ὦ μῖσος, ὦ μέγιστον ἐχθίστη γύναι
O gehaat wezen, o meest gehate vrouw
θεοῖς τε κἀμοὶ
voor de goden en voor mij
παντί τ᾽ ἀνθρώπων γένει,
en voor heel het geslacht van de mensen,
ἥτις τέκνοισι σοῖσιν ἐμβαλεῖν ξίφος
jij die het waagde als moeder een zwaard te steken in jouw kinderen,
ἔτλης τεκοῦσα, κἄμ᾽ ἄπαιδ᾽ ἀπώλεσας·
en mij, als kinderloze, te gronde richtte.
καὶ ταῦτα δράσασ᾽ ἥλιόν τε προσβλέπεις
En dat gedaan hebbend kijk je naar de zon
καὶ γαῖαν, ἔργον τλᾶσα δυσσεβέστατον;
en de aarde, een meest goddeloze daad gewaagd hebbend?
ὄλοι᾽· ἐγὼ δὲ νῦν φρονῶ,
Moge je omkomen! Ik ben nu bij mijn verstand,
τότ᾽ οὐ φρονῶν,
terwijl ik toen niet bij mijn verstand was,
ὅτ᾽ ἐκ δόμων σε βαρβάρου τ᾽ ἀπὸ χθονὸς
toen ik jou uit een barbaars huis en land
Ἕλλην᾽ ἐς οἶκον ἠγόμην, κακὸν μέγα,
naar een Grieks huis bracht, een grote ramp!
πατρός τε καὶ γῆς προδότιν ἥ σ᾽ ἐθρέψατο.
Verraadster van je vader en van het land dat je voedde.
τὸν σὸν δ᾽ ἀλάστορ᾽ εἰς ἔμ᾽ ἔσκηψαν θεοί·
Jouw wraakgeest hebben de goden op mij doen neerkomen!
κτανοῦσα γὰρ δὴ σὸν κάσιν παρέστιον
Want gedood hebbend je broer bij de haard
τὸ καλλίπρωιρον εἰσέβης Ἀργοῦς σκάφος.
ging je aan boord van het schip de Argo met mooie boeg.
ἤρξω μὲν ἐκ τοιῶνδε· νυμφευθεῖσα δὲ
Je bent begonnen met zulke dingen; nadat je was getrouwd
παρ᾽ ἀνδρὶ τῶιδε καὶ τεκοῦσά μοι τέκνα,
met deze man en nadat je kinderen had gebaard.
εὐνῆς ἕκατι καὶ λέχους
heb je vanwege het bed en het huwelijk
σφ᾽ ἀπώλεσας.
hen te gronde gericht.
οὐκ ἔστιν ἥτις τοῦτ᾽ ἂν Ἑλληνὶς γυνὴ
Niet is er in heel Griekenland een vrouw
ἔτλη ποθ᾽,
die dat ooit gewaagd zou hebben,
ὧν γε πρόσθεν ἠξίουν ἐγὼ
die ik boven jou verkoos
γῆμαι σέ,
om te trouwen,
κῆδος ἐχθρὸν ὀλέθριόν τ᾽ ἐμοί,
een vijandige en noodlottige verbintenis voor mij,
λέαιναν, οὐ γυναῖκα, τῆς Τυρσηνίδος
een leeuwin, niet een vrouw, dan de Tyrrheense
Σκύλλης ἔχουσαν ἀγριωτέραν φύσιν.
Scylla hebbend een woestere natuur.
ἀλλ᾽ οὐ γὰρ ἄν
Maar (genoeg hierover) want nog niet
σε μυρίοις ὀνείδεσι δάκοιμι·
met ontelbare scheldwoorden zou ik jou kwetsen;
τοιόνδ᾽ ἐμπέφυκέ σοι θράσος·
zo’n onverschrokkenheid is in jou gegroeid.
ἔρρ᾽, αἰσχροποιὲ
Verdwjn! Een schandelijk handelende
καὶ τέκνων μιαιφόνε·
en moordenares van kinderen!
ἐμοὶ δὲ τὸν ἐμὸν δαίμον᾽ αἰάζειν
Om mijn lot te treuren
πάρα,
is voor mij het alleen nog mogeliike.
ὃς οὔτε λέκτρων νεογάμων ὀνήσομαι,
Ik die noch van het pas gesloten huwelijk zal genieten,
οὐ παῖδας οὓς ἔφυσα κἀξεθρεψάμην
noch de kinderen die ik heb verwekt en opgevoed
ἕξω προσειπεῖν ζῶντας, ἀλλ᾽ ἀπώλεσα.
levend zal kunnen toepreken, maar heb hen verloren.
Μη. μακρὰν ἂν ἐξέτεινα
Ik zou een uitvoerig betoog kunnen houden
τοῖσδ᾽ ἐναντίον λόγοισιν,
tegen deze woorden in,
εἰ μὴ Ζεὺς πατὴρ ἠπίστατο
als vader Zeus niet wist
οἷ᾽ ἐξ ἐμοῦ πέπονθας
wat voor dingen jij aan mij te danken hebt
οἷά τ᾽ εἰργάσω·
en wat voor dingen jij mij hebt aangedaan.
σὺ δ᾽ οὐκ ἔμελλες τἄμ᾽ ἀτιμάσας λέχη
Jij zou niet, mijn bed versmaad hebbend,
τερπνὸν διάξειν βίοτον ἐγγελῶν ἐμοὶ
een plezerig leven leiden, mij uitlachend,
οὐδ᾽ ἡ τύραννος
en de prinses ook niet,
οὐδ᾽ ὁ σοὶ προσθεὶς γάμους
noch mocht hij die jou het huwelijk bezorgde,
Κρέων ἀνατεὶ τῆσδέ μ᾽ ἐκβαλεῖν χθονός.
Kreon, mij ongestraft uit dit land verdrijven.
πρὸς ταῦτα καὶ λέαιναν, εἰ βούληι, κάλει
Daarom, noem mij ook leeuwin, als je wilt,
καὶ Σκύλλαν ἣ Τυρσηνὸν ὤικησεν πέδον·
en Scylla, die het Tyrrheense land bewoonde,
τῆς σῆς γὰρ ὡς χρῆν καρδίας ἀνθηψάμην.
want ik trof jouw hart, zoals het nodig is.
Ια. καὐτή γε λυπῆι καὶ κακῶν κοινωνὸς εἶ.
Ook zelf heb je verdriet en je bent deelgenoot in de ellende.
Μη. σάφ᾽ ἴσθι· λύει δ᾽ ἄλγος, ἢν σὺ μὴ ᾽γγελᾶις.
Weet dat goed. Maar de pijn heeft zin als jij niet lacht.
Ια. ὦ τέκνα, μητρὸς ὡς κακῆς ἐκύρσατε.
O kinderen, wat een slechte moeder hebben jullie getroffen!
Μη. ὦ παῖδες, ὡς ὤλεσθε πατρώιαι νόσωι.
O kinderen, hoe zijn jullie omgekomen door je vaders ziekte!
Ια. οὔ τοινυν ἡμὴ δεξιά σφ᾽ ἀπώλεσεν.
Werkelijk niet mijn rechterhand doodde hen!
Μη. ἀλλ᾽ ὕβρις,
Maar wel je schaamteloosheid.
οἵ τε σοὶ νεοδμῆτες γάμοι.
Het voor jou pas gesloten huwelijk.
Ια. λέχους σφε κἠξίωσας οὕνεκα κτανεῖν.
Vanwege het huwelijk vond jij het de moeite waard hen te doden?
Μη. σμικρὸν γυναικὶ πῆμα τοῦτ᾽ εἶναι δοκεῖς;
Jij acht dat een klein verdriet te zijn voor een vrouw?
Ια. ἥτις γε σώφρων·
(Voor haar) die verstandig is.
σοὶ δὲ πάντ᾽ ἐστὶν κακά.
Maar voor jou is alles een ramp!
Medea
(Wijzend op de lijken.)
Μη. οἵδ᾽ οὐκέτ᾽ εἰσί· τοῦτο γάρ σε δήξεται.
Dezen zijn niet meer; want dat zal je pijn doen.
Ια. οἵδ᾽ εἰσίν, οἴμοι, σῶι κάραι μιάστορες.
Dezen zijn er, wee mij! als wraakgeesten voor je hoofd.
Μη. ἴσασιν ὅστις ἦρξε πημονῆς θεοί.
De goden weten wie is begonnen met de ellende!
Ια. ἴσασι δῆτα σήν γ᾽ ἀπόπτυστον φρένα.
Zij kennen zeker jouw walgelijke geest.
Μη. στύγει· πικρὰν δὲ βάξιν ἐχθαίρω σέθεν.
Haat maar! Ik haat dat bittere gepraat van jou.
Ια. καὶ μὴν ἐγὼ σήν·
En ik dat van jou!
ῥάιδιοι δ᾽ ἀπαλλαγαί.
Gemakkelijk zijn de voorwaarden om uit elkaar te gaan.
Μη. πῶς οὖν; τί δράσω; κάρτα γὰρ κἀγὼ θέλω.
Hoe dan? Wat zal ik doen? Want zeer zeker wil ik het ook.
Ια. θάψαι νεκρούς μοι τούσδε καὶ κλαῦσαι πάρες.
Laat aan mij over om deze lijken te begraven en te wenen.
Μη. οὐ δῆτ᾽, ἐπεί σφας τῆιδ᾽ ἐγὼ θάψω χερί,
Zeker niet, want ik zal hen met deze hand begraven,
φέρουσ᾽ ἐς Ἥρας τέμενος Ἀκραίας θεοῦ,
hen brengend naar het heiligdom van godin Hera Akraia,
ὡς μή τις αὐτοὺς πολεμίων καθυβρίσηι,
opdat niet iemand van de vijanden hen krenkt
τυμβοὺς ἀνασπῶν· γῆι δὲ τῆιδε Σισύφου
door hun graven open te breken. En voor dit land van Sisyphos
σεμνὴν ἑορτὴν καὶ τέλη προσάψομεν
zullen wij een plechtig feest en rites instellen
τὸ λοιπὸν
voor de toekomst
ἀντὶ τοῦδε δυσσεβοῦς φόνου.
voor het goedmaken van deze goddeloze moord.
αὐτὴ δὲ γαῖαν εἶμι τὴν Ἐρεχθέως,
Zelf zal ik gaan naar het land van Erechteus,
Αἰγεῖ συνοικήσουσα τῶι Πανδίονος.
om te gaan samenwonen met Aigeus van Pandioon.
σὺ δ᾽, ὥσπερ εἰκός, κατθανῆι
En jij, zoals het gepast is, zal sterven
κακὸς κακῶς,
als een slecht iemand op een slechte manier,
Ἀργοῦς κάρα σὸν λειψάνωι πεπληγμένος,
getroffen op je hoofd door een brokstuk van de Argo,
πικρὰς τελευτὰς τῶν ἐμῶν γάμων ἰδών.
(gepast) gezien het bittere einde van het huwelijk met mij.
Ια. ἀλλά σ᾽ Ἐρινὺς ὀλέσειε τέκνων
Maar moge de wraakgodin van de kinderen jou te gronde richten
φονία τε Δίκη.
en de bloedige Dike (godin van het recht).
Μη. τίς δὲ κλύει σοῦ θεὸς ἢ δαίμων,
Welke god of geest hoort jou aan,
τοῦ ψευδόρκου καὶ ξειναπάτου;
die mijnedige en bedrieger van gasten?
Ια. φεῦ φεῦ, μυσαρὰ καὶ παιδολέτορ.
Wee! Wee! Jij onreine en moordenares van kinderen!
Μη. στεῖχε πρὸς οἴκους καὶ θάπτ᾽ ἄλοχον.
Ga naar huis en begraaf je echtgenote!
Ια. στείχω, δισσῶν γ᾽ ἄμορος τέκνων.
Ik ga, beroofd van twee kinderen.
Μη. οὔπω θρηνεῖς· μένε καὶ γῆρας.
Je jammert nog niet echt. Wacht op de ouderdom.
Ια. ὦ τέκνα φίλτατα.
O zeer dierbare kinderen!
Μη. μητρί γε, σοὶ δ᾽ οὔ.
Voor de moeder althans. Niet voor jou!
Ια. κἄπειτ᾽ ἔκανες;
En dan vermoord je ze?
Μη. σέ γε πημαίνουσ᾽.
Jouw juist verdriet doende.
Ια. ὤμοι, φιλίου χρήιζω στόματος
Wee mij! Ik verlang naar de geliefde mond
παίδων ὁ τάλας προσπτύξασθαι.
van de kinderen om te kussen. Ik ongelukkige!
Μη. νῦν σφε προσαυδᾶις, νῦν ἀσπάζηι,
Nu roep je hen aan, nu verwelkom je hen,
τότ᾽ ἀπωσάμενος.
na hen toen te hebben afgewezen.
Ια. δός μοι πρὸς θεῶν
Geef mij, in godsnaam,
μαλακοῦ χρωτὸς ψαῦσαι τέκνων.
de zachte huid van de kinderen aan te raken.
Μη. οὐκ ἔστι· μάτην ἔπος ἔρριπται.
Het is niet mogelijk. Tevergeefs is dit woord uitgesproken.
Ια. Ζεῦ, τάδ᾽ ἀκούεις
Zeus, hoort u dat?
ὡς ἀπελαυνόμεθ᾽,
Hoe wij worden afgewezen,
οἷά τε πάσχομεν ἐκ τῆς μυσαρᾶς
wat wij ondergaan door deze onreine vrouw
καὶ παιδοφόνου τῆσδε λεαίνης;
en deze kinderen dodende leeuwin?
ἀλλ᾽ ὁπόσον γοῦν πάρα καὶ δύναμαι
Maar zoveel als tenminste mogelijk is en ik kan
τάδε καὶ θρηνῶ κἀπιθεάζω,
bejammer ik deze (kinderen) en roep ik de goden aan
μαρτυρόμενος δαίμονας
de demonen tot getuigen roepend
ὥς μοι τέκνα κτείνασ᾽ ἀποκωλύεις
dat zij die mijn kinderen doodde mij verhindert
ψαῦσαί τε χεροῖν
hen met beide handen aan te raken
θάψαι τε νεκρούς,
en de doden te begraven;
οὓς μήποτ᾽ ἐγὼ φύσας ὄφελον
had ik hen maar nooit, na hen verwekt te hebben, gezien
πρὸς σοῦ φθιμένους ἐπιδέσθαι.
die door jou gedood zijn!
Χο. πολλῶν ταμίας Ζεὺς ἐν Ὀλύμπωι,
Veel dingen regelt de bestuurder Zeus op de Olympus.
πολλὰ δ᾽ ἀέλπτως κραίνουσι θεοί·
maar veel brengen de goden onverwacht tot stand.
καὶ τὰ δοκηθέντ᾽ οὐκ ἐτελέσθη,
en het verwachte werd niet vervuld;
τῶν δ᾽ ἀδοκήτων πόρον ηὗρε θεός.
Van de onverwachte dingen vond een god de uitweg.
τοιόνδ᾽ ἀπέβη τόδε πρᾶγμα.
Zo liep deze zaak af.
Medea doodt de bruid en haar vader. · 2682 dagen geleden by Ad van den Ende
(Kinderverzorger met kinderen op)
Ἐπεισόδιον εʹ
Πα. δέσποιν᾽, ἀφεῖνται παῖδες οἵδε σοι φυγῆς,
Meesteres, uw kinderen hier zijn ontslagen van verbanning,
καὶ δῶρα νύμφη βασιλὶς ἀσμένη χεροῖν
en de geschenken heeft de koninklijke bruid verheugd met haar handen
ἐδέξατ᾽· εἰρήνη δὲ τἀκεῖθεν τέκνοις.
aangenomen. Er is vrede van die kant voor de kinderen.
Ἔα·
Hè?
τί συγχυθεῖσ᾽ ἕστηκας ἡνίκ᾽ εὐτυχεῖς;
Waarom staat u verbijsterd terwijl u gelukkig bent?
[τί σὴν ἔτρεψας ἔμπαλιν παρηίδα
waarom hebt u afgewend uw wang
κοὐκ ἀσμένη τόνδ᾽ ἐξ ἐμοῦ δέχηι λόγον;
en ontvangt u niet blij dit woord van mij?]
Μη. αἰαῖ.
Ach!
Πα. τάδ᾽ οὐ ξυνωιδὰ τοῖσιν ἐξηγγελμένοις.
Dat is niet in overeenstemming met mijn boodschap.
Μη. αἰαῖ μάλ᾽ αὖθις.
Ach! Nog eens opnieuw.
Πα. μῶν τιν᾽ ἀγγέλλων τύχην
Ik ben toch niet berichtend een onheil
οὐκ οἶδα,
(dat) ik niet ken,
δόξης δ᾽ ἐσφάλην εὐαγγέλου;
heb ik mij vergist in de mening van een goed bericht?
Μη. ἤγγειλας οἷ᾽ ἤγγειλας·
Je hebt bericht wat je hebt bericht.
οὐ σὲ μέμφομαι.
Ik maak je geen verwijten.
Πα. τί δαὶ κατηφεῖς ὄμμα καὶ δακρυρροεῖς;
Waarom dan slaat u uw ogen neer en vergiet u tranen?
Μη. πολλή μ᾽ ἀνάγκη, πρέσβυ·
Daar is grote noodzaak voor, oude man!
ταῦτα γὰρ θεοὶ κἀγὼ
Want zover hebben de goden en ik,
κακῶς φρονοῦσ᾽ ἐμηχανησάμην.
dwaas zijnde, het laten komen.
Πα. θάρσει· κάτει τοι καὶ σὺ
Wees gerust. Ook u zal zeker terug keren
πρὸς τέκνων ἔτι.
nog door toedoen van de kinderen.
Μη. ἄλλους κατάξω πρόσθεν ἡ τάλαιν᾽ ἐγώ.
Anderen zal ik eerder terugbrengen, ik ongelukkige!
Πα. οὔτοι μόνη σὺ σῶν ἀπεζύγης τέκνων·
U werd heus niet alleen van uw kinderen gescheiden!
κούφως φέρειν χρὴ
Het is nodig je ongeluk licht te dragen,
θνητὸν ὄντα συμφοράς.
als je een sterveling bent.
Μη. δράσω τάδ᾽. ἀλλὰ βαῖνε δωμάτων ἔσω
Dat zal ik doen. Maar ga het huis in
καὶ παισὶ πόρσυν᾽
en maak voor de kinderen klaar
οἶα χρὴ καθ᾽ ἡμέραν.
wat nodig is iedere dag.
ὦ τέκνα τέκνα,
O kinderen, kinderen!
σφῶιν μὲν ἔστι δὴ πόλις καὶ δῶμ᾽,
Voor jullie beiden is er dus een stad en een huis,
ἐν ὧι λιπόντες ἀθλίαν ἐμέ,
waarin jullie, na mij, ongelukkige, verlaten te hebben,
οἰκήσετ᾽ αἰεὶ μητρὸς ἐστερημένοι·
zullen wonen, altijd van jullie moeder beroofd.
ἐγὼ δ᾽ ἐς ἄλλην γαῖαν εἶμι δὴ φυγάς,
Maar ik ga dus naar een ander land als balling,
πρὶν σφῶιν ὀνάσθαι
voor ik van jullie beiden plezier heb gehad
κἀπιδεῖν εὐδαίμονας,
en jullie gelukkig heb gezien,
πρὶν (…) γαμηλίους εὐνὰς ἀγῆλαι
voor een huwelijksbed versierd te hebben
λαμπάδας τ᾽ ἀνασχεθεῖν.
en fakkels omhoog te hebben gehouden.
ὦ δυστάλαινα τῆς ἐμῆς αὐθαδίας.
O zeer ongelukkige vanwege mijn eigenzinnigheid!
ἄλλως ἄρ᾽ ὑμᾶς, ὦ τέκν᾽, ἐξεθρεψάμην,
Vergeefs dus heb ik jullie, kinderen, grootgebracht,
ἄλλως δ᾽ ἐμόχθουν καὶ κατεξάνθην πόνοις,
Vergeefs zwoegde ik en werd ik verscheurd door inspanningen,
στερρὰς ἐνεγκοῦσ᾽ ἐν τόκοις ἀλγηδόνας.
hebbend verdragen helse pijnen bij het baren,
ἦ μήν ποθ᾽ ἡ δύστηνος εἶχον ἐλπίδας πολλὰς
Wis en waarachtig had ik, de ongelukkige, ooit veel verwachtingen
ἐν ὑμῖν, γηροβοσκήσειν τ᾽ ἐμὲ
in jullie, dat jullie mij op mijn oude dag zouden verzorgen,
καὶ κατθανοῦσαν χερσὶν
en wanneer ik gestorven zou zijn met jullie handen
εὖ περιστελεῖν,
mij goed de laatste eer zouden bewijzen,
ζηλωτὸν ἀνθρώποισι·
iets benijdenswaardigs voor de mensen.
νῦν δ᾽ ὄλωλε δὴ γλυκεῖα φροντίς.
Nu is dus verloren gegaan een zoete gedachte.
σφῶιν γὰρ ἐστερημένη λυπρὸν διάξω βίοτον
Want van jullie beroofd zal ik een ellendig leven leiden,
ἀλγεινόν τ᾽ ἐμοί. ὑμεῖς δὲ μητέρ᾽
pijnlijk voor mij. En jullie zullen je moeder
οὐκέτ᾽ ὄμμασιν φίλοις ὄψεσθ᾽,
niet meer met jullie lieve ogen zien,
ἐς ἄλλο σχῆμ᾽ ἀποστάντες βίου.
na naar een andere vorm van leven weggegaan te zijn.
φεῦ φεῦ· τί προσδέρκεσθέ μ᾽ ὄμμασιν, τέκνα;
Ach! Ach! Waarom kijken jullie mij met jullie ogen aan, kinderen?
τί προσγελᾶτε τὸν πανύστατον γέλων;
Waarom lachen jullie (mij) toe met jullie allerlaatste lach?
αἰαῖ· τί δράσω; καρδία γὰρ οἴχεται,
Ach! Wat zal ik doen? Want mijn moed verdwijnt,
γυναῖκες, ὄμμα φαιδρὸν ὡς εἶδον τέκνων.
vrouwen, toen ik de stralende blik van mijn kinderen zag.
οὐκ ἂν δυναίμην· χαιρέτω βουλεύματα τὰ πρόσθεν·
Ik zou het niet kunnen. Weg met de vroegere plannen!
ἄξω παῖδας ἐκ γαίας ἐμούς.
Ik zal mijn kinderen meenemen uit het land.
τί δεῖ με πατέρα τῶνδε τοῖς τούτων κακοῖς
Waarom is het nodig dat ik, de vader met de ongelukken van hen
λυποῦσαν αὐτὴν δὶς τόσα κτᾶσθαι κακά;
kwellend, mijzelf twee keer zoveel ellende op de hals haal?
οὐ δῆτ᾽ ἔγωγε· χαιρέτω βουλεύματα.
Echt niet! Weg met die plannen!
καίτοι τί πάσχω;
En toch, wat bezielt me?
βούλομαι γέλωτ᾽ ὀφλεῖν
Wil ik me gelach op de hals halen,
ἐχθροὺς μεθεῖσα τοὺς ἐμοὺς ἀζημίους;
mijn vijanden toestaand ongestraft (te lachen)?
τολμητέον τάδ᾽.
Deze dingen moeten gedurfd worden!
ἀλλὰ τῆς ἐμῆς κάκης,
Maar wat een lafheid van mij,
τὸ καὶ προσέσθαι μαλθακοὺς λόγους φρενί.
het ook maar toelaten van zachte gedachten in mijn geest!
χωρεῖτε, παῖδες, ἐς δόμους. ὅτωι δὲ μὴ
Gaat, kinderen, in het huis; voor wie het niet
θέμις παρεῖναι τοῖς ἐμοῖσι θύμασιν,
toegestaan is aanwezig te zijn bij mijn offers,
αὐτῶι μελήσει·
hij doet dat op eigen risico!
χεῖρα δ᾽ οὐ διαφθερῶ.
Ik zal mijn hand niet doen verslappen!
ἆ ἆ.
Ach! Ach!
μὴ δῆτα, θυμέ, μὴ σύ γ᾽ ἐργάσηι τάδε·
Toch niet, hart, laat jij dit niet doen!
ἔασον αὐτούς, ὦ τάλαν, φεῖσαι τέκνων·
Laat hen, ongelukkige, spaar de kinderen!
ἐκεῖ μεθ᾽ ἡμῶν ζῶντες εὐφρανοῦσί σε.
Daar samen met ons levend zullen zij u blij maken.
μὰ τοὺς παρ᾽ Ἅιδηι νερτέρους ἀλάστορας,
Bij de bij Hades in de onderwereld levende kwelgeesten,
οὔτοι ποτ᾽ ἔσται τοῦθ᾽ ὅπως ἐχθροῖς ἐγὼ
zeker niet zal het ooit gebeuren dat ik aan mijn vijanden
παῖδας παρήσω τοὺς ἐμοὺς καθυβρίσαι.
mijn kinderen zal overlaten om te mishandelen.
[πάντως σφ᾽ ἀνάγκη κατθανεῖν·
Absoluut is er voor hen de noodzaak om te sterven.
ἐπεὶ δὲ χρή, ἡμεῖς κτενοῦμεν
Omdat het nodig is, doden wij hen,
οἵπερ ἐξεφύσαμεν.
juist wij die hen ter wereld brachten.]
πάντως πέπρακται ταῦτα
Trouwens, die dingen zijn in gang gezet
κοὐκ ἐκφεύξεται.
en zij zal ze niet ontvluchten.
καὶ δὴ ᾽πὶ κρατὶ στέφανος,
en dus is op haar hoofd de krans,
ἐν πέπλοισι δὲ νύμφη τύραννος ὄλλυται,
in haar gewaad komt de koninklijke bruid om.
σάφ᾽ οἶδ᾽ ἐγώ.
Dat weet ik zeker!
ἀλλ᾽, εἶμι γὰρ δὴ τλημονεστάτην ὁδόν,
Maar ik ga immers een zeer ellendige weg,
καὶ τούσδε πέμψω τλημονεστέραν ἔτι,
en dezen zal ik sturen over een nog ellendigere weg.
παῖδας προσειπεῖν βούλομαι. – δότ᾽, ὦ τέκνα,
De kinderen wil ik toespreken – geeft, kinderen
δότ᾽ ἀσπάσασθαι
geeft, om afscheid te nemen,
μητρὶ δεξιὰν χέρα.
aan jullie moeder de rechterhand.
ὦ φιλτάτη χείρ, φίλτατον δέ μοι στόμα
O allerliefste hand, voor mij allerliefste mond,
καὶ σχῆμα καὶ πρόσωπον εὐγενὲς τέκνων,
en edele gestalte en gezicht van de kinderen,
εὐδαιμονοῖτον, ἀλλ᾽ ἐκεῖ·
mogen jullie beiden gelukkig zijn, maar dáár;
τὰ δ᾽ ἐνθάδε πατὴρ ἀφείλετ᾽.
het geluk hier heeft jullie vader jullie ontnomen.
ὦ γλυκεῖα προσβολή,
o zoete omarming,
ὦ μαλθακὸς χρὼς πνεῦμά θ᾽ ἥδιστον τέκνων.
o zachte huid en zeer aangename adem van kinderen!
χωρεῖτε χωρεῖτ᾽·
Gaat nu! Gaat nu!
οὐκέτ᾽ εἰμὶ προσβλέπειν οἵα τε †πρὸς ὑμᾶς†,
Ik ben niet meer in staat naar jullie te kijken
ἀλλὰ νικῶμαι κακοῖς.
maar ik word overmand door ellende.
καὶ μανθάνω μὲν οἷα δρᾶν μέλλω κακά,
En ik besef wat voor een ellende ik op het punt sta aan te richten.
θυμὸς δὲ κρείσσων τῶν ἐμῶν βουλευμάτων,
Het gemoed is sterker dan mijn verstandelijke overwegingen.
ὅσπερ μεγίστων αἴτιος κακῶν βροτοῖς.
Welk (gemoed) verantwoordelijk is voor de grootste ellende voor de mensen.
Het koor zingt over de voor- en nadelen van het hebben van kinderen. Kinderen brengen vaak veel zorgen met zich mee. Mensen die wel kinderen hebben worden vaak verteerd door zorgen of ze hen wel goed opvoeden en of het goed met hen zal gaan. Stel dat dit goed gaat dan is er nog de kans dat de dood hun lichaam vroeg wegneemt. Wat heeft het voor zin dat dit verdriet door de goden wordt opgelegd?
Μη. φίλαι, πάλαι τοι προσμένουσα τὴν τύχην
Vriendinnen, al lang het lot afwachtend
καραδοκῶ τἀκεῖθεν
wacht ik in spanning de dingen daar af
οἷ προβήσεται.
hoe ze zich zullen ontwikkelen.
καὶ δὴ δέδορκα τόνδε τῶν Ἰάσονος
Kijk daar zie ik een van de dienaren van Jason,
στείχοντ᾽ ὀπαδῶν· πνεῦμα δ᾽ ἠρεθισμένον
komen aanlopen; zijn gejaagde adem
δείκνυσιν ὥς τι καινὸν ἀγγελεῖ κακόν.
toont dat hij een nieuw onheil zal berichten.
ΑΓΓΕΛΟΣ ·
Bode
ὦ δεινὸν ἔργον παρανόμως εἰργασμένη,
U die een vreselijke daad misdadig hebt verricht,
Μήδεια, φεῦγε φεῦγε, μήτε ναΐαν
Medea. Vlucht! Vlucht! Na noch een schip
λιποῦσ᾽ ἀπήνην
onbenut te hebben gelaten
μήτ᾽ ὄχον πεδοστιβῆ.
noch een over het land gaande wagen.
Μη. τί δ᾽ ἄξιόν μοι τῆσδε τυγχάνει φυγῆς;
Wat maakt deze vlucht voor mij nodig?
Αγ. ὄλωλεν ἡ τύραννος ἀρτίως κόρη
Het koninklijke meisje is zojuist overleden
Κρέων θ᾽ ὁ φύσας φαρμάκων τῶν σῶν ὕπο.
en Kreon die haar verwekt heeft, door uw overmiddelen!
Μη. κάλλιστον εἶπας μῦθον,
Je hebt een schitterend woord gesproken!
ἐν δ᾽ εὐεργέταις τὸ λοιπὸν ἤδη
Onder mijn weldoeners zul jij voortaan nu
καὶ φίλοις ἐμοῖς ἔσηι.
en onder mijn vrienden zijn.
Αγ. τί φήις; φρονεῖς μὲν ὀρθὰ
Wat zegt u? Denkt u wel de juiste dingen
κοὐ μαίνηι, γύναι,
en bent u niet waanzinnig, vrouw,
ἥτις, τυράννων ἑστίαν ἠικισμένη,
die, na de koninklijke haard geschonden te hebben,
χαίρεις κλύουσα κοὐ φοβῆι τὰ τοιάδε;
u verheugt, het horend, en niet vreest dergelijke dingen?
Μη. ἔχω τι κἀγὼ τοῖσι σοῖς ἐναντίον
Ook ik kan, tegen jouw woorden in,
λόγοισιν εἰπεῖν. ἀλλὰ μὴ σπέρχου, φίλος,
woorden spreken, maar maak je niet druk, vriend,
λέξον δέ· πῶς ὤλοντο;
en vertel: hoe zijn ze omgekomen?
δὶς τόσον γὰρ ἂν τέρψειας ἡμᾶς,
want je zou ons twee keer zo blij maken
εἰ τεθνᾶσι παγκάκως.
als ze heel beroerd zijn gestorven!
Αγ. ἐπεὶ τέκνων σῶν ἦλθε δίπτυχος γονὴ
Toen van uw kinderen het tweevoudige kroost kwam
σὺν πατρὶ καὶ
met hun vader en
παρῆλθε νυμφικοὺς δόμους,
was binnen gegaan in het huis van de bruid,
ἥσθημεν
verheugden wij ons,
οἵπερ σοῖς ἐκάμνομεν κακοῖς
wij die het moeilijk hadden met uw ellende,
δμῶες· δι᾽ ὤτων δ᾽ εὐθὺς ἦν πολὺς λόγος
wij slaven. Van oor tot oor was er meteen veel gepraat
σὲ καὶ πόσιν σὸν νεῖκος ἐσπεῖσθαι τὸ πρίν.
dat u en uw man uw ruzie van vroeger hadden bijgelegd!
κυνεῖ δ᾽ ὁ μέν τις χεῖρ᾽, ὁ δὲ ξανθὸν κάρα
De een kust een hand, de ander het blonde hoofd
παίδων· ἐγὼ δὲ καὐτὸς ἡδονῆς ὕπο
van de kinderen. Ook ikzelf, door blijdschap,
στέγας γυναικῶν
naar de vertrekken van de vrouwen
σὺν τέκνοις ἅμ᾽ ἑσπόμην.
ging ik samen met de kinderen mee.
δέσποινα δ᾽ ἣν νῦν ἀντὶ σοῦ θαυμάζομεν,
De meesteres naar wie wij nu opzien in plaats van naar u,
πρὶν μὲν τέκνων σῶν εἰσιδεῖν ξυνωρίδα,
alvorens naar het tweetal van uw kinderen te zien,
πρόθυμον εἶχ᾽ ὀφθαλμὸν εἰς Ἰάσονα·
hield haar blik liefdevol op Jason gericht.
ἔπειτα μέντοι προυκαλύψατ᾽ ὄμματα
Vervolgens echter bedekte zij bij zich de ogen
λευκήν τ᾽ ἀπέστρεψ᾽ ἔμπαλιν παρηίδα,
en haar witte wang wende zij af
παίδων μυσαχθεῖσ᾽ εἰσόδους·
afkeer voelend over de binnenkomst van de kinderen.
πόσις δὲ σὸς
Maar uw echtgenoot
ὀργάς τ᾽ ἀφήιρει
probeert de boze gevoelens weg te nemen
καὶ χόλον νεάνιδος, λέγων τάδ᾽·
en de woede van de jonge vrouw, zeggend dit:
Οὐ μὴ δυσμενὴς ἔσηι φίλοις,
Wees niet vijandig tegen vrienden.
παύσηι δὲ θυμοῦ καὶ πάλιν στρέψεις κάρα,
Houd op met je boosheid en keer je hoofd weer om,
φίλους νομίζουσ᾽ οὕσπερ ἂν πόσις σέθεν,
terwijl je de echtgenoot van jou juist beschouwt als vrienden.
δέξηι δὲ δῶρα καὶ παραιτήσηι πατρὸς
Neem de geschenken aan en vraag aan je vader
φυγὰς ἀφεῖναι
de verbanningen kwijt te schelden
παισὶ τοῖσδ᾽ ἐμὴν χάριν.
aan deze kinderen omwille van mij.
ἡ δ᾽, ὡς ἐσεῖδε κόσμον, οὐκ ἠνέσχετο,
En zij, toen zij de tooi zag, bood geen weerstand,
ἀλλ᾽ ἤινεσ᾽ ἀνδρὶ πάντα,
maar zij zegde aan haar man alles toe,
καὶ πρὶν ἐκ δόμων μακρὰν ἀπεῖναι
en voor zij van het huis ver verwijderd waren,
πατέρα καὶ παῖδας σέθεν
de vader en de kinderen van u,
λαβοῦσα πέπλους ποικίλους ἠμπέσχετο,
gepakt hebbend het rijk geborduurde gewaad trok zij het aan,
χρυσοῦν τε θεῖσα στέφανον ἀμφὶ βοστρύχοις
en de gouden krans gezet hebbend rond haar lokken,
λαμπρῶι κατόπτρωι σχηματίζεται κόμην,
schikt zij haar haar in een glimmende spiegel
ἄψυχον εἰκὼ προσγελῶσα σώματος.
terwjl zij het zielloze beeld van haar lichaam toelacht
κἄπειτ᾽ ἀναστᾶσ᾽ ἐκ θρόνων διέρχεται
en vervolgens, opgestaan van haar zetel, loopt zij door
στέγας, ἁβρὸν βαίνουσα παλλεύκωι ποδί,
de vertrekken, koket stappend met haar witte voet,
δώροις ὑπερχαίρουσα, πολλὰ πολλάκις
met de geschenken bijzonder blij, heel vaak
τένοντ᾽ ἐς ὀρθὸν ὄμμασι σκοπουμένη.
met haar ogen naar de gestrekte hiel omkijkend.
τοὐνθένδε μέντοι δεινὸν ἦν θέαμ᾽ ἰδεῖν·
Hierna echter was er een verschrikkelijk schouwspel om te zien:
χροιὰν γὰρ ἀλλάξασα λεχρία πάλιν
want van kleur verschietend gaat zij schuin terug
χωρεῖ τρέμουσα κῶλα καὶ μόλις φθάνει
trillend met haar ledematen en met moeite nog net op tijd
θρόνοισιν ἐμπεσοῦσα μὴ χαμαὶ πεσεῖν.
zich op haar zetel werpend om niet op de grond te vallen.
καί τις γεραιὰ προσπόλων, δόξασά που
En een oude vrouw van de dienaressen, menend misschien
ἢ Πανὸς ὀργὰς
dat er aanvallen van Pan
ἤ τινος θεῶν μολεῖν,
of van iemand van de goden gekomen waren
ἀνωλόλυξε, πρίν γ᾽ ὁρᾶι διὰ στόμα
krijste luid, voordat zij zag dat er door haar mond
χωροῦντα λευκὸν ἀφρόν, ὀμμάτων τ᾽ ἄπο
wit schuim kwam, en dat zij van haar ogen
κόρας στρέφουσαν,
de pupillen wegdraaide,
αἷμά τ᾽ οὐκ ἐνὸν χροΐ·
en dat er geen bloed meer was in de huid.
εἶτ᾽ ἀντίμολπον ἧκεν ὀλολυγῆς
Vervolgens liet zij iets horen anders klinkend dan gegil:
μέγαν κωκυτόν.
luid gejammer.
εὐθὺς δ᾽ ἡ μὲν ἐς πατρὸς δόμους ὥρμησεν,
Meteen snelde de een naar het huis van de vader,
ἡ δὲ πρὸς τὸν ἀρτίως πόσιν,
de ander naar de kersverse echtgenoot,
φράσουσα νύμφης συμφοράν·
om het ongeluk van de bruid te vertellen.
ἅπασα δὲ στέγη πυκνοῖσιν ἐκτύπει δραμήμασιν.
Heel het huis dreunde door het drukke heen en weer geloop.
ἤδη δ᾽ ἀνέλκων κῶλον ἕκπλεθρον δρόμου
Reeds afgelegd hebben een traject van 180 meter van de renbaan
ταχὺς βαδιστὴς τερμόνων ἂν ἥπτετο·
zou een snelle hardloper het keerpunt bereikt hebben,
ἡ δ᾽ ἐξ ἀναύδου καὶ μύσαντος ὄμματος
toen zij, na sprakeloosheid met gesloten ogen,
δεινὸν στενάξασ᾽ ἡ τάλαιν᾽ ἠγείρετο.
verschrikkelijk kreunend, de ongelukkige, ontwaakte,
διπλοῦν γὰρ αὐτῆι πῆμ᾽ ἐπεστρατεύετο·
want een dubbele pijn viel haar aan:
χρυσοῦς μὲν ἀμφὶ κρατὶ κείμενος πλόκος
een gouden diadeem die om haar hoofd zat
θαυμαστὸν ἵει νᾶμα παμφάγου πυρός,
zond een verbijsterende stroom van alles verterend vuur;
πέπλοι δὲ λεπτοί, σῶν τέκνων δωρήματα,
haar dunne gewaden, geschenken van uw zoons,
λευκὴν ἔδαπτον σάρκα τῆς δυσδαίμονος.
verslonden het witte vlees van de ongelukkige.
φεύγει δ᾽ ἀναστᾶσ᾽ ἐκ θρόνων πυρουμένη,
Zij vlucht, opgestaan van haar zetel, brandend,
σείουσα χαίτην κρᾶτά τ᾽ ἄλλοτ᾽ ἄλλοσε,
schuddend haar haar en hoofd, nu hierheen dan daarheen,
ῥῖψαι θέλουσα στέφανον· ἀλλ᾽ ἀραρότως
willend afwerpen de hoofdband; maar stevig
σύνδεσμα χρυσὸς εἶχε, πῦρ δ᾽, ἐπεὶ κόμην
zat het goud vast; maar het vuur, toen zij het haar
ἔσεισε μᾶλλον, δὶς τόσως ἐλάμπετο.
meer schudde, laaide twee keer zoveel op.
πίτνει δ᾽ ἐς οὖδας συμφορᾶι νικωμένη,
Zij valt op de grond, door het ongeluk overwonnen,
πλὴν τῶι τεκόντι κᾶρτα δυσμαθὴς ἰδεῖν·
behalve voor haar vader zeer moeilijk om te herkennen;
οὔτ᾽ ὀμμάτων γὰρ δῆλος ἦν κατάστασις
want noch van haar ogen was de toestand herkenbaar,
οὔτ᾽ εὐφυὲς πρόσωπον,
noch het knappe gezicht (was herkenbaar),
αἷμα δ᾽ ἐξ ἄκρου ἔσταζε κρατὸς
bloed druppelde uit de bovenkant van haar hoofd
συμπεφυρμένον πυρί,
vermengd met vuur,
σάρκες δ᾽ ἀπ᾽ ὀστέων
stukken vlees dropen neer van haar botten
ὥστε πεύκινον δάκρυ
zoals hars van de pijnboom,
γνάθοις ἀδήλοις φαρμάκων ἀπέρρεον,
door de onzichtbare kaken van de tovermidddelen,
δεινὸν θέαμα·
een vreselijk schouwspel.
πᾶσι δ᾽ ἦν φόβος θιγεῖν νεκροῦ·
Bij allen was er angst om het lijk aan te raken;
τύχην γὰρ εἴχομεν διδάσκαλον.
want haar lot hadden wij als leermeester.
πατὴρ δ᾽ ὁ τλήμων
Maar de ongelukkige vader,
συμφορᾶς ἀγνωσίαι
in zijn onwetendheid van het ongeluk,
ἄφνω παρελθὼν δῶμα προσπίτνει νεκρῶι·
plotseling gekomen naar het huis valt neer bij het lijk.
ὤιμωξε δ᾽ εὐθὺς
Terstond begon hij te jammeren
καὶ περιπτύξας χέρας
en als hij zijn armen om haar heen heeft geslagen
κυνεῖ προσαυδῶν τοιάδ᾽. Ὦ δύστηνε παῖ,
kust hij haar terwijl hij tot haar zegt: O ongelukkig kind,
τίς σ᾽ ὧδ᾽ ἀτίμως δαιμόνων
wie van de goden heeft jou op zo’n afschuwelijke wijze
ἀπώλεσε;
te gronde gericht?
τίς τὸν γέροντα τύμβον ὀρφανὸν σέθεν
Wie maakt van mij een “wandelend graf”, beroofd van jou?
τίθησιν; οἴμοι, συνθάνοιμί σοι, τέκνον.
Wee mij! Moge ik sterven met jou, kind!
ἐπεὶ δὲ θρήνων καὶ γόων ἐπαύσατο,
Maar toen hij met zijn jammer- en weeklachten was opgehouden,
χρήιζων γεραιὸν ἐξαναστῆσαι δέμας
verlangend zijn oude gestalte te doen opstaan,
προσείχεθ᾽ ὥστε κισσὸς ἔρνεσιν δάφνης
zat hij vast, zoals klimop an de takken van een laurier,
λεπτοῖσι πέπλοις,
aan het fijne gewaad.
δεινὰ δ᾽ ἦν παλαίσματα·
Verschrikkelijk waren de worstelingen,
ὃ μὲν γὰρ ἤθελ᾽ ἐξαναστῆσαι γόνυ,
want hij wilde zijn knie doen opstaan
ἣ δ᾽ ἀντελάζυτ᾽.
maar zij hield hem vast.
εἰ δὲ πρὸς βίαν ἄγοι,
Telkens als hij met geweld trok
σάρκας γεραιὰς ἐσπάρασσ᾽ ἀπ᾽ ὀστέων.
scheurde hij oude stukken vlees los van de botten.
χρόνωι δ᾽ ἀπέστη καὶ μεθῆχ᾽ ὁ δύσμορος
Tenslotte bezweek de ongelukkige en verloor hij
ψυχήν· κακοῦ γὰρ
het leven. Want tegen het ongeluk
οὐκέτ᾽ ἦν ὑπέρτερος.
was hij niet meer opgewassen.
κεῖνται δὲ νεκροὶ παῖς τε καὶ γέρων πατὴρ
De lijken, het kind en de oude vader, ligggen
πέλας, ποθεινὴ δακρύοισι συμφορά.
dicht bij elkaar; een ramp die smeekt om tranen.
καί μοι τὸ μὲν σὸν
En wat mij betreft hoef ik aan uw persoon
ἐκποδὼν ἔστω λόγου·
geen woorden te besteden.
γνώσηι γὰρ αὐτὴ
Want u zal zelf wel bedenken
ζημίας ἀποστροφήν.
hoe aan de straf te ontkomen.
τὰ θνητὰ δ᾽ οὐ νῦν πρῶτον ἡγοῦμαι σκιάν,
De sterfelijke dingen acht ik niet nu voor het eerst een schaduw,
οὐδ᾽ ἂν τρέσας εἴποιμι
en zonder aarzelen kan ik wel zeggen dat
τοὺς σοφοὺς βροτῶν
(degenen die) de wijzen van de stervelingen
δοκοῦντας εἶναι καὶ μεριμνητὰς λόγων
schijnen te zijn en bedenkers van redeneringen,
τούτους μεγίστην ζημίαν ὀφλισκάνειν.
dat die de grootste straf verdienen.
θνητῶν γὰρ οὐδείς ἐστιν εὐδαίμων ἀνήρ·
Want van de stervelingen is niemand een gelukkig man.
ὄλβου δ᾽ ἐπιρρυέντος εὐτυχέστερος
Wanneer de rijkdom toestroomt wordt de een succesvoller
ἄλλου γένοιτ᾽ ἂν ἄλλος, εὐδαίμων δ᾽ ἂν οὔ.
dan de ander, maar gelukkig wordt hij niet.
Χο. ἔοιχ᾽ ὁ δαίμων πολλὰ τῆιδ᾽ ἐν ἡμέραι
God lijkt op deze dag terecht vele
κακὰ ξυνάπτειν ἐνδίκως Ἰάσονι.
rampen te berokkenen aan Jason.
ὦ τλῆμον, ὥς σου συμφορὰς οἰκτίρομεν,
Hoe betreuren we jouw ongeluk,
κόρη Κρέοντος, ἥτις εἰς Ἅιδου δόμους
o ongelukkige dochter van Kreon, die naar het huis van Hades
οἴχηι γάμων ἕκατι τῶν Ἰάσονος.
gaat vanwege het huwelijk van Jason.
Μη. φίλαι, δέδοκται τοὔργον ὡς τάχιστά μοι
Vriendinnen,de daad is besloten, zo snel mogelijk, door mij
παῖδας κτανούσηι τῆσδ᾽ ἀφορμᾶσθαι χθονός,
de kinderen gedood zijnde, uit dit land te vertrekken.
καὶ μὴ σχολὴν ἄγουσαν ἐκδοῦναι τέκνα
en niet door werkloos te blijven, de kinderen uit te leveren
ἄλληι φονεῦσαι δυσμενεστέραι χερί.
aan een andere, meer moordlustige, om hen te doden met de hand.
πάντως σφ᾽ ἀνάγκη κατθανεῖν· ἐπεὶ δὲ χρή,
Het is absoluut nodig dat zij sterven. Omdat dat nodig is
ἡμεῖς κτενοῦμεν
zullen wij hen doden,
οἵπερ ἐξεφύσαμεν.
juist wij die hen hebben voortgebracht..
ἀλλ᾽ εἶ᾽ ὁπλίζου, καρδία. τί μέλλομεν
Maar vooruit, wapen je, hart! Waarom aarzelen we
τὰ δεινὰ κἀναγκαῖα μὴ πράσσειν κακά;
de vreseljke en noodzakelijke wandaden te doen?
ἄγ᾽, ὦ τάλαινα χεὶρ ἐμή, λαβὲ ξίφος,
Vooruit, ongelukkige hand van mij, pak een zwaard,
λάβ᾽, ἕρπε πρὸς βαλβῖδα λυπηρὰν βίου,
pak hem, ga naar het pijnlijke einde van het leven!
καὶ μὴ κακισθῆις μηδ᾽ ἀναμνησθῆις τέκνων,
en laat jij niet laf zijn en denk niet aan de kinderen,
ὡς φίλταθ᾽, ὡς ἔτικτες, ἀλλὰ τήνδε γε
hoe allerliefsr zij zijn, hoe je ze baarde, maar
λαθοῦ βραχεῖαν ἡμέραν παίδων σέθεν,
vergeet deze korte dag van de kinderen van je,
κἄπειτα θρήνει· καὶ γὰρ εἰ κτενεῖς σφ᾽, ὅμως
en jammer daarna. Want ook al dood jij hen, toch
φίλοι γ᾽ ἔφυσαν – δυστυχὴς δ᾽ ἐγὼ γυνή.
waren zij je dierbaar – ongelukkige vrouw die ik ben.
Gesprek met Jason · 2686 dagen geleden by Ad van den Ende
Vierde akte
Medea, met bedienden, en daarna Jason op
Ια. ἥκω κελευσθείς· καὶ γὰρ οὖσα δυσμενὴς
Ik kom, bevolen zijnde, want ook al ben je mij slecht gezind,
οὔ τἂν ἁμάρτοις τοῦδέ γ᾽, ἀλλ᾽ ἀκούσομαι
je zult dit niet missen, maar ik zal aanhoren
τί χρῆμα βούληι καινὸν ἐξ ἐμοῦ, γύναι.
wat je nu weer wilt van mij, vrouw.
Μη. Ἰᾶσον, αἰτοῦμαί σε τῶν εἰρημένων
Jason, ik vraag je ten opzichte van de gezegde dingen
συγγνώμον᾽ εἶναι· τὰς δ᾽ ἐμὰς ὀργὰς φέρειν
vergevingsgezind te zijn, mijn driftbuien te verdragen,
εἰκός σ᾽,
Het is billijk (dat jij dat doet);
ἐπεὶ νῶιν πόλλ᾽ ὑπείργασται φίλα.
omdat door ons beiden veel lieve dingen zijn gedaan!
ἐγὼ δ᾽ ἐμαυτῆι διὰ λόγων ἀφικόμην
Ik heb bij mezelf overlegd,
κἀλοιδόρησα·
ik heb mijzelf uitgescholden:
Σχετλία, τί μαίνομαι
Koppige, waarom ga ik zo te keer,
καὶ δυσμεναίνω τοῖσι βουλεύουσιν εὖ,
en ben ik vijandig aan hen die goed nadenken,
ἐχθρὰ δὲ γαίας κοιράνοις καθίσταμαι
en stel ik mij vijandig op tegen heersers van dit land?
πόσει θ᾽, ὃς ἡμῖν δρᾶι τὰ συμφορώτατα,
Tegen mijn echtgenoot, die voor ons doet de nuttigste dingen,
γήμας τύραννον
huwend een prinses
καὶ κασιγνήτους τέκνοις ἐμοῖς φυτεύων;
en broers voor mijn kinderen verwekkend?
οὐκ ἀπαλλαχθήσομαι θυμοῦ –
Zal ik niet eens ophouden met mijn woede -
τί πάσχω;
Wat bezielt me toch?
– θεῶν ποριζόντων καλῶς;
terwijl de goden het goed tot stand brengen?
οὐκ εἰσὶ μέν μοι παῖδες, οἶδα δὲ χθόνα
Heb ik dan geen kinderen; besef ik dat wij een land
φεύγοντας ἡμᾶς καὶ σπανίζοντας φίλων;
ontvlucht zijn en gebrek hebben aan vrienden?
ταῦτ᾽ ἐννοηθεῖσ᾽ ἠισθόμην ἀβουλίαν
Dat bedenkend besefte ik veel onverstand
πολλὴν ἔχουσα καὶ μάτην θυμουμένη.
te hebben en zonder reden boos te zijn.
νῦν οὖν ἐπαινῶ·
Nu stem ik er dus mee in.
σωφρονεῖν τ᾽ ἐμοὶ δοκεῖς
Jij schijnt mij toe verstandig te zijn
κῆδος τόδ᾽ ἡμῖν προσλαβών,
deze verbintenis voor ons erbij nemend,
ἐγὼ δ᾽ ἄφρων,
ik echter (schijn mij toe) onverstandig (te zijn),
ἧι χρῆν μετεῖναι τῶνδε τῶν βουλευμάτων
(ik) voor wie het nodig was deel te nemen aan deze plannen
καὶ ξυμπεραίνειν καὶ παρεστάναι λέχει
en mee te werken en bijstand te verlenen bij je huwelijk,
νύμφην τε κηδεύουσαν ἥδεσθαι σέθεν.
je bruid verzorgend en me verheugen voor jou.
ἀλλ᾽ ἐσμὲν οἷόν ἐσμεν, οὐκ ἐρῶ κακόν,
Maar we zijn zoals we zijn; ik zal niet zeggen slecht,
γυναῖκες· οὔκουν χρῆν
(maar) vrouwen; het was dus niet nodig
σ᾽ ὁμοιοῦσθαι κακοῖς,
dat jij je gelijk maakte aan slechten,
οὐδ᾽ ἀντιτείνειν
en ook niet dat jij inruilde
νήπι᾽ ἀντὶ νηπίων.
dwaze dingen tegen dwaze dingen.
παριέμεσθα, καί φαμεν
We vragen vergiffenis, en geven toe
κακῶς φρονεῖν τότ᾽,
dat we niet goed bij ons verstand waren toen.
ἀλλ᾽ ἄμεινον νῦν βεβούλευμαι τάδε·
Maar ik heb deze dingen nu beter besloten.
ὦ τέκνα τέκνα, δεῦτε, λείπετε στέγας,
Kinderen, kinderen, hierheen, verlaat het huis,
ἐξέλθετ᾽, ἀσπάσασθε καὶ προσείπατε
kom naar buiten, begroet en praat met
πατέρα μεθ᾽ ἡμῶν, καὶ διαλλάχθηθ᾽ ἅμα
je vader, samen met ons, en houd tegelijkertijd op
τῆς πρόσθεν ἔχθρας ἐς φίλους
met de vroegere vijandschap tegenover dierbaren
μητρὸς μέτα· σπονδαὶ γὰρ ἡμῖν
samen met je moeder. Want er is verzoening voor ons
καὶ μεθέστηκεν χόλος.
en verdwenende is de woede.
λάβεσθε χειρὸς δεξιᾶς· οἴμοι, κακῶν
Pakt zijn recherhand. Wee mij!
ὡς ἐννοοῦμαι δή τι τῶν κεκρυμμένων.
Hoezeer besef ik iets van de verborgen rampen!
ἆρ᾽, ὦ τέκν᾽, οὕτω καὶ πολὺν ζῶντες χρόνον
O kinderen, zullen jullie zo nog veel tijd levend
φίλην ὀρέξετ᾽ ὠλένην; τάλαιν᾽ ἐγώ,
jullie lieve arm uitsteken? Ik ongelukkige!
ὡς ἀρτίδακρύς εἰμι καὶ φόβου πλέα.
Hoe geneigd tot huilen ben ik en vol angst!
χρόνωι δὲ νεῖκος πατρὸς ἐξαιρουμένη
Tenslotte de twist met jullie vader bijgelegd hebbend
ὄψιν τέρειναν τήνδ᾽ ἔπλησα δακρύων.
vulde ik dit tere gezicht met tranen.
(De kinderen komen bij haar.)
Χο. κἀμοὶ κατ᾽ ὄσσων χλωρὸν ὡρμήθη δάκρυ·
Ook bij mij welde uit mijn ogen een natte traan op.
καὶ μὴ προβαίη μεῖζον ἢ τὸ νῦν κακόν.
En moge zich niet een grotere ramp voordoem dan die van nu.
Ια. αἰνῶ, γύναι, τάδ᾽,
Ik prijs je, vrouw, om deze dingen,
οὐδ᾽ ἐκεῖνα μέμφομαι·
en over die van toen klaag ik niet.
εἰκὸς γὰρ
want het is begrijpelijk dat
ὀργὰς θῆλυ ποιεῖσθαι γένος
het vrouwelijk geslacht woedeuitbarstingen maakt
γάμους παρεμπολῶντος ἀλλοίους πόσει.
tegen haar man wanneer hij een ander huwelijk binnensmokkelt.
ἀλλ᾽ ἐς τὸ λῶιον σὸν μεθέστηκεν κέαρ,
Maar ten goede is veranderd je hart.
ἔγνως δὲ τὴν νικῶσαν,
Je hebt ingezien wat het beste plan is,
ἀλλὰ τῶι χρόνωι,
al is het dan na enige tijd,
βουλήν· γυναικὸς ἔργα ταῦτα σώφρονος.
Dat zijn daden van een verstandige vrouw.
ὑμῖν δέ, παῖδες, οὐκ ἀφροντίστως πατὴρ
Jullie, kinderen, heeft je vader, niet onzorgvuldig,
πολλὴν ἔθηκε σὺν θεοῖς σωτηρίαν·
goede redding verschaft met de hulp van goden.
οἶμαι γὰρ ὑμᾶς τῆσδε γῆς Κορινθίας
Want ik denk dat jullie van dit Korinthische land
τὰ πρῶτ᾽ ἔσεσθαι σὺν κασιγνήτοις ἔτι.
nog eens de eersten zullen zijn samen met jullie broers.
ἀλλ᾽ αὐξάνεσθε· τἄλλα δ᾽ ἐξεργάζεται
Maar groeit op; de andere dingen brengt tot stand
πατήρ τε καὶ θεῶν ὅστις ἐστὶν εὐμενής·
jullie vader en van de goden wie welgezind is.
ἴδοιμι δ᾽ ὑμᾶς εὐτραφεῖς
moge ik jullie zien goed opgegroeid,
ἥβης τέλος μολόντας,
aan het einde van de volwassenheid gekomen,
ἐχθρῶν τῶν ἐμῶν ὑπερτέρους.
sterker dan mijn vijanden,
αὕτη, τί χλωροῖς δακρύοις τέγγεις κόρας,
maar jij, waarom bevochtig jij met natte tranen je pupillen,
στρέψασα λευκὴν ἔμπαλιν παρηίδα,
afgewend hebbend je witte wang,
κοὐκ ἀσμένη τόνδ᾽ ἐξ ἐμοῦ δέχηι λόγον;
en ontvang je niet blij mijn woord?
Μη. οὐδέν. τέκνων τῶνδ᾽ ἐννοουμένη πέρι.
Het is niets. (Ik was) nadenkend over deze kinderen.
Ια. θάρσει νυν·
Houd nu moed.
εὖ γὰρ τῶνδ᾽ ἐγὼ θήσω πέρι.
Want ik zal goede regelingen treffen aangaande dezen.
Μη. δράσω τάδ᾽· οὔτοι σοῖς ἀπιστήσω λόγοις·
Dat zal ik doen. Ik zal zeker niet twijfelen aan je woorden.
γυνὴ δὲ θῆλυ κἀπὶ δακρύοις ἔφυ.
Een vrouw is iets zwaks en geneigd tot tranen.
Ια. τί δῆτα λίαν τοῖσδ᾽ ἐπιστένεις τέκνοις;
Waarom toch klaag jij al te zeer om deze kinderen?
Μη. ἔτικτον αὐτούς· ζῆν δ᾽ ὅτ᾽ ἐξηύχουν τέκνα,
Ik baarde hen. Jij bad toen dat de kinderen leefden.
ἐσῆλθέ μ᾽ οἶκτος
Bij mij kwam medelijden op
εἰ γενήσεται τάδε.
(mij afvragend) of dat zou gebeuren.
ἀλλ᾽ ὧνπερ οὕνεκ᾽ εἰς ἐμοὺς ἥκεις λόγους,
Maar wat betreft waarom je met mij bent komen praten:
τὰ μὲν λέλεκται,
sommige dingen zijn gezegd,
τῶν δ᾽ ἐγὼ μνησθήσομαι.
andere zal ik je voorleggen.
ἐπεὶ τυράννοις γῆς
Omdat het aan heersers van dit land
μ᾽ ἀποστεῖλαι δοκεῖ
goed toeschijnt mij weg te sturen,
κἀμοὶ τάδ᾽ ἐστὶ λῶιστα, γιγνώσκω καλῶς,
en dat voor mij het beste is, dat weet ik best,
μήτ᾽ ἐμποδών σοι μήτε κοιράνοις χθονὸς
noch in de weg voor jou, noch voor de heersers van dit land
ναίειν – δοκῶ γὰρ
te (blijven) wonen – want ik schijn
δυσμενὴς εἶναι δόμοις –,
vijandig te zijn aan het huis -
ἡμεῖς μὲν ἐκ γῆς τῆσδ᾽ ἀπαροῦμεν φυγῆι,
wij vertrekken uit dit land door verbanning,
παῖδες δ᾽ ὅπως ἂν ἐκτραφῶσι σῆι χερί,
maar opdat de kinderen worden grootgebracht door jouw hand
αἰτοῦ Κρέοντα τήνδε μὴ φεύγειν χθόνα.
vraag Kreon dat (zij) niet worden verbannen uit dit land
Ια. οὐκ οἶδ᾽ ἂν εἰ πείσαιμι,
Ik weet niet of ik hem kan overhalen;
πειρᾶσθαι δὲ χρή.
maar het is nodig het te proberen.
Μη. σὺ δ᾽ ἀλλὰ σὴν κέλευσον αἰτεῖσθαι πατρὸς
Jij moet in ieder geval je vrouw verzoeken haar vader te vragen
γυναῖκα παῖδας τήνδε μὴ φεύγειν χθόνα.
dat de kinderen niet worden verbannen uit dit land.
Ια. μάλιστα, καὶ πείσειν γε δοξάζω σφ᾽ ἐγώ.
Heel goed! En ik vermoed haar te zullen overhalen.
Μη. εἴπερ γυναικῶν ἐστι τῶν ἄλλων μία.
Als zij er tenminste een is zoals de andere vrouwen.
συλλήψομαι δὲ τοῦδέ σοι κἀγὼ πόνου·
Ook ik zal je helpen bij deze inspanning.
πέμψω γὰρ αὐτῆι δῶρ᾽ ἃ καλλιστεύεται
Want ik zal haar geschenken sturen die de mooiste zijn
τῶν νῦν ἐν ἀνθρώποισιν, οἶδ᾽ ἐγώ, πολύ,
van die onder de mensen van nu, weet ik, verreweg,
λεπτόν τε πέπλον καὶ πλόκον χρυσήλατον
een fijn gewaad en een sieraad, uit goud gedreven,
παῖδας φέροντας.
(en ik zal sturen) kinderen die het dragen.
ἀλλ᾽ ὅσον τάχος χρεὼν
Maar zo snel mogelijk is het nodig
κόσμον κομίζειν δεῦρο προσπόλων τινά.
dat een van de dienaressen het sieraad hierheen brengt.
εὐδαιμονήσει δ᾽ οὐχ ἕν,
Zij zal gelukkig zijn, niet over één
ἀλλὰ μυρία,
maar over ontelbare dingen,
ἀνδρός τ᾽ ἀρίστου σοῦ
omdat zij in jou een zeer goede man
τυχοῦσ᾽ ὁμευνέτου,
getroffen heeft als echtgenoot,
κεκτημένη τε κόσμον ὅν ποθ᾽ Ἥλιος
verworven hebbend een sieraad dat eens de Zon,
πατρὸς πατὴρ δίδωσιν ἐκγόνοισιν οἷς.
van mijn vader de vader gaf aan zijn nakomelingen.
λάζυσθε φερνὰς τάσδε, παῖδες, ἐς χέρας
Neem deze huwelijksgeschenken, kinderen, in jullie handen,
καὶ τῆι τυράννωι μακαρίαι νύμφηι δότε
en geef ze aan de prinses, de gelukkige bruid,
φέροντες· οὔτοι
al dragend. Zij zal zeker niet
δῶρα μεμπτὰ δέξεται.
de geschenken als te versmaden ontvangen.
Ια. τί δ᾽, ὦ ματαία, τῶνδε σὰς κενοῖς χέρας;
Waarom, dwaas, maak je van deze dingen je handen leeg?
δοκεῖς σπανίζειν δῶμα βασίλειον πέπλων,
Denk je dat het koninklijk huis gebrek heeft aan gewaden,
δοκεῖς δὲ χρυσοῦ;
denk je (dat het gebrek heft aan) goud?
σῶιζε, μὴ δίδου τάδε
Behoud het, geef dat niet!
εἴπερ γὰρ ἡμᾶς ἀξιοῖ λόγου τινὸς
Want als zij ons enigszins de moeite waard vindt,
γυνή, προθήσει χρημάτων, σάφ᾽ οἶδ᾽ ἐγώ.
vrouw, zal zij ons stellen boven dingen, dat weet ik zeker.
Μη. μή μοι σύ· πείθειν δῶρα καὶ θεοὺς λόγος·
Laat mij maar! Dat geschenken ook goden overhalen wordt gezegd.
χρυσὸς δὲ κρείσσων μυρίων λόγων βροτοῖς.
Goud is sterker dan ontelbare woorden voor stervelingen.
κείνης ὁ δαίμων,
Van haar (op haar hand) is de godheid,
κεῖνα νῦν αὔξει θεός,
die dingen (haar positie) vergroot (versterkt) nu god,
νέα τυραννεῖ· τῶν δ᾽ ἐμῶν παίδων φυγὰς
al jong heerst zij; van mijn kinderen zou ik de verbanningen
ψυχῆς ἂν ἀλλαξαίμεθ᾽, οὐ χρυσοῦ μόνον.
met mijn leven willen ruilen, niet met goud alleen.
ἀλλ᾽, ὦ τέκν᾽, εἰσελθόντε πλουσίους δόμους
Maar kinderen,binnen gegaan in het rijke huis,
πατρὸς νέαν γυναῖκα, δεσπότιν δ᾽ ἐμήν,
smeekt de nieuwe vrouw van jullie vader, mijn meesteres,
ἱκετεύετ᾽, ἐξαιτεῖσθε μὴ φεύγειν χθόνα,
en vraagt haar dringend niet te worden verbannen uit het land,
κόσμον διδόντες – τοῦδε γὰρ μάλιστα δεῖ –
de tooi gevend – want dat is het meest nodig -
ἐς χεῖρ᾽ ἐκείνην δῶρα δέξασθαι τάδε.
in haar hand, (dat zij) deze geschenken ontvangt;
ἴθ᾽ ὡς τάχιστα· μητρὶ δ᾽
gaat zo snel mogelijk; mogen jullie voor jullie moeder
ὧν ἐρᾶι τυχεῖν
van die dingen die zij begeert te verkrijgen
εὐάγγελοι γένοισθε πράξαντες καλῶς.
goede boodschappers zijn, na (alles) goed gedaan te hebben.
(Jason, kinderverzorger en kinderen af)
Argeus biedt gastvrijheid. · 2691 dagen geleden by Ad van den Ende
Αι. Μήδεια, χαῖρε· τοῦδε γὰρ προοίμιον κάλλιον
Medea, gegroet. Een mooiere inleiding dan deze
οὐδεὶς οἶδε προσφωνεῖν φίλους.
kent niemand, om vrienden toe te spreken.
Μη. ὦ χαῖρε καὶ σύ, παῖ σοφοῦ Πανδίονος,
Gegroet ook u, zoon van de wijze Pandion.
Αἰγεῦ. πόθεν γῆς τῆσδ᾽ ἐπιστρωφᾶι πέδον;
Aigeus, waarvandaan bezoekt u de grond van dit land?
Αι. Φοίβου παλαιὸν ἐκλιπὼν χρηστήριον.
Het oude orakel van Phoibos verlaten hebbend.
Μη. τί δ᾽ ὀμφαλὸν γῆς θεσπιωιδὸν στάλἐης;
Waarom reisde u naar het orakel gevende middelpunt van de aarde?
Αι. παίδων ἐρευνῶν σπέρμ᾽
Onderzoekend de oorzaak van kinderen,
ὅπως γένοιτό μοι.
hoe het zou kunnen ontstaan voor mij.
Μη. πρὸς θεῶν – ἄπαις γὰρ δεῦρ᾽ ἀεὶ τείνεις βίον;
Bij de goden! Want nog altijd kinderloos rekt u het leven?
Αι. ἄπαιδές ἐσμεν δαίμονός τινος τύχηι.
Kinderloos zijn wij, door de beschikking van een god.
Μη. δάμαρτος οὔσης,
Terwijl er een echtgenote is,
ἢ λέχους ἄπειρος ὤν;
of zonder ervaring met een huwelijk zijnde?
Αι. οὐκ ἐσμὲν εὐνῆς ἄζυγες γαμηλίου.
Wij zijn niet verstoken van een huwelijksbed.
Μη. τί δῆτα Φοῖβος εἶπέ σοι παίδων πέρι;
Wat zei Phoibos dan wel tegen u over kinderen?
Αι. σοφώτερ᾽ ἢ κατ᾽ ἄνδρα συμβαλεῖν ἔπη.
Wijzere woorden dan voor een mens om te begrijpen.
Μη. θέμις μὲν ἡμᾶς χρησμὸν εἰδέναι θεοῦ;
Is het geoorloofd dat wij het orakel van god kennen?
Αι. μάλιστ᾽, ἐπεί τοι καὶ σοφῆς δεῖται φρενός.
Natuurlijk! Want het eist werkelijk een wijze geest.
Μη. τί δῆτ᾽ ἔχρησε;
Wat heeft hij dan wel verkondigd?
λέξον, εἰ θέμις κλύειν.
Zeg het, als het geoorloofd is het te horen!
Αι. ἀσκοῦ με τὸν προὔχοντα μὴ λῦσαι πόδα –
Van een zak, dat ik de uitstekende voet niet los mocht maken.
Μη. πρὶν ἂν τί δράσηις ἢ τίν᾽ ἐξίκηι χθόνα;
Voordat je wat zou doen of welk land zou bereiken?
Αι. πρὶν ἂν πατρώιαν αὖθις ἑστίαν μόλω.
Vóór ik weer naar de vaderlijke haard terug zou keren.
Μη. σὺ δ᾽ ὡς τί χρήιζων τήνδε ναυστολεῖς χθόνα;
Wat verlangend reist u per schip naar dit land?
Αι. Πιτθεύς τις ἔστι, γῆς ἄναξ Τροζηνίας …
Een zekere Pittheus is er, heerser van het land van de Troezen.
Μη. παῖς, ὡς λέγουσι, Πέλοπος, εὐσεβέστατος.
Een zoon, zoals ze zeggen, van Pelops, een zeer vrome man.
Αι. τούτωι θεοῦ μάντευμα κοινῶσαι θέλω.
Aan hem wil ik het orakel van god meedelen.
Μη. σοφὸς γὰρ ἁνὴρ καὶ τρίβων τὰ τοιάδε.
Want de man is wijs en ervaren in zulke dingen.
Αι. κἀμοί γε πάντων φίλτατος δορυξένων.
En voor mij is hij van alle gastvrienden de dierbaarste.
Μη. ἀλλ᾽ εὐτυχοίης καὶ τύχοις ὅσων ἐρᾶις.
Moge u succes hebben en verkrijgen alles wat u verlangt.
Αι. τί γὰρ σὸν ὄμμα χρώς τε συντέτηχ᾽ ὅδε;
Maar waarom is uw blik donker en zo dof geworden?
Μη. Αἰγεῦ, κάκιστός ἐστί μοι πάντων πόσις.
Aigeus, ik heb de slechtste van allen als echtgenoot!
Αι. τί φήις; σαφῶς μοι σὰς φράσον
Wat zegt u? Vertel mij duidelijk uw
δυσθυμίας.
aanleiding tot neerslachtigheid.
Μη. ἀδικεῖ μ᾽ Ἰάσων
Jason behandelt mij onrechtvaardig
οὐδὲν ἐξ ἐμοῦ παθών.
terwijl hij niets van mij geleden heeft.
Αι. τί χρῆμα δράσας; φράζε μοι σαφέστερον.
Welke zaak gedaan hebbend? Vertel het mij duidelijker!
Μη. γυναῖκ᾽ ἐφ᾽ ἡμῖν δεσπότιν δόμων ἔχει.
Hij heeft een vrouw – ondanks ons – als meesteres van zijn huis.
Αι. οὔ που τετόλμηκ᾽ ἔργον αἴσχιστον τόδε;
Hij heeft toch niet gewaagd deze zeer schandelijke daad?
Μη. σάφ᾽ ἴσθ᾽· ἄτιμοι δ᾽ ἐσμὲν οἱ πρὸ τοῦ φίλοι.
Weet dit goed! Eerloos zijn wij, vroegere geliefden!
Αι. πότερον ἐρασθεὶς ἢ σὸν ἐχθαίρων λέχος;
Verliefd geworden, of omdat hij uw bed haat?
Μη. μέγαν γ᾽ ἔρωτα·
Met een grote liefde (verliefd geworden).
πιστὸς οὐκ ἔφυ φίλοις.
Hij was niet trouw aan zijn dierbaren.
Αι. ἴτω νυν, εἴπερ, ὡς λέγεις, ἐστὶν κακός.
Laat hem gaan nu, tenminste als, zoals u zegt, hij slecht is.
Μη. ἀνδρῶν τυράννων κῆδος ἠράσθη λαβεῖν.
Met heersende mannen probeerde hij verwantschap te krijgen.
Αι. δίδωσι δ᾽ αὐτῶι τίς; πέραινέ μοι λόγον.
Wie geeft die aan hem? Maak voor mij je verhaal af!
Μη. Κρέων, ὃς ἄρχει τῆσδε γῆς Κορινθίας.
Kreon, die heerst over dit land van Korinthe.
Αι. συγγνωστὰ μέν τἄρ᾽ ἦν σε λυπεῖσθαι, γύναι.
Het was inderdaad echt te begrijpen dat u verdriet had, vrouw.
Μη. ὄλωλα· καὶ πρός γ᾽ ἐξελαύνομαι χθονός.
Ik ben verloren! En bovendien word ik verdreven uit dit land!
Αι. πρὸς τοῦ; τόδ᾽ ἄλλο καινὸν αὖ λέγεις κακόν.
Door wie? Nu vertelt u weer een nieuwe ramp!
Μη. Κρέων μ᾽ ἐλαύνει φυγάδα γῆς Κορινθίας.
Kreon verdrijft mij als balling uit het land Korinthe.
Αι. ἐᾶι δ᾽ Ἰάσων; οὐδὲ ταῦτ᾽ ἐπήινεσα.
Laat Jason dat toe? Ook dat keur ik niet goed.
(Medea pakt de baard van Aigeus en zijn knieën)
Μη. λόγωι μὲν οὐχί, καρτερεῖν δὲ βούλεται.
In woord wil hij wel niet berusten,
ἀλλ᾽ ἄντομαί σε τῆσδε πρὸς γενειάδος
maar ik verzoek u bij deze baard
γονάτων τε τῶν σῶν ἱκεσία τε γίγνομαι,
en de knieën van u! Ik word smekelinge.
οἴκτιρον οἴκτιρόν με τὴν δυσδαίμονα
Heb medelijden! !Heb medelijden met mij, ongelukkige!
καὶ μή μ᾽ ἔρημον ἐκπεσοῦσαν εἰσίδηις,
en kijk niet lijdzaam toe dat ik eenzaam word verdreven!
δέξαι δὲ χώραι καὶ δόμοις ἐφέστιον.
Ontvang mij in uw land en als gast in uw huis.
οὕτως ἔρως σοι πρὸς θεῶν
Moge zo uw verlangen naar kinderen voor u door de goden
τελεσφόρος γένοιτο παίδων,
in ervulling gaand worden,
καὐτὸς ὄλβιος θάνοις.
en moge u zelf gelukkig sterven!
εὕρημα δ᾽ οὐκ οἶσθ᾽ οἷον ηὕρηκας τόδε·
U weet niet wat voor een vondst u hierbij hebt gedaan!
παύσω γέ σ᾽ ὄντ᾽ ἄπαιδα
Ik zal u doen ophouden kinderloos te zijn,
καὶ παίδων γονὰς σπεῖραί σε θήσω·
en ik zal er voor zorgen dat u geboortes van kinderen verwekt.
τοιάδ᾽ οἶδα φάρμακα.
Zodanige tovermiddelen ken ik.
Αι. πολλῶν ἕκατι τήνδε σοι δοῦναι χάριν,
Omwille van veel dingen ben ik bereid u deze dienst te bewijzen,
γύναι, πρόθυμός εἰμι, πρῶτα μὲν θεῶν,
vrouw, in de eerste plaats omwille van de goden,
ἔπειτα παίδων
vervolgens omwille van de kinderen
ὧν ἐπαγγέλληι γονάς·
van wie u de geboortes aankondigt.
ἐς τοῦτο γὰρ δὴ φροῦδός εἰμι πᾶς ἐγώ.
Want in dat opzicht ben ik geheel radeloos.
οὕτω δ᾽ ἔχει μοι· σοῦ μὲν ἐλθούσης χθόνα,
Zo is het met mij. Wanneer u naar mijn land gekomen bent
πειράσομαί σου προξενεῖν δίκαιος ὤν.
zal ik proberen u te beschermen, rechtvaardig zijnde.
τοσόν γε μέντοι σοι προσημαίνω, γύναι·
Zoveel zeg ik u echter vooraf, vrouw:
ἐκ τῆσδε μὲν γῆς οὔ σ᾽ ἄγειν βουλήσομαι,
uit dit land zal ik u niet willen meenemen.
αὐτὴ δ᾽ ἐάνπερ εἰς ἐμοὺς ἔλθηις δόμους,
Als uzelf naar mijn huis zult zijn gekomen
μενεῖς ἄσυλος
zult u veilig zijn
κοὔ σε μὴ μεθῶ τινι.
en niet (hoeft u bang te zijn) dat ik u uitlever aan iemand.
ἐκ τῆσδε δ᾽ αὐτὴ γῆς ἀπαλλάσσου πόδα·
en uzelf uit dit land laat weggaan.
ἀναίτιος γὰρ καὶ ξένοις εἶναι θέλω.
Want ook voor mijn gastvrienden wil ik onschuldig zijn.
Μη. ἔσται τάδ᾽·
Die dingen zullen zijn;
ἀλλὰ πίστις εἰ γένοιτό μοι τούτων,
maar als mij een garantie daarvan gegeven zou worden
ἔχοιμ᾽ ἂν πάντα πρὸς σέθεν καλῶς.
zou ik hebben alles van uw kant in orde.
Αι. μῶν οὐ πέποιθας; ἢ τί σοι τὸ δυσχερές;
U vertrouwt mij toch zeker? Of wat is voor u het probleem?
Μη. πέποιθα· Πελίου δ᾽ ἐχθρός ἐστί μοι δόμος
Ik vertrouw u. Maar het huis van Pelias is mij vijandig,
Κρέων τε. τούτοις δ᾽ ὁρκίοισι μὲν ζυγεὶς
en Kreon ook. Als u door eden gebonden bent, aan hen
ἄγουσιν οὐ μεθεῖ᾽ ἂν ἐκ γαίας ἐμέ·
als ze mij (willen) voeren uit uw land, zult mij niet prijsgeven.
Αι. πολλὴν ἔλεξας, ὦ γύναι, προμηθίαν·
U hebt grote voorzichtigheid laten blijken, vrouw.
ἀλλ᾽, εἰ δοκεῖ σοι,
Maar, als het u goed toeschijnt,
δρᾶν τάδ᾽ οὐκ ἀφίσταμαι.
zie ik er niet van af dit te doen.
ἐμοί τε γὰρ τάδ᾽ ἐστὶν ἀσφαλέστατα,
Want voor mij is dit het veiligst,
σκῆψίν τιν᾽ ἐχθροῖς σοῖς ἔχοντα δεικνύναι,
een excuus tegen uw vijanden hebbend om aan te tonen.
τὸ σόν τ᾽ ἄραρε μᾶλλον. ἐξηγοῦ θεούς.
Uw positie is steviger. Noem de goden.
Μη. ὄμνυ πέδον Γῆς,
Zweer bij de grond van de Aarde,
πατέρα θ᾽ Ἥλιον πατρὸς τοὐμοῦ,
en bij de vader van mijn vader, de Zon,
θεῶν τε συντιθεὶς ἅπαν γένος.
daarbij insluitend van de goden het hele geslacht.
Αι. τί χρῆμα δράσειν ἢ τί μὴ δράσειν; λέγε.
Om wat te zullen doen of niet te zullen doen? Zeg het me.
Μη. μήτ᾽ αὐτὸς ἐκ γῆς σῆς ἔμ᾽ ἐκβαλεῖν ποτε,
Noch zelf mij ooit uit uw land te zullen verbannen
μήτ᾽ ἄλλος ἤν τις τῶν ἐμῶν ἐχθρῶν
noch als een ander, iemand van mijn vijanden,
ἄγειν χρήιζηι,
mij mee te nemen verlangt,
μεθήσειν ζῶν ἑκουσίωι τρόπωι.
dat zo lang u leeft vrijwillig toe zal laten.
Αι. ὄμνυμι Γαῖαν λαμπρὸν Ἡλίου τε φῶς
Ik zweer bij de Aarde en het stralende licht van de Zon
θεούς τε πάντας ἐμμενεῖν ἅ σου κλύω.
en alle goden te zullen blijven bij wat ik van u hoor.
Μη. ἀρκεῖ· τί δ᾽ ὅρκωι τῶιδε μὴ ᾽μμένων
Het is voldoende. Wat als u bij deze eed niet blijft
πάθοις;
wenst u te ondergaan?
Αι. ἃ τοῖσι δυσσεβοῦσι γίγνεται βροτῶν.
Wat aan de goddelozen toekomt van de stervelingen.
Μη. χαίρων πορεύου· πάντα γὰρ καλῶς ἔχει.
Reis in vrede. Want alles is goed.
κἀγὼ πόλιν σὴν ὡς τάχιστ᾽ ἀφίξομαι,
En ik zal uw stad zo snel mogelijk bereiken,
πράξασ᾽ ἃ μέλλω
gedaan hebbend wat ik van plan ben
καὶ τυχοῦσ᾽ ἃ βούλομαι.
en verkregen hebbend wat ik wil.
Χο. ἀλλά σ᾽ ὁ Μαίας
Moge de zoon van Maia,
πομπαῖος ἄναξ,
de beschermer van de reiziger,
πελάσειε δόμοις,
u doen naderen naar uw huis,
ὧν τ᾽ ἐπίνοιαν σπεύδεις
en waarop al uw gedachten zijn gericht
κατέχων
u daarop gericht houdend,
πράξειας,
moge u dat gedaan krijgen,
ἐπεὶ γενναῖος ἀνήρ,
omdat als een edelmoedig man,
Αἰγεῦ, παρ᾽ ἐμοὶ δεδόκησαι.
Aigeus, u bij mij bent overgekomen.
Μη. ὦ Ζεῦ Δίκη τε Ζηνὸς Ἡλίου τε φῶς,
O Zeus en Recht van Zeus en licht van de Zon,
νῦν καλλίνικοι τῶν ἐμῶν ἐχθρῶν, φίλαι,
Nu zullen wij zegevierend over onze vijanden
γενησόμεσθα
worden, vriendinnen,
κεἰς ὁδὸν βεβήκαμεν·
op weg (naar de overwinning) zijn we gegaan.
νῦν [δ᾽] ἐλπὶς ἐχθροὺς τοὺς ἐμοὺς τείσειν δίκην.
Nu is er hoop dat onze vijanden genoegdoening verschaffen,
οὗτος γὰρ ἁνὴρ
want deze man,
ἧι μάλιστ᾽ ἐκάμνομεν
op het punt waar wij het ‘t moeilijkst hadden,
λιμὴν πέφανται τῶν ἐμῶν βουλευμάτων·
is als haven in zicht gekomen van mijn plannen,
ἐκ τοῦδ᾽ ἀναψόμεσθα
aan deze (haven) zullen we vastmaken
πρυμνήτην κάλων,
van de achtersteven de kabel,
μολόντες ἄστυ
gekomen zijnde naar de stad
καὶ πόλισμα Παλλάδος.
en de burcht van Pallas (Athene).
ἤδη δὲ πάντα τἀμά σοι βουλεύματα
Eindelijk zal ik al mij plannen aan u
λέξω· δέχου δὲ μὴ πρὸς ἡδονὴν λόγους.
vertellen. Verneem niet tot uw genoegen mijn woorden.
πέμψασ᾽ ἐμῶν τιν᾽ οἰκετῶν Ἰάσονα
Gezonden hebbend een van mijn slaven naar Jason
ἐς ὄψιν ἐλθεῖν τὴν ἐμὴν αἰτήσομαι·
zal ik hem vragen mij onder ogen te komen,
μολόντι δ᾽ αὐτῶι
als hij is gekomen zal ik hem
μαλθακοὺς λέξω λόγους,
vriendelijke woorden toespreken,
ὡς καὶ δοκεῖ μοι ταῦτα,
dat het mij ook goed toeschijnt,
καὶ καλῶς ἔχειν
en dat het zo goed is
γάμους τυράννων
het huwelijk met het vorstenhuis
οὓς προδοὺς ἡμᾶς ἔχει·
dat hij, mij verraden hebbend, heeft.
καὶ ξύμφορ᾽ εἶναι καὶ καλῶς ἐγνωσμένα.
en dat het gunstig is en goed ingezien.
παῖδας δὲ μεῖναι τοὺς ἐμοὺς αἰτήσομαι,
Maar dat mijn kinderen blijven zal ik vragen,
οὐχ ὡς λιποῦσ᾽ ἂν
niet omdat ik hen zou achterlaten
πολεμίας ἐπὶ χθονὸς
op vijandige bodem
ἐχθροῖσι παῖδας τοὺς ἐμοὺς καθυβρίσαι,
voor de vijanden om mijn kinderen te mishandelen,
ἀλλ᾽ ὡς δόλοισι παῖδα βασιλέως κτάνω.
maar opdat ik met een list het kind van de koning dood.
πέμψω γὰρ αὐτοὺς δῶρ᾽ ἔχοντας ἐν χεροῖν,
Want ik zal hen zenden geschenken hebbend in hun handen,
λεπτόν τε πέπλον καὶ πλόκον χρυσήλατον·
een dun gewaad en een diadeem uit goud gdreven.
κἄνπερ λαβοῦσα
En als zij, na het te hebben aangenomen,
κόσμον ἀμφιθῆι χροΐ,
het sieraad aanbrengt om haar huid,
κακῶς ὀλεῖται
zal zij ellendig sterven
πᾶς θ᾽ ὃς ἂν θίγηι κόρης·
én ieder die het meisje zal aanraken.
τοιοῖσδε χρίσω φαρμάκοις δωρήματα.
Met zulke vergiften zal ik insmeren de geschenken.
ἐνταῦθα μέντοι τόνδ᾽ ἀπαλλάσσω λόγον·
Hier echter beëindig ik dit verhaal.
ὤιμωξα δ᾽ οἷον ἔργον ἔστ᾽ ἐργαστέον
Ik moet jammeren om hoedanige daad verricht moet worden
τοὐντεῦθεν ἡμῖν· τέκνα γὰρ κατακτενῶ
vervolgens door ons. Want mijn kinderen zal ik doden!
τἄμ᾽. οὔτις ἔστιν ὅστις ἐξαιρήσεται·
Niemand is er die hen er uit zal redden!
δόμον τε πάντα συγχέασ᾽ Ἰάσονος
Na het gehele huis van Jason te hebben doen instorten
ἔξειμι γαίας,
ga ik weg uit het land,
φιλτάτων παίδων φόνον
(voor de straf voor) de moord op mijn zeer geliefde kinderen
φεύγουσα καὶ τλᾶσ᾽ ἔργον ἀνοσιώτατον.
vluchtend en gedurfd hebbend een zeer goddeloze daad!
οὐ γὰρ γελᾶσθαι τλητὸν
Want het is niet te dulden uitgelachen te worden
ἐξ ἐχθρῶν, φίλαι.
door vijanden, vriendinnen.
ἴτω· τί μοι ζῆν κέρδος;
Genoeg hierover! Welk voordeel is er voor mij om te leven?
οὔτε μοι πατρὶς οὔτ᾽ οἶκος ἔστιν
Noch is er voor mij een vaderland noch een huis,
οὔτ᾽ ἀποστροφὴ κακῶν.
noch een schuilplaats tegen rampen.
ἡμάρτανον τόθ᾽ ἡνίκ᾽ ἐξελίμπανον
Toen beging ik een fout, toen ik verliet
δόμους πατρώιους, ἀνδρὸς Ἕλληνος λόγοις
het vaderlijk huis, door de woorden van een Griekse man
πεισθεῖσ᾽, ὃς ἡμῖν
overgehaald, die ons
σὺν θεῶι τείσει δίκην.
met hulp van god genoegdoening zal geven.
οὔτ᾽ ἐξ ἐμοῦ γὰρ παῖδας ὄψεταί ποτε
Noch kinderen van mij immers zal hij ooit nog zien
ζῶντας τὸ λοιπὸν οὔτε τῆς νεοζύγου
levend in het vervolg noch bij de pas getrouwde
νύμφης τεκνώσει παῖδ᾽,
bruid zal hij verwekken een kind
ἐπεὶ κακὴν κακῶς θανεῖν
omdat als slechte vrouw op een slechte manier te sterven
σφ᾽ ἀνάγκη τοῖς ἐμοῖσι φαρμάκοις.
voor haar onontkoombaar is door mijn vergiften.
μηδείς με φαύλην κἀσθενῆ νομιζέτω
Laat niemand mij als laf en zwak beschouwen
μηδ᾽ ἡσυχαίαν ἀλλὰ
noch passief maar
θατέρου τρόπου,
(als iemand) van het tegenovergestelde karakter,
βαρεῖαν ἐχθροῖς καὶ φίλοισιν εὐμενῆ·
moeilijk voor vijanden en voor vrienden welgezind.
τῶν γὰρ τοιούτων εὐκλεέστατος βίος.
Want van zulke mensen is het leven het meest roemrijk.
Χο. ἐπείπερ ἡμῖν τόνδ᾽ ἐκοίνωσας λόγον,
Omdat jij nu eenmaal aan ons dit verhaal hebt meegedeeld,
σέ τ᾽ ὠφελεῖν θέλουσα, καὶ νόμοις βροτῶν
jou helpen willende, en voor de wetten van de stervelingen
ξυλλαμβάνουσα, δρᾶν σ᾽ ἀπεννέπω τάδε.
het opnemend: ik verbied je deze dingen te doen!
Μη. οὐκ ἔστιν ἄλλως· σοὶ δὲ συγγνώμη λέγειν
Het is niet anders. Maar voor jou is het begrijpelijk om te zeggen
τάδ᾽ ἐστί, μὴ πάσχουσαν, ὡς ἐγώ, κακῶς.
deze dingen, er niet aan toe zijnde, zoals ik: slecht.
Χο. ἀλλὰ κτανεῖν σὸν σπέρμα τολμήσεις, γύναι;
Maar je afstammelingen doden, zul je dat durven, vrouw?
Μη. οὕτω γὰρ ἂν μάλιστα δηχθείη πόσις.
Want zo zal mijn echtgenoot het meest gegriefd worden.
Χο. σὺ δ᾽ ἂν γένοιό γ᾽ ἀθλιωτάτη γυνή.
Maar jij zou wel zeer ongelukkig worden, vrouw!
Μη. ἴτω· περισσοὶ πάντες οὑν μέσωι λόγοι.
Het zij zo. Overbodig zijn alle verdere woorden.
ἀλλ᾽ εἶα χώρει καὶ κόμιζ᾽ Ἰάσονα·
Maar vooruit. Ga en haal Jason.
ἐς πάντα γὰρ δὴ σοὶ τὰ πιστὰ χρώμεθα.
Want voor alle vertrouwelijke opdrachten gebruiken wij jou.
λέξηις δὲ μηδὲν τῶν ἐμοὶ δεδογμένων,
Zeg niets van de door mij genomen besluiten!
εἴπερ φρονεῖς εὖ δεσπόταις
Indien je tenminste goed gezind bent aan je meesteres.
γυνή τ᾽ ἔφυς.
Je bent een vrouw!
Medea zint op wraak · 2691 dagen geleden by Ad van den Ende
Μedeaκακῶς πέπρακται πανταχῆι·
De situatie is hopeloos in alle opzichten.
τίς ἀντερεῖ;
Wie zal dit tegenspreken?
ἀλλ᾽ οὔτι ταύτηι ταῦτα, μὴ δοκεῖτέ πω.
Maar zo zal het niet aflopen, denk dat maar niet.
ἔτ᾽ εἴσ᾽ ἀγῶνες τοῖς νεωστὶ νυμφίοις
Er zal nog een zware strijd zijn voor de pas gehuwden
καὶ τοῖσι κηδεύσασιν
en voor degenen die het huwelijk gearrangeerd hebben
οὐ σμικροὶ πόνοι.
wacht geen gering verdriet.
δοκεῖς γὰρ ἄν με τόνδε θωπεῦσαί ποτε,
want denk je dat ik hem ooit gevleid zou hebben,
εἰ μή τι κερδαίνουσαν ἢ τεχνωμένην;
als ik niet uit was op voordeel of list?
οὐδ᾽ ἂν προσεῖπον
Ik zou (hem) niet eens gegroet hebben
οὐδ᾽ ἂν ἡψάμην χεροῖν.
en hem ook niet met mijn handen hebben aangeraakt.
ὁ δ᾽ ἐς τοσοῦτον μωρίας ἀφίκετο,
Hij is toch tot zo’n grote dwaasheid gekomen,
ὥστ᾽ ἐξὸν αὐτῶι
terwijl het hem toch mogelijk was
τἄμ᾽ ἑλεῖν βουλεύματα
mijn plannen te verijdelen
γῆς ἐκβαλόντι,
door mij het land uit te zetten;
τήνδ᾽ ἐφῆκεν ἡμέραν
hij stond mij toe deze dag
μεῖναί μ᾽, ἐν ἧι τρεῖς τῶν ἐμῶν ἐχθρῶν νεκροὺς
te blijven, waarop ik drie van mijn vijanden lijken
θήσω, πατέρα τε καὶ κόρην πόσιν τ᾽ ἐμόν.
zal maken: de vader en het meisje en mijn man.
πολλὰς δ᾽ ἔχουσα θανασίμους αὐτοῖς ὁδούς,
Hebbend vele wegen om hen te doden,
οὐκ οἶδ᾽ ὁποίαι πρῶτον ἐγχειρῶ, φίλαι,
weet ik niet welke ik het eerst in zal slaan, vriendinnen;
πότερον ὑφάψω δῶμα νυμφικὸν πυρί,
of ik in brand zal steken het huis van de bruid met vuur,
ἢ θηκτὸν ὤσω φάσγανον δι᾽ ἥπατος,
of dat ik een scherp zwaard zal steken door hun lever ,
σιγῆι δόμους ἐσβᾶσ᾽,
na stil hun huis te zijn binnen gegaan
ἵν᾽ ἔστρωται λέχος.
waar hun bed is gespreid.
ἀλλ᾽ ἕν τί μοι πρόσαντες· εἰ ληφθήσομαι
Maar één probleem heb ik: als ik betrapt word
δόμους ὑπερβαίνουσα καὶ τεχνωμένη,
na het huis te zijn binnen gegaan en mijn plan uitvoer.
θανοῦσα θήσω τοῖς ἐμοῖς ἐχθροῖς γέλων.
Door te sterven zal ik voor mijn vijanden voorwerp van gelach zijn.
κράτιστα τὴν εὐθεῖαν, ἧι πεφύκαμεν
Het beste (is) de kortste (weg), waarmee wij vertrouwd zijn
σοφοὶ μάλιστα, φαρμάκοις αὐτοὺς ἑλεῖν.
en het slimst: met vergif hen doden.
εἶἑν· καὶ δὴ τεθνᾶσι· τίς με δέξεται πόλις;
Goed. Dan zijn ze dood. Welke stad zal me toelaten?
τίς γῆν ἄσυλον καὶ δόμους ἐχεγγύους
Wie zal door een veilig land en betrouwbaar huis
ξένος παρασχὼν ῥύσεται τοὐμὸν δέμας;
als gastvriend te verschaffen mijn persoon beschermen?
οὐκ ἔστι. μείνασ᾽ οὖν ἔτι σμικρὸν χρόνον,
Die is er niet. Dus nog gewacht hebbend, een korte tijd,
ἢν μέν τις ἡμῖν πύργος ἀσφαλὴς φανῆι,
als er voor ons een veilige burcht verschijnt,
δόλωι μέτειμι τόνδε καὶ σιγῆι φόνον·
zal ik met list en in stilte deze moord begaan.
ἢν δ᾽ ἐξελαύνηι ξυμφορά μ᾽ ἀμήχανος,
Maar als tegenspoed mij hulpeloos verdrijft,
αὐτὴ ξίφος λαβοῦσα,
zelf een zwaard genomen hebbend,
κεἰ μέλλω θανεῖν,
ook als ik zal sterven,
κτενῶ σφε, τόλμης δ᾽ εἶμι πρὸς τὸ καρτερόν.
zal ik hen doden, ik zal het uiterste wagen.
οὐ γὰρ μὰ τὴν δέσποιναν ἣν ἐγὼ σέβω
Want niet, bij de heerseres die ik vereer
μάλιστα πάντων καὶ ξυνεργὸν εἱλόμην,
het meest van allen en die ik als helpster koos,
Ἑκάτην, μυχοῖς ναίουσαν ἑστίας ἐμῆς,
Hekate, die woont in het binnenste gedeelte van mijn huis,
χαίρων τις αὐτῶν τοὐμὸν ἀλγυνεῖ κέαρ.
zal iemand van hen voor zijn plezier mijn hart peinigen.
πικροὺς δ᾽ ἐγώ σφιν καὶ λυγροὺς θήσω γάμους,
Smartelijk en ellendig zal ik voor hen het huwelijk maken,
πικρὸν δὲ κῆδος
smartelijk de verbintenis
καὶ φυγὰς ἐμὰς χθονός.
en het vluchten van mij uit mijn land.
ἀλλ᾽ εἶα· φείδου μηδὲν ὧν ἐπίστασαι,
Maar vooruit! Wees niet zuinig op wat je weet,
Μήδεια, βουλεύουσα καὶ τεχνωμένη·
Medea, nadenkend en beramend.
ἕρπ᾽ ἐς τὸ δεινόν· νῦν ἀγὼν εὐψυχίας.
Ga tot het uiterste! Nu komt het aan op moed.
ὁρᾶις ἃ πάσχεις·
Je ziet wat je lijdt.
οὐ γέλωτα δεῖ σ᾽ ὀφλεῖν
Je hoeft je geen gelach op de hals te halen
τοῖς Σισυφείοις
van de volgelingen van Sisyfos
τοῖς τ᾽ Ἰάσονος γάμοις,
noch van de bruiloftsgasten van Jason,
γεγῶσαν ἐσθλοῦ πατρὸς Ἡλίου τ᾽ ἄπο.
jij afstammelinge van je edele vader de Zon.
ἐπίστασαι δέ· πρὸς δὲ καὶ πεφύκαμεν
Je weet (hoe je dat aanpakt). Bovendien zijn wij
γυναῖκες, ἐς μὲν ἔσθλ᾽ ἀμηχανώταται,
vrouwen, tot heldendaden het minst geschikt,
κακῶν δὲ πάντων τέκτονες σοφώταται.
maar in het bedenken van allerlei slechtigheden zeer bedreven.
Ἐπεισόδιον βʹ
ΙΑΣΩΝ ·
οὐ νῦν κατεῖδον πρῶτον ἀλλὰ πολλάκις
Niet nu zag ik voor het eerst, maar al dikwijls
τραχεῖαν ὀργὴν ὡς ἀμήχανον κακόν.
dat een heftige toorn een hopeloos kwaad (is).
σοὶ γὰρ παρὸν
Voor jou immers was het mogelijk
γῆν τήνδε καὶ δόμους ἔχειν
dit land en dit huis te bewonen
κούφως φερούσηι κρεισσόνων βουλεύματα,
(indien) berustend in de wilsbesluiten van je meerderen.
λόγων ματαίων οὕνεκ᾽ ἐκπεσῆι χθονός.
Vanwege dwaze woorden zul je worden verwijderd uit het land;
κἀμοὶ μὲν οὐδὲν πρᾶγμα·
en voor mij is het geen zaak (het kan mij niets schelen);
μὴ παύσηι ποτὲ
laat jij niet eens ophouden
λέγουσ᾽ Ἰάσον᾽ ὡς κάκιστός ἐστ᾽ ἀνήρ·
zeggende dat Jason een allerslechtste man is.
ἃ δ᾽ ἐς τυράννους ἐστί σοι λελεγμένα,
Wat betreft echter wat tegen tirannen door jou is gezegd:
πᾶν κέρδος ἡγοῦ
beschouw het als pure winst
ζημιουμένη φυγῆι.
dat je wordt gestraft met verbanning.
κἀγὼ μὲν αἰεὶ βασιλέων θυμουμένων
En steeds van een boos koninklijk huis
ὀργὰς ἀφήιρουν
probeerde ik de woede weg te nemen
καί σ᾽ ἐβουλόμην μένειν·
en ik wilde dat jij zou blijven.
σὺ δ᾽ οὐκ ἀνίεις μωρίας, λέγουσ᾽ ἀεὶ
Maar jij hield niet op met je dwaasheid, sprekend altijd
κακῶς τυράννους·
kwaad over tirannen;
τοιγὰρ ἐκπεσῆι χθονός.
daarom zul je worden verbannen uit het land.
ὅμως δὲ κἀκ τῶνδ᾽ οὐκ ἀπειρηκὼς φίλοις
Toch desondanks niet in de steek gelaten hebbend de dierbaren
ἥκω, τὸ σὸν δὲ προσκοπούμενος, γύναι,
kom ik, voor het jouwe bezorgd zijnde, vrouw,
ὡς μήτ᾽ ἀχρήμων σὺν τέκνοισιν ἐκπέσηις
opdat je noch zonder geld met je kinderen wordt verbannen,
μήτ᾽ ἐνδεής του·
noch gebrek hebbend aan iets.
πόλλ᾽ ἐφέλκεται φυγὴ κακὰ ξὺν αὑτῆι.
Een verbanning brengt veel ellende met zich mee
καὶ γὰρ εἰ σύ με στυγεῖς,
want ook als jij me haat
οὐκ ἂν δυναίμην σοὶ κακῶς φρονεῖν ποτε.
zou ik niet kunnen jou slecht gezind te zijn ooit.
Medea
ὦ παγκάκιστε, τοῦτο γάρ σ᾽ εἰπεῖν ἔχω
O allerslechtste, want zo kan ik je noemen
γλώσσηι μέγιστον εἰς ἀνανδρίαν κακόν·
met mijn tong, ten aanzien van je lafhartigheid als grootste scheldwoord.
ἦλθες πρὸς ἡμᾶς, ἦλθες ἔχθιστος γεγώς;
Je kwam naar ons, je kwam, de grootste vijand zijnde,
[θεοῖς τε κἀμοὶ παντί τ᾽ ἀνθρώπων γένει;]
[voor de goden en voor mij en voor heel het mensengeslacht.]
οὔτοι θράσος τόδ᾽ ἐστὶν οὐδ᾽ εὐτολμία,
Zeker geen moed is dit noch zelfvertrouwen,
φίλους κακῶς δράσαντ᾽ ἐναντίον βλέπειν,
je dierbaren slecht behandeld hebbend in het gezicht te zien,
ἀλλ᾽ ἡ μεγίστη τῶν ἐν ἀνθρώποις νόσων πασῶν, ἀναίδει᾽·
maar de ergste schaamteloosheid van alle mensenziektes;
εὖ δ᾽ ἐποίησας μολών·
Maar je deed er goed aan door te komen.
ἐγώ τε γὰρ λέξασα κουφισθήσομαι
Want ik zal, gesproken hebbend kwaad over jou, worden verlicht
ψυχὴν κακῶς σὲ καὶ σὺ λυπήσηι κλύων.
in mijn geest, en jij zal pijn lijden, het horend.
ἐκ τῶν δὲ πρώτων ἄρξομαι λέγειν.
Vanaf de eerste dingen zal ik beginnen te spreken.
ἔσωισά σ᾽, ὡς ἴσασιν Ἑλλήνων ὅσοι
Ik redde jou, zoals weten al degenen van de Hellenen die
ταὐτὸν συνεισέβησαν Ἀργῶιον σκάφος,
samen aan boord gingen van hetzelfde schip, de Argo,
πεμφθέντα
toen je gestuurd werd
ταύρων πυρπνόων ἐπιστάτην
als temmer van vuurspuwende stieren
ζεύγληισι καὶ σπεροῦντα θανάσιμον γύην·
met het juk, en om in te zaaien de doodbrengende akker.
δράκοντά θ᾽, ὃς πάγχρυσον ἀμπέχων δέρος
De slang, die, de geheel gouden vacht omvattend,
σπείραις ἔσωιζε πολυπλόκοις ἄυπνος ὤν,
met veelvuldige kronkelingen omvatte, zonder slaap zijnde,
κτείνασ᾽ ἀνέσχον σοι φάος σωτήριον.
gedood hebbend hield ik voor jou omhoog het reddende licht.
αὐτὴ δὲ πατέρα καὶ δόμους προδοῦσ᾽ ἐμοὺς
Zelf mijn vader en mijn huis verraden hebbend
τὴν Πηλιῶτιν εἰς Ἰωλκὸν ἱκόμην
bereikte ik het bij de Pelion gelegen Jolkos.
σὺν σοί, πρόθυμος μᾶλλον ἢ σοφωτέρα·
samen met jou, meer enthousiast dan wijs.
Πελίαν τ᾽ ἀπέκτειν᾽, ὥσπερ ἄλγιστον θανεῖν,
Pelias heb ik laten doden, zoals het ‘t pijnlijkst is om te sterven,
παίδων ὕπ᾽ αὐτοῦ, πάντα τ᾽ ἐξεῖλον δόμον.
door zijn kinderen, heel het huis heb ik vernietigd.
καὶ ταῦθ᾽ ὑφ᾽ ἡμῶν, ὦ κάκιστ᾽ ἀνδρῶν, παθὼν
En dat van ons, slechtste van de mannen, ondervonden hebbend.
προύδωκας ἡμᾶς, καινὰ δ᾽ ἐκτήσω λέχη
heb je ons verraden en een nieuw bed verworven.
παίδων γεγώτων·
Terwijl er kinderen waren geboren!
εἰ γὰρ ἦσθ᾽ ἄπαις ἔτι,
want als je nou nog kinderloos was,
συγγνώστ᾽ ἂν ἦν
zou het te begrijpen zijn
σοι τοῦδ᾽ ἐρασθῆναι λέχους.
dat je naar dit bed verlangde.
ὅρκων δὲ φρούδη πίστις,
Aan je eden ontbreekt de trouw,
οὐδ᾽ ἔχω μαθεῖν
en ik kan er niet achter komen
ἦ θεοὺς νομίζεις τοὺς τότ᾽ οὐκ ἄρχειν ἔτι,
of je denkt dat de goden van toen niet meer heersen!
ἢ καινὰ κεῖσθαι θέσμι᾽ ἀνθρώποις τὰ νῦν,
of dat er nieuwe wetten gelden voor de mensen nu.
ἐπεὶ σύνοισθά γ᾽ εἰς ἔμ᾽
Immers je weet dat je tegenover mij
οὐκ εὔορκος ὤν.
niet trouw aan je eden bent.
φεῦ δεξιὰ χείρ, ἧς σὺ πόλλ᾽ ἐλαμβάνου,
Ach, mijn rechterhand, die je vaak vasthield,
καὶ τῶνδε γονάτων, ὡς μάτην κεχρώισμεθα
en deze knieën, hoe zonder zin zijn we aangeraakt
κακοῦ πρὸς ἀνδρός,
door een slechte man,
ἐλπίδων δ᾽ ἡμάρτομεν.
in verwachtingen werden we teleurgesteld.
ἄγ᾽· ὡς φίλωι γὰρ ὄντι
Maar vooruit, alsof je een vriend bent
σοι κοινώσομαι.
zal ik je raadplegen.
– δοκοῦσα μὲν τί πρός γε σοῦ πράξειν καλῶς;
In welk opzicht menend bij jou succes te hebben?
ὅμως δ᾽· ἐρωτηθεὶς γὰρ
Hoewel, wanneer je vragen krijgt
αἰσχίων φανῆι –·
zul je nog schandelijker blijken!
νῦν ποῖ τράπωμαι;
Waarheen moet ik me nu wenden?
πότερα πρὸς πατρὸς δόμους,
Soms naar het huis van mijn vader?
οὓς σοὶ προδοῦσα
dat ik voor jou verraden hebbend
καὶ πάτραν ἀφικόμην;
én mijn vaderland hier ben aangekomen?
ἢ πρὸς ταλαίνας Πελιάδας;
Of naar de ongelukkige dochters van Pelias?
καλῶς γ᾽ ἂν οὖν δέξαιντό μ᾽ οἴκοις
Wel goed zouden zij me ontvangen in hun huis,
ὦν πατέρα κατέκτανον.
zij van wie ik de vader gedood heb!
ἔχει γὰρ οὕτω· τοῖς μὲν οἴκοθεν φίλοις
Want zo is het. Voor mijn dierbaren thuis
ἐχθρὰ καθέστηχ᾽,
ben ik een vijandin geworden;
οὓς δέ μ᾽ οὐκ ἐχρῆν
zij van wie het niet nodig was dat ik hen
κακῶς δρᾶν,
slecht behandelde.
σοὶ χάριν φέρουσα
Jou een dienst bewijzend
πολεμίους ἔχω.
heb ik hen als vijanden.
τοιγάρ με πολλαῖς
Daarom heb jij me in de ogen van velen
μακαρίαν Ἑλληνίδων ἔθηκας ἀντὶ τῶνδε·
van de Griekse vrouwen gelukkig gemaakt in ruil hiervoor.
θαυμαστὸν δέ σε ἔχω πόσιν
Een bewonderenswaardige man heb ik aan jou,
καὶ πιστὸν ἡ τάλαιν᾽ ἐγώ,
En trouw! Ik die ongelukkige,
εἰ φεύξομαί γε
als ik zal worden verbannen,
γαῖαν ἐκβεβλημένη,
uit het land gegooid,
φίλων ἔρημος,
verstoken van vrienden,
σὺν τέκνοις μόνη μόνοις
alleen met eenzame kinderen!
καλόν γ᾽ ὄνειδος τῶι νεωστὶ νυμφίωι,
Een ‘mooie’ schande voor de kersverse echtgenoot!
πτωχοὺς ἀλᾶσθαι παῖδας
Dat zijn kinderen als bedelaars rondzwerven,
ἥ τ᾽ ἔσωισά σε.
(en ik) die jou gered heb!
ὦ Ζεῦ, τί δὴ χρυσοῦ μὲν ὃς κίβδηλος ἦι
Zeus, waarom toch van goud dat vals is
τεκμήρι᾽ ἀνθρώποισιν ὤπασας σαφῆ,
hebt u aan de mensen duidelijke kenmerken gegeven.
ἀνδρῶν δ᾽ ὅτωι χρὴ
Maar van mannen waarvan het nodig is
τὸν κακὸν διειδέναι,
de slechte te onderscheiden
οὐδεὶς χαρακτὴρ ἐμπέφυκε σώματι;
is er geen enkel stempel aanwezig in het lichaam?
Χο. δεινή τις ὀργὴ καὶ δυσίατος πέλει,
Een wel vreselijke en moeilijk te genezen woede is er
ὅταν φίλοι φίλοισι συμβάλωσ᾽ ἔριν.
wanneer geliefden met geliefden ruzie krijgen!
Ια. δεῖ μ᾽, ὡς ἔοικε,
Het is nodig dat ik, naar het schijnt,
μὴ κακὸν φῦναι λέγειν,
niet slecht ben in het spreken!
ἀλλ᾽ ὥστε ναὸς κεδνὸν οἰακοστρόφον
Maar zoals van een schip een betrouwbare stuurman
ἄκροισι λαίφους κρασπέδοις ὑπεκδραμεῖν
de zeilen reeft ontsnap ik
τὴν σὴν στόμαργον,
aan jouw niet aflatend
ὦ γύναι, γλωσσαλγίαν.
krenkend gepraat, vrouw.
ἐγὼ δ᾽, ἐπειδὴ καὶ λίαν πυργοῖς χάριν,
Maar ik, omdat jij al te zeer opblaast je verdienste,
Κύπριν νομίζω
ik meen dat de Kyprische (Aphrodite)
τῆς ἐμῆς ναυκληρίας σώτειραν εἶναι
van mijn zeereis de redster was,
θεῶν τε κἀνθρώπων μόνην.
als enige van de goden en van de mensen.
σοὶ δ᾽ ἔστι μὲν νοῦς λεπτός·
Jij hebt wel een fijn verstand,
ἀλλ᾽ ἐπίφθονος λόγος διελθεῖν,
Maar het is een onzinnig verhaal om uiteen te zetten
ὡς Ἔρως σ᾽ ἠνάγκασε τόξοις ἀφύκτοις
dat Eros je dwong met zijn onontkoombare boog
τοὐμὸν ἐκσῶισαι δέμας.
mijn persoon te redden.
ἀλλ᾽ οὐκ ἀκριβῶς αὐτὸ θήσομαι λίαν·
Maar ik zal het niet al te scherp stellen.
ὅπηι γὰρ οὖν ὤνησας, οὐ κακῶς ἔχει.
Want zoals jij geholpen hebt is niet slecht.
μείζω γε μέντοι τῆς ἐμῆς σωτηρίας
Maar grotere dingen voor mijn redding
εἴληφας ἢ δέδωκας,
heb je gekregen dan gegeven,
ὡς ἐγὼ φράσω.
zoals ik aan zal tonen.
πρῶτον μὲν Ἑλλάδ᾽ ἀντὶ βαρβάρου χθονὸς
Allereerst: een Grieks in plaats van een barbaars land
γαῖαν κατοικεῖς καὶ δίκην ἐπίστασαι
bewoon je en met het recht heb je kennis gemaakt
νόμοις τε χρῆσθαι
en het beschermd zijn door wetten
μὴ πρὸς ἰσχύος χάριν·
zonder de willekeur van geweld!
πάντες δέ σ᾽ ἤισθοντ᾽ οὖσαν Ἕλληνες σοφὴν
Alle Grieken hebben gemerkt dat je slim bent.
καὶ δόξαν ἔσχες·
en je hebt naam gekregen.
εἰ δὲ γῆς ἐπ᾽ ἐσχάτοις
maar als je van de aarde in de uiterste
ὅροισιν ὤικεις,
grenzen zou wonen
οὐκ ἂν ἦν λόγος σέθεν.
zou er geen gepraat zijn over jou.
εἴη δ᾽ ἔμοιγε μήτε χρυσὸς ἐν δόμοις
Moge er voor mij zijn noch goud in mijn huis
μήτ᾽ Ὀρφέως κάλλιον ὑμνῆσαι μέλος,
noch de kunst om mooier dan Orpheus een lied te zingen
εἰ μὴ ᾽πίσημος ἡ τύχη γένοιτό μοι.
als mijn lot niet beroemd zou zijn.
τοσαῦτα μέν σοι τῶν ἐμῶν πόνων πέρι
Dat is alles wat ik je over mjn inspanningen
ἔλεξ᾽·
te zeggen heb.
ἅμιλλαν γὰρ σὺ προὔθηκας λόγων.
Want een wedstrijd lokte je uit van woorden.
ἃ δ᾽ ἐς γάμους μοι βασιλικοὺς
Wat betreft hetgeen je mij over het koninklijk huwelijk
ὠνείδισας,
veweten hebt,
ἐν τῶιδε δείξω πρῶτα μὲν σοφὸς γεγώς,
daarin zal ik eerst aantonen dat ik slim was,
ἔπειτα σώφρων, εἶτά σοι
vervolgens eerbaar, verder voor jou
μέγας φίλος καὶ παισὶ τοῖς ἐμοῖσιν
en voor mijn kinderen een grote vriend.
ἀλλ᾽ ἔχ᾽ ἥσυχος
Maar houd je rustig!
ἐπεὶ μετέστην δεῦρ᾽ Ἰωλκίας χθονὸς
Nadat ik hierheen was weggegaan uit het land Jolkos,
πολλὰς ἐφέλκων συμφορὰς ἀμηχάνους,
veel onoplosbare moeilijkheden met me meevoerend,
τί τοῦδ᾽ ἂν εὕρημ᾽ ηὗρον εὐτυχέστερον
welke gelukkigere vondst dan deze had ik kunnen vinden
ἢ παῖδα γῆμαι βασιλέως
dan de dochter van de koning te huwen,
φυγὰς γεγώς;
ik, een balling zijnde?
οὐχ, ἧι σὺ κνίζηι,
Niet – zoals jij , jezelf kwellend, denkt –
σὸν μὲν ἐχθαίρων λέχος,
omdat ik jouw bed haat,
καινῆς δὲ νύμφης ἱμέρωι πεπληγμένος,
noch getroffen door het verlangen naar een nieuwe bruid,
οὐδ᾽ εἰς ἅμιλλαν πολύτεκνον
noch naar een wedstrijd in (het hebben van) veel kinderen
σπουδὴν ἔχων·.
mij haastend.
ἅλις γὰρ οἱ γεγῶτες
Want de geboren kinderen zijn genoeg,
οὐδὲ μέμφομαι·
ik ben niet ontevreden.
ἀλλ᾽ ὡς, τὸ μὲν μέγιστον,
Maar (ik doe het) opdat, wat het belangrijkst is,
οἰκοῖμεν καλῶς
wij goed leven,
καὶ μὴ σπανιζοίμεσθα, γιγνώσκων ὅτι
en wij geen gebrek lijden, wetend dat
πένητα φεύγει πᾶς τις ἐκποδὼν φίλος,
voor een arme zich elke vriend uit de voeten maakt.
παῖδας δὲ θρέψαιμ᾽
en ik de kinderen grootbreng (op een manier)
ἀξίως δόμων ἐμῶν
die waardig is aan mijn huis.
σπείρας τ᾽ ἀδελφοὺς τοῖσιν ἐκ σέθεν τέκνοις
Verwekkend broers voor de kinderen van jou.
ἐς ταὐτὸ θείην,
In dezelfde positie breng ik hen,
καὶ ξυναρτήσας γένος
door hen tot één geslacht te maken,
εὐδαιμονοῖμην
dat zal tot mijn geluk zijn.
σοί τε γὰρ παίδων τί δεῖ;
Want waarom zou jij kinderen willen?
ἐμοί τε λύει
En ik heb voordeel van
τοῖσι μέλλουσιν τέκνοις
de toekomstige kinderen
τὰ ζῶντ᾽ ὀνῆσαι.
om de levende kinderen te helpen.
μῶν βεβούλευμαι κακῶς;
Dat heb ik toch niet slecht bedacht?
οὐδ᾽ ἂν σὺ φαίης,
Je zou dit nee bevestigen
εἴ σε μὴ κνίζοι λέχος.
als het bed je niet stak.
ἀλλ᾽ ἐς τοσοῦτον ἥκεθ᾽ ὥστ᾽
Maar tot zover zijn jullie gekomen dat,
ὀρθουμένης εὐνῆς
wanneer het bed in orde is,
γυναῖκες πάντ᾽ ἔχειν νομίζετε,
jullie vrouwen denken alles te hebben.
ἢν δ᾽ αὖ γένηται ξυμφορά τις ἐς λέχος,
Maar als er iets mis is met het bed
τὰ λῶιστα καὶ κάλλιστα
zouden jullie het beste en mooiste
Πολεμιώτατα τίθεσθε.
Als het meest vijandige beschouwen.
χρῆν γὰρ ἄλλοθέν ποθεν
Het zou goed zijn dat ergens anders vandaan
βροτοὺς παῖδας τεκνοῦσθαι,
stervelingen kinderen zouden verwekken,
θῆλυ δ᾽ οὐκ εἶναι γένος·
Dat het vrouwelijk geslacht er niet zou zijn.
χοὕτως ἂν οὐκ ἦν
En zo zou er zijn
οὐδὲν ἀνθρώποις κακόν.
geen enkel kwaad voor de mensen.
Χο. Ἰᾶσον, εὖ μὲν τούσδ᾽ ἐκόσμησας λόγους·
Jason, wel goed heb je deze woorden gekozen..
ὅμως δ᾽ ἔμοιγε,
Toch schijn je mij,
κεἰ παρὰ γνώμην ἐρῶ,
ook als ik tegen je verwachting zal spreken,
δοκεῖς προδοὺς σὴν ἄλοχον
door je echtgenote te verraden,
οὐ δίκαια δρᾶν.
niet rechtvaardige dingen te doen.
Μη. ἦ πολλὰ πολλοῖς εἰμι
Echt, in veel dingen ben ik het met velen
διάφορος βροτῶν.
van de stervelingen niet eens.
μοὶ γὰρ ὅστις ἄδικος ὢν
Voor mij geldt dat, wie, onrechtvaardig zijnde.
σοφὸς λέγειν πέφυκε,
knap in het spreken is,
πλείστην ζημίαν ὀφλισκάνει·
de meeste straf verdient.
γλώσσηι γὰρ αὐχῶν
Want verwachtend met zijn tong
τἄδικ᾽ εὖ περιστελεῖν,
zijn onrecht goed te verhullen
τολμᾶι πανουργεῖν·
waagt hij het om onrecht te begaan.
ἔστι δ᾽ οὐκ ἄγαν σοφός.
Maar hij is niet al te slim.
ὡς καὶ σύ·
Neem jou nou!
μή νυν εἰς ἔμ᾽ εὐσχήμων γένηι
Voor mij ben je geen fatsoenlijk iemand.
λέγειν τε δεινός.
Én toch knap in het spreken!
ἓν γὰρ ἐκτενεῖ σ᾽ ἔπος·
Één woord zal je vloeren!
χρῆν σ᾽,
Het was nodig dat jij,
εἴπερ ἦσθα μὴ κακός,
tenminste als je niet slecht was,
πείσαντά με γαμεῖν γάμον τόνδ᾽,
mij overtuigend dit huwelijk sloot,
ἀλλὰ μὴ σιγῆι φίλων.
en niet buiten medeweten van je dierbaren.
Ια. καλῶς γ᾽ ἄν οὖν σὺ
Ja, ik denk dat je je heel goed
τῶιδ᾽ ὑπηρέτεις λόγωι,
zou hebben geschikt in dit voorstel,
εἴ σοι γάμον κατεῖπον,
als ik aan jou een huwelijk had aangekondigd!
ἥτις οὐδὲ νῦν τολμᾶις μεθεῖναι
Jij die het zelfs nu niet op kan brengen te laten varen
καρδίας μέγαν χόλον.
de grote woede van je hart!
Μη. οὐ τοῦτό σ᾽ εἶχεν,
Niet dat hield je bezig,
ἀλλὰ βάρβαρον λέχος
maar een huwelijk met een niet-Griekse.
πρὸς γῆρας οὐκ εὔδοξον ἐξέβαινέ σοι.
Tegen (het begin van) je ouderdom leek dat je niet eervol.
Ια. εὖ νυν τόδ᾽ ἴσθι, μὴ γυναικὸς οὕνεκα
Weet dát nu goed dat ik niet vanwege een vrouw
γῆμαί με λέκτρα βασιλέων ἃ νῦν ἔχω,
het koninklijk huwelijk sloot dat ik nu heb,
ἀλλ᾽, ὥσπερ εἶπον καὶ πάρος,
Maar, zoals ik eerder al zei,
σῶσαι θέλων σέ,
omdat ik jou wilde redden,
καὶ τέκνοισι τοῖς ἐμοῖς ὁμοσπόρους φῦσαι
en (wilde) voor mijn kinderen verwekken van dezelfde vader
τυράννους παῖδας, ἔρυμα δώμασι.
koninklijke kinderen, als een bescherming voor het huis.
Μη. μή μοι γένοιτο λυπρὸς εὐδαίμων βίος
Moge mij niet ten deel vallen een pijnlijk rijk leven
μηδ᾽ ὄλβος ὅστις τὴν ἐμὴν κνίζοι φρένα.
en ook geen welvaart die mijn geest kwelt.
Jason
οἶσθ᾽ ὡς μέτευξαι, καὶ σοφωτέρα φανῆι;
Weet je hoe je moet veranderen om wijzer te blijken?
τὰ χρηστὰ μή σοι λυπρὰ φαινέσθω ποτέ,
Laten de goede dingen je nooit onaangenaam lijken,
μηδ᾽ εὐτυχοῦσα δυστυχὴς εἶναι δόκει.
en meen niet, gelukkig zijnde, ongelukkig te zijn.
Μη. ὕβριζ᾽, ἐπειδὴ σοὶ μὲν ἔστ᾽ ἀποστροφή,
Spot maar! Immers voor jou is er een toevluchtsoord.
ἐγὼ δ᾽ ἔρημος τήνδε φευξοῦμαι χθόνα.
Maar ik zal eenzaam dit land ontvluchten.
Ια. αὐτὴ τάδ᾽ εἵλου· μηδέν᾽ ἄλλον αἰτιῶ.
Zelf heb je dit gekozen! Beschuldig niemand anders.
Μη. τί δρῶσα; μῶν γαμοῦσα
Door wat te doen? Toch niet door te trouwen
καὶ προδοῦσά σε;
en jou te verraden?
Ια. ἀρὰς τυράννοις ἀνοσίους ἀρωμένη.
Goddeloze vervloekingen tegen de heersers uitend.
Μη. καὶ σοῖς ἀραία γ᾽ οὖσα τυγχάνω δόμοις.
Het treft dat ik ook voor jouw huis vloekbrengend ben!
Ια. ὡς οὐ κρινοῦμαι
(Weet) dat ik niet zal redetwisten
τῶνδέ σοι τὰ πλείονα.
met jou over de verdere punten hiervan.
ἀλλ᾽, εἴ τι βούληι παισὶν
Maar, als je iets wil voor de kinderen
ἢ σαυτῆς φυγῆι
of voor je eigen verbanning,
προσωφέλημα χρημάτων ἐμῶν λαβεῖν,
of hulp van mijn geld wil krijgen,
λέγ᾽· ὡς ἕτοιμος ἀφθόνωι δοῦναι χερὶ
zeg het. Want ik ben bereid met gulle hand te geven
ξένοις τε πέμπειν σύμβολ᾽,
en aan gastvrienden brieven te sturen,
οἳ δράσουσί σ᾽ εὖ.
die je goed zullen behandelen.
καὶ ταῦτα μὴ θέλουσα μωρανεῖς, γύναι·
En als je dat niet wil ben je niet goed wijs, vrouw.
λήξασα δ᾽ ὀργῆς
Wanneer je ophoudt met je toorn
κερδανεῖς ἀμείνονα.
zul je betere dingen winnen.
Μη. οὔτ᾽ ἂν ξένοισι τοῖσι σοῖς χρησαίμεθ᾽ ἂν,
Wij zullen niet van jouw vrienden gebruik maken,
οὔτ᾽ ἄν τι δεξαίμεσθα, μηδ᾽ ἡμῖν δίδου·
noch zullen wij iets aannemen; en geef niet aan ons!
κακοῦ γὰρ ἀνδρὸς
Want van een slechte man
δῶρ᾽ ὄνησιν οὐκ ἔχει.
hebben geschenken geen voordeel.
Ια. ἀλλ᾽ οὖν ἐγὼ μὲν δαίμονας μαρτύρομαι,
In elk geval roep ik de goden tot getuigen
ὡς πάνθ᾽ ὑπουργεῖν σοί τε καὶ τέκνοις θέλω·
dat ik in alle opzichten jou en de kinderen wil helpen.
σοὶ δ᾽ οὐκ ἀρέσκει τἀγάθ᾽,
Maar jou bevallen niet de goede dingen
ἀλλ᾽ αὐθαδίαι
Maar door je eigenzinnigheid
φίλους ἀπωθῆι·
stoot je vrienden van je af.
τοιγὰρ ἀλγυνῆι πλέον.
Daarom zul je nog meer pijn lijden.
Μη. χώρει· πόθωι γὰρ
Ga maar! Want door verlangen
τῆς νεοδμήτου κόρης
naar het pas getrouwde meisje
αἱρῆι χρονίζων δωμάτων ἐξώπιος.
word je gegrepen! Talmend buiten het huis.
νύμφευ᾽· ἴσως γάρ – σὺν θεῶι δ᾽ εἰρήσεται –
Trouw maar! Want misschien – met instemming van god -
γαμεῖς τοιοῦτον
zul je zo trouwen
ὥστε ἀρνεῖσθαι γάμον.
dat je dit huwelijk zou willen ontkennen!
Medea voelt zich verlaten · 2691 dagen geleden by Ad van den Ende
ἀλλ᾽
Maar genoeg hierover,
οὐ γὰρ αὑτὸς πρὸς σὲ κἄμ᾽ ἥκει λόγος·
want niet hetzelfde verhaal geldt voor u en voor mij.
σοὶ μὲν πόλις θ᾽ ἥδ᾽ ἐστὶ καὶ πατρὸς δόμοι
U hebt deze stad en een vaderlijk huis,
βίου τ᾽ ὄνησις
de vreugde van het leven
καὶ φίλων συνουσία,
en het gezelschap van vrienden,
ἐγὼ δ᾽ ἔρημος ἄπολις οὖσ᾽ ὑβρίζομαι
maar ik word, eenzaam, zonder stad, vernederd
πρὸς ἀνδρός, ἐκ γῆς βαρβάρου λεληισμένη,
door mijn man, uit een barbaars land geroofd.
οὐ μητέρ᾽, οὐκ ἀδελφόν, οὐχὶ συγγενῆ
Geen moeder, geen broer, geen verwant
μεθορμίσασθαι τῆσδ᾽ ἔχουσα συμφορᾶς.
om heen te vluchten uit deze ellende die ik heb.
τοσοῦτον οὖν σου τυγχάνειν βουλήσομαι,
Dit alleen zou ik van u willen verkrijgen
ἤν μοι πόρος
dat, als voor mij als uitweg
τις μηχανή τ᾽ ἐξευρεθῆι
een middel gevonden wordt
πόσιν δίκην τῶνδ᾽ ἀντιτείσασθαι κακῶν,
mijn man een straf te laten betalen voor deze ellende,
[τὸν δόντα τ᾽ αὐτῶι θυγατέρ᾽ ἥν τ᾽ ἐγήματο,]
[en degene die hem zijn dochter gaf, waarmee hij trouwde,]
σιγᾶν. γυνὴ γὰρ
te zwijgen. Want een vrouw
τἄλλα μὲν φόβου πλέα
mag dan in al het andere vol vrees,
κακή τ᾽ ἐς ἀλκὴν
(te) laf om zich te verdedigen (zijn)
καὶ σίδηρον εἰσορᾶν·
en om naar een zwaard om te zien,
ὅταν δ᾽ ἐς εὐνὴν
wanneer ze wat betreft haar huwelijksbed
ἠδικημένη κυρῆι,
toevallig onrechtvaardig is behandeld,
οὐκ ἔστιν ἄλλη φρὴν μιαιφονωτέρα.
dan is geen ander hart moordlustiger.
Χο.
Het koor
δράσω τάδ᾽· ἐνδίκως γὰρ ἐκτείσηι πόσιν,
Dat zal ik doen. Want terecht zul je straffen je echtgenoot,
Μήδεια. πενθεῖν δ᾽ οὔ σε θαυμάζω τύχας.
Medea. Dat je treurt over je lotgevallen verbaast me niet.
ὁρῶ δὲ καὶ Κρέοντα, τῆσδ᾽ ἄνακτα γῆς,
Maar ik zie ook Kreon, de heerser van dit land,
στείχοντα, καινῶν ἄγγελον βουλευμάτων.
aankomen, bode van nieuwe besluiten.
ΚΡΕΩΝ ·
σὲ τὴν σκυθρωπὸν καὶ πόσει θυμουμένην,
Ik heb bevolen dat jij, norse en op je man vertoornde
Μήδειαν εἶπον τῆσδε γῆς ἔξω περᾶν
Medea, uit dit land moet weggaan!
φυγάδα, λαβοῦσαν δισσὰ σὺν σαυτῆι τέκνα,
Als balling, met meename van twee kinderen van je.
καὶ μή τι μέλλειν·
En geenszins treuzelen,
ὡς ἐγὼ βραβεὺς λόγου τοῦδ᾽ εἰμί,
want ik ben de verantwoordelijke van dit bevel,
κοὐκ ἄπειμι πρὸς δόμους πάλιν,
en ik ga niet naar het paleis terug
πρὶν ἄν σε γαίας τερμόνων ἔξω βάλω.
voor ik je buiten de grenzen van het land heb gegooid.
Μη. αἰαῖ· πανώλης ἡ τάλαιν᾽ ἀπόλλυμαι.
Ach, geheel verloren, ongelukkig kom ik om.
ἐχθροὶ γὰρ ἐξιᾶσι πάντα δὴ κάλων,
Want vijanden zetten alle zeilen bij.
κοὐκ ἔστιν ἄτης εὐπρόσοιστος ἔκβασις.
En er is aan dit onheil geen gemakkelijk ontkomen.
ἐρήσομαι δὲ καὶ κακῶς πάσχουσ᾽ ὅμως·
Maar ik zal toch vragen, hoewel ik er slecht aan toe ben:
τίνος μ᾽ ἕκατι γῆς ἀποστέλλεις, Κρέον;
Waarom stuur jij mij uit het land, Kreon?
Κρ. δέδοικά σ᾽ – οὐδὲν δεῖ
Ik ben bang dat je – het is geenszins nodig
παραμπίσχειν λόγους –
Woorden als dekmantel te gebruiken! -
μή μοί τι δράσηις παῖδ᾽ ἀνήκεστον κακόν.
zult aandoen aan mijn kind een onherstelbaar kwaad.
συμβάλλεται δὲ πολλὰ τοῦδε δείματος·
Veel dingen dragen bij tot deze angst.
σοφὴ πέφυκας καὶ κακῶν πολλῶν ἴδρις,
Slim ben je en in veel slechte dingen bekwaam,
λυπῆι δὲ
Je bent bedroefd,
λέκτρων ἀνδρὸς ἐστερημένη.
van het huwelijksbed van je man beroofd.
κλύω δ᾽ ἀπειλεῖν σ᾽, ὡς ἀπαγγέλλουσί μοι,
Ik hoor dat jij dreigt, zoals ze mij berichten,
τὸν δόντα καὶ γήμαντα
aan de gever (van de bruid) en de huwende
καὶ γαμουμένην δράσειν τι.
en de bruid iets te zullen aandoen,
ταῦτ᾽ οὖν πρὶν παθεῖν φυλάξομαι.
daarvoor dus, vóór het te ondergaan, zal ik oppassen.
κρεῖσσον δέ μοι νῦν
Het is beter voor mij me nu
πρὸς σ᾽ ἀπεχθέσθαι, γύναι,
bij jou gehaat te maken, vrouw,
ἢ μαλθακισθένθ᾽
dan, na me te hebben laten vermurwen,
ὕστερον μέγα στένειν.
later luid te jammeren.
Μη. φεῦ φεῦ.
Ach! Ach!
οὐ νῦν με πρῶτον, ἀλλὰ πολλάκις, Κρέον,
Niet nu voor het eerst, maar dikwijls, Kreon,
ἔβλαψε δόξα μεγάλα
schaadde mijn grote reputatie me
τ᾽ εἴργασται κακά.
en bewerkte ellende.
χρὴ δ᾽ οὔποθ᾽ ὅστις ἀρτίφρων πέφυκ᾽ ἀνὴρ
Het is geenszins nodig, wie verstandig is, een man,
παῖδας περισσῶς ἐκδιδάσκεσθαι σοφούς·
zijn kinderen bovenmatig te laten onderwijzen tot wijzen;
χωρὶς γὰρ ἄλλης ἧς ἔχουσιν
want behalve dat zij ook nog hebben
ἀργίας
verwaarlozing van actieve bezigheid
φθόνον πρὸς ἀστῶν ἀλφάνουσι δυσμενῆ.
halen zij zich op de hals de vijandige afgunst van burgers,
σκαιοῖσι μὲν γὰρ καινὰ
want als je aan dommen nieuwe
προσφέρων σοφὰ
verstandige dingen voorlegt
δόξεις ἀχρεῖος κοὐ σοφὸς πεφυκέναι·
zul je schijnen nutteloos en niet wijs te zijn.
Vers 300
τῶν δ᾽ αὖ δοκούντων εἰδέναι τι ποικίλον
Maar van degenen die menen iets ingewikkelds te weten,
κρείσσων νομισθεὶς
wanneer je geacht wordt beter te zijn
ἐν πόλει λυπρὸς φανῆι.
dan zul je in de stad een lastpost schijnen.
ἐγὼ δὲ καὐτὴ τῆσδε κοινωνῶ τύχης.
Ook ik zelf deel dit lot.
σοφὴ γὰρ οὖσα,
Want omdat ik slim ben,
τοῖς μέν εἰμ᾽ ἐπίφθονος,
ben ik bij sommigen gehaat.
Τοῖς δ᾽ αὖ προσάντης·
Voor weer anderen lastig.
εἰμὶ δ᾽ οὐκ ἄγαν σοφή.
Terwijl ik niet eens erg slim ben
σὺ δ᾽ οὖν φοβῆι με,
Jij bent dus bang voor me,
μὴ τί πλημμελὲς πάθηις;
dat je iets slechts ondergaat?
οὐχ ὧδ᾽ ἔχει μοι
Maar zie het zo niet met mij.
μὴ τρέσηις ἡμᾶς, Κρέον,
Vrees ons niet, Kreon,
ὥστ᾽ ἐς τυράννους ἄνδρας ἐξαμαρτάνειν.
zo zou ik tegen mannen heersers een misdaad begaan!
σὺ γὰρ τί μ᾽ ἠδίκηκας;
Want waarin heb jij onrecht tegen mij begaan?
ἐξέδου κόρην
Je hebt je dochter uitgehuwelijkt
ὅτωι σε θυμὸς ἦγεν.
aan wie je hart je dat ingaf.
ἀλλ᾽ ἐμὸν πόσιν μισῶ·
Maar mijn man haat ik!
σὺ δ᾽, οἶμαι, σωφρονῶν ἔδρας τάδε.
Maar jij, denk ik, deed dit verstandig.
καὶ νῦν τὸ μὲν σὸν οὐ φθονῶ καλῶς ἔχειν·
En nu ben ik niet jaloers dat het met het jouwe goed gaat.
νυμφεύετ᾽, εὖ πράσσοιτε·
Trouwt, mogen jullie het goed maken.
Τήν δε δὲ χθόνα ἐᾶτέ μ᾽ οἰκεῖν.
Maar sta toe dat ik dit land bewoon!
καὶ γὰρ ἠδικημένοι
Want hoewel onrechtvaardig behandeld
σιγησόμεσθα,
zullen wij zwijgen,
κρεισσόνων νικώμενοι.
door sterkeren overwonnen.
Κρ. λέγεις ἀκοῦσαι μαλθάκ᾽,
Je zegt zo te horen geruststellende dingen.
ἀλλ᾽ ἔσω φρενῶν ὀρρωδία μοι
Maar in mijn binnenste is er angst
μή τι βουλεύηις κακόν,
dat jij iets slechts beraamt.
τοσῶιδε δ᾽ ἧσσον ἢ πάρος πέποιθά σοι·
Des te minder dan eerst vertrouw ik jou.
γυνὴ γὰρ ὀξύθυμος,
Want een opvliegende vrouw,
ὡς δ᾽ αὔτως ἀνήρ,
evenzeer als een man,
ῥάιων φυλάσσειν
is gemakkelijker te bewaken
ἢ σιωπηλὸς σοφός.
dan een zwijgzame wijze.
ἀλλ᾽ ἔξιθ᾽ ὡς τάχιστα,
Maar ga zo snel mogelijk weg,
μὴ λόγους λέγε·
vertel geen praatjes.
ὡς ταῦτ᾽ ἄραρε
Want dat staat vast,
κοὐκ ἔχεις τέχνην ὅπως
en je hebt geen mogelijkheid hoe
μενεῖς παρ᾽ ἡμῖν
je zult blijven bij ons,
οὖσα δυσμενὴς ἐμοί.
zijnde vijandig aan mij.
Μη. μή, πρός σε γονάτων τῆς τε νεογάμου κόρης.
Nee, bij je knieën en je pas gehuwde dochter!
Κρ. λόγους ἀναλοῖς·
Je verspilt woorden,
οὐ γὰρ ἂν πείσαις ποτέ.
want je zal me nooit overreden!
Μη. ἀλλ᾽ ἐξελᾶις με
Maar jij zal mij verdrijven
κοὐδὲν αἰδέσηι λιτάς;
en geenszins zul jij respecteren mijn smeekbeden?
Κρ. φιλῶ γὰρ οὐ σὲ μᾶλλον ἢ δόμους ἐμούς.
Want ik houd van jou niet meer dan van mijn huis.
Μη. ὦ πατρίς, ὥς σου κάρτα νῦν μνείαν ἔχω.
O vaderland, hoe zeer heb ik nu een herinnering aan jou!
Κρ. πλὴν γὰρ τέκνων
Want behalve mijn kinderen
ἔμοιγε φίλτατον πολύ.
is mij dat verreweg het dierbaarst.
Μη. φεῦ φεῦ,
Ach! Ach!
βροτοῖς ἔρωτες ὡς κακὸν μέγα.
Wat een grote ramp zijn liefdes voor stervelingen!
Κρ. ὅπως ἄν, οἶμαι,
Het hangt er van af hoe, denk ik.
καὶ παραστῶσιν τύχαι.
Er zullen ook omstandigheden zijn.
Μη. Ζεῦ, μὴ λάθοι σε
Zeus, moge u niet ontgaan
τῶνδ᾽ ὃς αἴτιος κακῶν.
wie schuldig is aan deze ellende!
Κρ. ἕρπ᾽, ὦ ματαία, καί μ᾽ ἀπάλλαξον πόνων.
Ga, dwaze, en bevrijd mij van deze beproevingen.
Μη. πονοῦμεν ἡμεῖς
Wij hebben (pas) zorgen,
κοὐ πόνων κεχρήμεθα.
en wij hebbeen geen gebrek aan beproevingen!
Κρ. τάχ᾽ ἐξ ὀπαδῶν χειρὸς
Snel zal jij door de hand van dienaren
ὠσθήσηι βίαι.
met geweld verjaagd worden.
Μη. μὴ δῆτα τοῦτό γ᾽,
Dat alsjeblieft niet
ἀλλά σ᾽ αἰτοῦμαι, Κρέον.
maar ik smeek je, Kreon!
Κρ. ὄχλον παρέξεις, ὡς ἔοικας, ὦ γύναι.
Jij zal last veroorzaken, naar het lijkt, vrouw!
Μη. φευξούμεθ᾽·
Wij zullen in ballingschap gaan.
οὐ τοῦθ᾽ ἱκέτευσά σου τυχεῖν.
Niet dat smeekte ik van jou te verkrijgen.
Κρ. τί δαὶ βιάζηι κοὐκ ἀπαλλάσσηι χθονός;
Waarom dan verzet je je en ga je niet weg uit het land?
Μη. μίαν με μεῖναι τήνδ᾽ ἔασον ἡμέραν
Sta me toe dat ik deze ene dag blijf!
καὶ ξυμπερᾶναι φροντίδ᾽
En een plan opmaak
ἧι φευξούμεθα,
waarheen we in ballingschap zullen gaan;
παισίν τ᾽ ἀφορμὴν τοῖς ἐμοῖς, ἐπεὶ πατὴρ
voor mijn kinderen een uitgangspunt, omdat hun vader
οὐδὲν προτιμᾶι μηχανήσασθαι τέκνοις.
geenszins moeite doet iets te bedenken voor de kinderen.
οἴκτιρε δ᾽ αὐτούς·
Heb medelijden met hen;
καὶ σύ τοι παίδων πατὴρ πέφυκας·
Ook jij bent toch een vader van kinderen!
εἰκὸς δέ σφιν εὔνοιάν σ᾽ ἔχειν.
Het is gepast dat jij welwillendheid voor hen hebt.
τοὐμοῦ γὰρ οὔ μοι φροντίς,
Want voor mijn (belang) heb ik geen zorg.
εἰ φευξούμεθα,
als wij in ballingschap zullen gaan,
κείνους δὲ κλαίω
maar hen beween ik,
συμφορᾶι κεχρημένους
omdat zij door een hard lot getroffen zijn.
Κρ. ἥκιστα τοὐμὸν λῆμ᾽ ἔφυ τυραννικόν,
Allerminst is mijn aard die van een tiran.
αἰδούμενος δὲ πολλὰ δὴ διέφθορα·
Meelevend heb ik al veel verloren.
καὶ νῦν ὁρῶ μὲν ἐξαμαρτάνων, γύναι,
Ook nu besef ik een fout te maken, vrouw.
ὅμως δὲ τεύξηι τοῦδε·
Toch zul je dit krijgen.
προυννέπω δέ σοι,
Maar ik verklaar je plechtig:
εἴ σ᾽ ἡ ᾽πιοῦσα λαμπὰς ὄψεται θεοῦ
Als de komende fakkel (de zon) van God jou zal zien
καὶ παῖδας ἐντὸς τῆσδε τερμόνων χθονός,
en de kinderen binnen de grenzen van dit land
θανῆι· λέλεκται μῦθος ἀψευδὴς ὅδε.
zul je sterven; dit woord is onherroepelijk gezegd.
νῦν δ᾽, εἰ μένειν δεῖ, μίμν᾽ ἐφ᾽ ἡμέραν μίαν·
Maar nu, als het nodig is te blijven, blijf voor één dag;
οὐ γάρ τι δράσεις δεινὸν
want niet zul jij iets vreselijks doen
ὧν φόβος μ᾽ ἔχει.
(van die dingen) waarvoor de angst mij beheerst.
Koor
φεῦ φεῦ, μελέα τῶν σῶν ἀχέων.
Ach! Ach! Rampzalige vanwege jouw smarten!
ποῖ ποτε τρέψηι;
Waarheen toch zul je je wenden?
τίνα πρὸς ξενίαν;
Naar welke gastvrijheid?
ἢ δόμον ἢ χθόνα
Zul je of een huis of een land
σωτῆρα κακῶν ἐξευρήσεις;
als redder uit ellende vinden?
ὡς εἰς ἄπορόν σε κλύδωνα θεός,
Want naar een niet over te steken golf
Μήδεια, κακῶν ἐπόρευσε.
van ellende, Medea, voerde God je.
Vreemdelingen en vrouwen hebben het moeilijk · 2692 dagen geleden by Ad van den Ende
Het koor komt op. Het heeft medelijden met Medea. Het verzoekt de voedster Medea te vragen om naar buiten te komen; misschien kan het koor haar troosten, De voedster voldoet aan dit verzoek.
Medea komt naar buiten en legt haar situatie uit. (214-270)
Μedea
Κορίνθιαι γυναῖκες, ἐξῆλθον δόμων,
Vrouwen van Corinthe, ik ging uit het huis
μή μοί τι μέμψησθ᾽·
opdat u me niet iets verwijt.
οἶδα γὰρ πολλοὺς βροτῶν
Ik weet immers dat velen onder de mensen
σεμνοὺς γεγῶτας, τοὺς μὲν ὀμμάτων ἄπο,
hooghartig zijn, sommigen uit het zicht,
τοὺς δ᾽ ἐν θυραίοις·
anderen in het openbaar.
οἱ δ᾽ ἀφ᾽ ἡσύχου ποδὸς
Weer anderen, door hun teruggetrokken levenswijze,
δύσκλειαν ἐκτήσαντο
krijgen een slechte reputatie
καὶ ῥαιθυμίαν.
en de naam van arrogant te zijn.
δίκη γὰρ οὐκ ἔνεστ᾽ ἐν ὀφθαλμοῖς βροτῶν,
Er is geen recht in de ogen van een mens,
ὅστις πρὶν ἀνδρὸς σπλάγχνον ἐκμαθεῖν σαφῶς
die, alvorens van een mens het innerlijk goed te kennen
στυγεῖ δεδορκώς,
hem haat als hij hem ziet,
οὐδὲν ἠδικημένος.
zonder enig onrecht ondervonden te hebben.
χρὴ δὲ ξένον μὲν
Het is nodig dat een vreemdeling
κάρτα προσχωρεῖν πόλει·
zich zeer aanpast aan de stad.
οὐδ᾽ ἀστὸν ἤινεσ᾽
Niet prijs ik een burger
ὅστις αὐθαδὴς γεγὼς
die in zijn hooghartigheid
πικρὸς πολίταις ἐστὶν ἀμαθίας ὕπο.
bot is voor zijn medeburgers uit domheid.
ἐμοὶ δ᾽ ἄελπτον πρᾶγμα
Mij heeft deze onverwachte gebeurtenis,
προσπεσὸν τόδε
die mij overviel,
ψυχὴν διέφθαρκ᾽·
mijn ziel verscheurd.
οἴχομαι
Ik ben weg (het is met mij gedaan)
δὲ καὶ βίου χάριν μεθεῖσα
en mijn levensvreugde verloren hebbend
κατθανεῖν χρήιζω, φίλαι.
verlang ik te sterven, vriendinnen.
ἐν ὧι γὰρ ἦν μοι πάντα
Hij, in wie immers alles voor mij was,
γιγνώσκω καλῶς,
en dat besef ik heel goed,
κάκιστος ἀνδρῶν ἐκβέβηχ᾽
blijkt de slechtste van de mensen:
οὑμὸς πόσις.
die echtgenoot van mij.
πάντων δ᾽ ὅσ᾽ ἔστ᾽ ἔμψυχα καὶ γνώμην ἔχει
Van alles wat bezield is en verstand heeft,
γυναῖκές ἐσμεν ἀθλιώτατον φυτόν·
zijn wij, vrouwen, het ongelukkigste schepsel.
ἃς πρῶτα μὲν δεῖ χρημάτων ὑπερβολῆι
Die eerst moet met een grote hoeveelheid geld
πόσιν πρίασθαι, δεσπότην τε σώματος
een man kopen, en hem als heerser over ons lichaam
λαβεῖν· κακοῦ γὰρ τοῦτ᾽ ἔτ᾽ ἄλγιον κακόν.
moet accepteren; en dit laatste is nog veel erger.
κἀν τῶιδ᾽ ἀγὼν μέγιστος,
En hierin zit een zeer groot risico:
ἢ κακὸν λαβεῖν
of je een slechte (man) krijgt
ἢ χρηστόν.
of een goede.
οὐ γὰρ εὐκλεεῖς ἀπαλλαγαὶ
Want ze zijn niet fatsoenlijk, echtscheidingen
γυναιξὶν οὐδ᾽ οἷόν
voor vrouwen, noch is het mogelijk
τ᾽ ἀνήνασθαι πόσιν.
een echtgenoot af te wijzen.
ἐς καινὰ δ᾽ ἤθη
Als ze met nieuwe gewoontes
καὶ νόμους ἀφιγμένην
en huisregels te maken krijgt
δεῖ μάντιν εἶναι,
moet ze wel een helderziende zijn
μὴ μαθοῦσαν οἴκοθεν,
omdat ze niet van huis uit weet
οἵτωι μάλιστα χρήσεται ξυνευνέτηι.
hoe ze het beste omgaat met haar bedgenoot.
κἂν μὲν τάδ᾽
En als we dat
ἡμῖν ἐκπονουμέναισιν εὖ
met veel inspanning goed voor elkaar krijgen
πόσις ξυνοικῆι
en onze echtgenoot (met ons) samenleeft
μὴ βίαι φέρων ζυγόν,
niet met tegenzin dragend het (huwelijks)juk
ζηλωτὸς αἰών·
dan is het leven benijdenswaardig.
εἰ δὲ μή, θανεῖν χρεών.
Zo niet, dan kun je beter sterven.
ἀνὴρ δ᾽, ὅταν τοῖς ἔνδον ἄχθηται ξυνών,
Een man, als hij zich ergert aan zijn huisgenoten,
ἔξω μολὼν ἔπαυσε καρδίαν ἄσης
naar buiten gaande verdrijft hij de verveling van zijn hart;
[ἢ πρὸς φίλον τιν᾽ ἢ πρὸς ἥλικα τραπείς·]
[óf tot een vriend óf tot een leeftijdgenoot wendt hij zich.]
ἡμῖν δ᾽ ἀνάγκη
Maar voor ons is het noodzaak
πρὸς μίαν ψυχὴν βλέπειν.
tegen één persoon aan te kijken.
λέγουσι δ᾽ ἡμᾶς ὡς ἀκίνδυνον βίον
Ze zeggen dat wij een ongevaarlijk leven
ζῶμεν κατ᾽ οἴκους, οἳ δὲ μάρνανται δορί·
leiden thuis, maar zij strijden met de lans.
κακῶς φρονοῦντες· ὡς τρὶς ἂν παρ᾽ ἀσπίδα
De dwazen. Ik zou me liever drie keer in het gelid
στῆναι θέλοιμ᾽ ἂν μᾶλλον ἢ τεκεῖν ἅπαξ.
op willen stellen dan één keer (een kind) te baren.
Medea · 2692 dagen geleden by Ad van den Ende
_ Vreemdelingen en vrouwen hebben het moeilijk._
_ Medea doodt de bruid en haar vader_
advandenende@gmail.com
Begin van de Medea · 2692 dagen geleden by Ad van den Ende
Voorgeschiedenis
Medea is een prinses uit een barbaars land, Colchis. Zij kan toveren.
Jason is de zoon van Aeson, de koning van het Griekse Jolkos. Als Jason nog klein is wordt zijn vader van de troon gestoten en verjaagd door diens halfbroer Pelias. Als Jason groot is geworden keert hij terug naar Jolkos. Pelias herkent hem niet, maar hij krijgt wel een voorspelling dat de nieuwkomer voor hem een bedreiging vormt. Hij stuurt Jason er op uit om het Gulden Vlies in Colchis voor hem te veroveren. Hij hoopt dat Jason niet terug zal keren.
Met het schip de Argo vaart Jason, samen met vijftig mannen, de “Argonauten”, naar Colchis.
Hij ontmoet Medea. Zij wordt verliefd op hem, en helpt hem door haar toverkunde de draak, die het Gulden Vlies bewaakt, te doden, en zo het Gulden Vlies te veroveren. Jason belooft met haar te trouwen.
Zij vluchten maar worden achtervolgd. Medea doodt haar broer, snijdt hem in stukken en gooit die een voor een in het water om hun achtervolgers op te houden.
Terug in Jolkos weigert Pelias afstand te doen van de troon, wat hij beloofd had. Medea spoort zijn dochters aan hem te doden. Zij spiegelt hun voor dat zij Pelias dan ten leven zou wekken en onsterfelijk zou maken. Dat laatste gebeurt niet. Uit angst voor wraak vluchten Jason en Medea naar Corinthe.
Koning Creon van Corinthe stelt Jason voor met zijn dochter te trouwen. Jason gaat daar op in. Medea is nog steeds verliefd op Jason.
(Teksten tussen vierkante haken zijn waarschijnlijk later door een ander toegevoegd.)
Proloog 1-130
Voedster
Εἴθ᾽ ὤφελ᾽ Ἀργοῦς μὴ διαπτάσθαι σκάφος
Och was het schip van de Argo maar nooit gevaren
Κόλχων ἐς αἶαν κυανέας Συμπληγάδας,
naar het land van de Kolchiërs door de donkere Symplegaden,
μηδ᾽ ἐν νάπαισι Πηλίου πεσεῖν ποτε
noch de dennenboom in de dalen van het Peliongebergte ooit gevallen
τμηθεῖσα πεύκη,
na te zijn omgehakt,
μηδ᾽ ἐρετμῶσαι χέρας
en had hij maar niet van roeiriemen voorzien de handen
5
ἀνδρῶν ἀρίστων, οἳ τὸ πάγχρυσον δέρος
van de zeer dappere mannen, die de algouden vacht
Πελίαι μετῆλθον. οὐ γὰρ ἂν δέσποιν᾽ ἐμὴ
voor Pelias gingen halen. Immers niet zou mijn meesteres
Μήδεια πύργους γῆς ἔπλευσ᾽ Ἰωλκίας
Medea naar de burchten van het land van Jolkos zijn gevaren,
ἔρωτι θυμὸν ἐκπλαγεῖσ᾽ Ἰάσονος·
door liefde in haar hart buiten zichzelf geraakt voor Jason.
οὐδ᾽ ἂν κτανεῖν πείσασα Πελιάδας κόρας
zij zou niet, na de dochters van Pelias overgehaald te hebben te doden
10
πατέρα κατώικει τήνδε γῆν Κορινθίαν
hun vader, bewonen dit Corinthische land
ξὺν ἀνδρὶ καὶ τέκνοισιν, ἁνδάνουσα μὲν
met haar man en kinderen, wel geliefd zijnde
φυγῆι πολιτῶν
door een vlucht bij de burgers
ὧν ἀφίκετο χθόνα,
van wie zij het land bereikte,
αὐτή τε πάντα ξυμφέρουσ᾽ Ἰάσονι·
en zelf in alles het eens zijnde met Jason.
ἥπερ μεγίστη γίγνεται σωτηρία,
iets wat de grootste zekerheid is
15
ὅταν γυνὴ πρὸς ἄνδρα
wanneer de vrouw met haar man
μὴ διχοστατῆι.
niet in onmin leeft.
νῦν δ᾽ ἐχθρὰ πάντα,
Maar nu zijn zij vijandig in alles
καὶ νοσεῖ τὰ φίλτατα.
en is de innige verstandhouding verziekt.
προδοὺς γὰρ αὑτοῦ τέκνα
Want na verraden te hebben zijn eigen kinderen
δεσπότιν τ᾽ ἐμὴν
en mijn meesteres
γάμοις Ἰάσων βασιλικοῖς εὐνάζεται,
slaapt Jason in een koninklijk bed
γήμας Κρέοντος παῖδ᾽,
na gehuwd te hebben de dochter van Kreoon,
ὃς αἰσυμνᾶι χθονός·
die heerst over dit land;
20
Μήδεια δ᾽ ἡ δύστηνος ἠτιμασμένη
Medea, de ongelukkige, vernederd,
βοᾶι μὲν ὅρκους,
roept zijn eden in herinnering,
ἀνακαλεῖ δὲ δεξιᾶς,
zij roept aan zijn belofte,
πίστιν μεγίστην,
de grootste belofte van trouw,
καὶ θεοὺς μαρτύρεται
en roept goden tot getuigen
οἵας ἀμοιβῆς ἐξ Ἰάσονος κυρεῖ.
wat voor een dank zij van Jason krijgt.
κεῖται δ᾽ ἄσιτος,
Zij ligt zonder eten,
σῶμ᾽ ὑφεῖσ᾽ ἀλγηδόσι,
haar lichaam overgevend aan verdriet,
25
τὸν πάντα συντήκουσα δακρύοις χρόνον,
de hele tijd wegsmeltend in tranen,
ἐπεὶ πρὸς ἀνδρὸς ἤισθετ᾽
omdat zij merkte dat zij door haar man
ἠδικημένη,
onrechtvaardig behandeld is,
οὔτ᾽ ὄμμ᾽ ἐπαίρουσ᾽
noch haar ogen opslaand
οὔτ᾽ ἀπαλλάσσουσα γῆς
noch losmakend van de grond
πρόσωπον· ὡς δὲ πέτρος ἢ θαλάσσιος
haar aangezicht; als een rotsblok of een zee-
κλύδων ἀκούει νουθετουμένη φίλων·
golf luistert zij naar de raad van vrienden.
30
ἢν μή ποτε
behalve als zij soms,
στρέψασα πάλλευκον δέρην
na gedraaid te hebben haar sneeuwwitte hals,
αὐτὴ πρὸς αὑτὴν πατέρ᾽ ἀποιμώξηι φίλον
zij zelf bij zichzelf haar dierbare vader bejammert
καὶ γαῖαν οἴκους θ᾽,
en haar land en huis,
οὓς προδοῦσ᾽ ἀφίκετο
welke verraden hebbend zij aankwam
μετ᾽ ἀνδρὸς ὅς σφε
met de man die haar
νῦν ἀτιμάσας ἔχει.
nu in een vernederende positie houdt.
ἔγνωκε δ᾽ ἡ τάλαινα συμφορᾶς ὕπο
De ongelukkige heeft door haar ongeluk ingezien
35
οἷον πατρώιας μὴ ἀπολείπεσθαι χθονός.
wat het is niet gescheiden te worden van je vaderland.
στυγεῖ δὲ παῖδας
Zij haat haar kinderen,
οὐδ᾽ ὁρῶσ᾽ εὐφραίνεται.
hen ziende verheugt zij zich niet.
δέδοικα δ᾽ αὐτὴν μή τι βουλεύσηι νέον·
Ik vrees dat zij iets ongehoords beraamt;
βαρεῖα γὰρ φρήν,
want bezwaard is haar hart,
οὐδ᾽ ἀνέξεται
zij zal het niet verdragen
κακῶς πάσχουσ᾽·
slecht behandeld te worden;
ἐγὦιδα τήνδε,
ik ken haar,
40
δειμαίνω τέ νιν
en ik vrees dat zij
μὴ θηκτὸν ὤσηι φάσγανον δι᾽ ἥπατος,
een scherp zwaard zal stoten door de lever,
σιγῆι δόμους ἐσβᾶσ᾽,
na in stilte het huis binnen te zijn gegaan,
ἵν᾽ ἔστρωται λέχος,
waar het bed is gespreid,
ἢ καὶ τύραννον τόν τε γήμαντα κτάνηι,
of ook de heerser en de bruidegom zal doden,
[κἄπειτα μείζω συμφορὰν λάβηι τινά.
en dat zij vervolgens een nog groter ongeluk veroorzaakt.]
δεινὴ γάρ·
want vreeswekkend is zij;
οὔτοι ῥαιδίως γε
en zeker niet gemakkelijk
45
συμβαλὼν ἔχθραν τις αὐτῆι
zal iemand die ruzie zoekt met haar
καλλίνικον οἴσεται.
de overwinningskrans behalen.
ἀλλ᾽ οἵδε παῖδες
Maar zie, de kinderen,
ἐκ τρόχων πεπαυμένοι
met het hardlopen opgehouden,
στείχουσι, μητρὸς οὐδὲν ἐννοούμενοι
komen, niet bemerkend van hun moeder
κακῶν· νέα γὰρ φροντὶς
de ellende; want een jonge denker
οὐκ ἀλγεῖν φιλεῖ.
houdt er niet van verdriet te hebben.
(De twee zoontjes en hun leraar komen op.)
ΠΑΙΔΑΓΩΓΟΣ ·
Begeleider
παλαιὸν οἴκων κτῆμα δεσποίνης ἐμῆς,
Oud huisbezit van mijn meesteres,
50
τί πρὸς πύλαισι τήνδ᾽ ἄγουσ᾽ ἐρημίαν
Waarom sta je bij de poorten zo eenzaam
ἕστηκας, αὐτὴ θρεομένη σαυτῆι κακά;
zelf weeklagend bij jezelf over ellende?
πῶς σοῦ μόνη Μήδεια λείπεσθαι θέλει;
Hoe zou Medea zonder jou achtergelaten willen worden?
Τρ. Voedster
τέκνων ὀπαδὲ πρέσβυ τῶν Ἰάσονος,
Oude begeleider van de kinderen van Jason,
χρηστοῖσι δούλοις ξυμφορὰ τὰ δεσποτῶν
voor goede slaven zijn een ramp de voor de meesters
55
κακῶς πίτνοντα, καὶ φρενῶν ἀνθάπτεται.
slecht uitpakkende dingen, en zij raken hun hart.
ἐγὼ γὰρ ἐς τοῦτ᾽ ἐκβέβηκ᾽
ik immers ben in die mate buiten mijzelf geraakt
ἀλγηδόνος,
van verdriet
ὥσθ᾽ ἵμερός μ᾽ ὑπῆλθε
dat het verlangen bij mij opkwam
γῆι τε κοὐρανῶι
aan aarde en hemel
λέξαι μολούσηι δεῦρο
te vertellen, na hierheen te zijn gegaan,
δεσποίνης τύχας.
de lotgevallen van mijn meesteres.
Πα. Begeleider
οὔπω γὰρ ἡ τάλαινα παύεται
Dus nog niet houdt de ongelukkige op
γόων;
met jammerklachten?
60
Τρ. Voedster
ζηλῶ σ᾽· ἐν ἀρχῆι πῆμα
Ik benijd je; in het begin is pas de rampspoed,
κοὐδέπω μεσοῖ.
en nog niet halverwege.
Πα. Begeleider
ὦ μῶρος –
O verdwaasde –
εἰ χρὴ δεσπότας εἰπεῖν τόδε·
als het geoorloofd is mijn meesters zo te noemen;
ὡς οὐδὲν οἶδε τῶν νεωτέρων κακῶν.
want niets weet zij van de nieuwere rampen.
Τρ. Voedster
τί δ᾽ ἔστιν, ὦ γεραιέ;
Wat is het, oude?
μὴ φθόνει φράσαι.
Misgun mij niet het mij mee te delen.
Πα. Begeleider
οὐδέν· μετέγνων καὶ τὰ πρόσθ᾽ εἰρημένα.
Niets! Ik herroep ook het eerder gezegde.
65
Τρ. Voedster
μή, πρὸς γενείου,
Niet, bij je baard,
κρύπτε σύνδουλον σέθεν·
verberg het voor een medeslaaf van jou;
σιγὴν γάρ, εἰ χρή,
want het stilzwijgen, als het nodig is,
τῶνδε θήσομαι πέρι.
zal ik bewaren over deze dingen.
Πα. Begeleider
ἤκουσά του λέγοντος,
Ik heb gehoord van iemand die het zei,
οὐ δοκῶν κλύειν,
terwijl ik niet scheen te luisteren,
πεσσοὺς προσελθών,
gaande naar (de plaats van) de damschijven,
ἔνθα δὴ παλαίτατοι θάσσουσι,
waar de oudsten zitten,
σεμνὸν ἀμφὶ Πειρήνης ὕδωρ,
rond het gewijde water van Peirene,
70
ὡς τούσδε παῖδας γῆς ἐλᾶν Κορινθίας
dat hij deze kinderen uit het land van Corinthe verdrijven
σὺν μητρὶ μέλλοι τῆσδε κοίρανος χθονὸς
wil met hun moeder, hij, de heerser van dit land
Κρέων. ὁ μέντοι μῦθος εἰ σαφὴς ὅδε
Kreoon. Dit verhaal echter, of dit waar is
οὐκ οἶδα· βουλοίμην δ᾽ ἂν οὐκ εἶναι τόδε.
weet ik niet; ik zou wel willen dat dit niet zo is.
Τρ. Voedster
καὶ ταῦτ᾽ Ἰάσων παῖδας ἐξανέξεται
En zal Jason dat verdragen, dat zijn kinderen
75
πάσχοντας, εἰ καὶ μητρὶ διαφορὰν ἔχει;
dat ondergaan, ook al heeft hij met hun moeder onenigheid?
Πα. Begeleider
παλαιὰ καινῶν λείπεται
Oude (verwantschappen) vervagen bij nieuwe verwantschappen,
κοὐκ ἔστ᾽ ἐκεῖνος τοῖσδε δώμασιν φίλος.
en hij is dit huis niet vriendelijk gezind.
Τρ. Voedster
ἀπωλόμεσθ᾽ ἄρ᾽,
Wij zijn dus verloren,
εἰ κακὸν προσοίσομεν νέον
als wij een nieuwe ramp voegen bij
παλαιῶι, πρὶν τόδ᾽ ἐξηντληκέναι.
een oude, nog vóór we deze hebben verwerkt.
80
Πα. Begeleider
ἀτὰρ σύ γ᾽ – οὐ γὰρ καιρὸς εἰδέναι τόδε
Maar jij – want het is niet het juiste moment dat zij dit weet,
δέσποιναν – ἡσύχαζε καὶ σίγα λόγον.
de meesteres – kom tot rust en verzwijg dit verhaal.
Τρ. Voedster
ὦ τέκν᾽, ἀκούεθ᾽ οἷος εἰς ὑμᾶς πατήρ;
Kinderen! Horen jullie hoe je vader is tegenover jullie?
ὄλοιτο μὲν μή· δεσπότης γάρ ἐστ᾽ ἐμός·
Moge hij niet omkomen; want hij is mijn meester;
ἀτὰρ κακός γ᾽ ὢν ἐς φίλους ἁλίσκεται.
maar hij wordt er op betrapt slecht te zijn voor zijn dierbaren.
85
Πα. Begeleider
τίς δ᾽ οὐχὶ θνητῶν;
Wie is dat niet van de stervelingen?
ἄρτι γιγνώσκεις τόδε,
Nu pas merk jij dit,
ὡς πᾶς τις αὑτὸν τοῦ πέλας μᾶλλον φιλεῖ,
hoe ieder zichzelf meer bemint dan de ander,
εἰ τούσδε γ᾽ εὐνῆς οὕνεκ᾽
als de vader dezen omwille van het huwelijksbed
οὐ στέργει πατήρ;
niet liefheeft?
Τρ. Voedster
ἴτ᾽ – εὖ γὰρ ἔσται –
Gaat – want het komt wel goed –
δωμάτων ἔσω, τέκνα.
het huis binnen, kinderen.
90
σὺ δ᾽ ὡς μάλιστα τούσδ᾽ ἐρημώσας ἔχε
Hou jij hen zoveel mogelijk geïsoleerd
καὶ μὴ πέλαζε μητρὶι.
en breng hen niet bij hun moeder,
δυσθυμουμένηι.
nu zij neerslachtig is.
ἤδη γὰρ εἶδον ὄμμα νιν ταυρουμένην
Want reeds zag ik haar onheilspellend kijkend
τοῖσδ᾽, ὥς τι δρασείουσαν·
naar hen, alsof zij iets wil doen;
οὐδὲ παύσεται χόλου,
en niet zal zij ophouden met haar woede,
σάφ᾽ οἶδα, πρὶν κατασκῆψαί τινα.
dat weet ik wél, voor hij iemand getroffen heeft.
95
ἐχθρούς γε μέντοι,
Moge zij echter haar vijanden,
μὴ φίλους, δράσειέ τι.
en niet haar vrienden, iets aandoen.
Medea, door Euripides · 5511 dagen geleden by Ad van den Ende
Het begin van de Medea
Vreemdelingen en vrouwen hebben het moeilijk
Medea voelt zich verlaten
Medea zint op wraak